Veiligheidsvoorschriften
2.5
Veiligheidsvoorschriften voor het gebruik
Normaal gebruik
2-6
• Doe niets waardoor de veiligheid kan worden beïnvloed!
• Alvorens met de werkzaamheden te beginnen moet u eerst vertrouwd raken met het
werkterrein. Tot de werkomgeving horen b.v. obstakels op het werkterrein en op straat.
Controleer bovendien het draagvermogen van de ondergrond en of de werkplek
voldoende is afgeschermd van openbare wegen
• Neem maatregelen om ervoor te zorgen dat het voertuig alleen wordt gebruikt wanneer
het veilig is en goed werkt!
Het voertuig enkel gebruiken als alle veiligheidsinrichtingen en inrichtingen die relevant
zijn voor de veiligheid, b.v. losmaakbare veiligheidsinrichtingen, geluiddemping, afzui-
ginrichtingen enz. voorhanden zijn en goed functioneren!
• Controleer het voertuig ten minste één keer per dag/ploeg op zichtbare beschadigingen
en gebreken! Geef veranderingen (ook voor wat betreft het werkgedrag) onmiddellijk
door aan de verantwoordelijke instantie/persoon! Voertuig indien nodig meteen
uitzetten en beveiligen!
• Bij functiestoringen voertuig onmiddellijk uitzetten en beveiligen! Storingen onmiddellijk
laten verhelpen!
• Start en bedien het voertuig uitsluitend vanaf de bestuurdersstoel!
• Voer in- en uitschakelprocessen uit zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing en let
op de controlelampjes!
• Vóór ingebruikneming (inschakelen / starten) van het voertuig garanderen, dat
niemand door de ingebruikneming van het voertuig in gevaar kan worden gebracht!
• Vóór aanvang van het rijden, ook na werkonderbrekingen, controleren, of voetrem,
parkeerrem (als de parkeerrem is aangetrokken, moet de rijaandrijving uitschakeld
zijn!), signaal- en verlichtingsinstallatie goed functionerend zijn!
• Bij het rijden op openbare straten, wegen, plaatsen, de plaatselijk geldende verkeers-
rechterlijke voorschriften in acht nemen en evt. het voertuig vooraf in de verkeersrech-
terlijk onberispelijke toestand brengen!
• Bij slecht zicht en duisternis mag de dumper alleen met verlichtingsinstallatie worden
gebruikt.
• Het meenemen van meer personen buiten de bestuurder is verboden!
• Let bij het rijden door onderdoorgangen, over bruggen, door tunnels of onder boven-
grondse leidingen etc. altijd op voldoende afstand!
• Houd altijd voldoende afstand tot de rand van bouwputten en bermen!
• Let bij werkzaamheden in gebouwen/afgesloten ruimtes op de
• doorrijhoogte
• breedte van de ingangen en
• maximale belasting van de bodem
• Zorg voor voldoende ventilatie van de ruimte: vergiftigingsgevaar! (Uitlaatgassen)
HA 1001/1501/2001 NL - Editie 3.0 * * 12001b210.fm