4.6
Sturen
Werkwijze
• Zwenk (13) de dissel naar links of rechts.
Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd.
Z
Bij elektrische stuurinrichting (o) eenvoudigere bediening door minder krachtzetting
bij de bediening.
4.7
Remmen
WAARSCHUWING!
Gevaar voor ongevallen bij het remmen
Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt wezenlijk af van de toestand
van de vloer en de bodemgesteldheid. De remweg van het interne transportmiddel
wordt op een natte en vuile vloer langer.
uDe bediener moet op de bodemgesteldheid letten en daarmee rekening houden bij
het remgedrag.
uIntern transportmiddel voorzichtig afremmen, zodat de last niet verschuift.
VOORZICHTIG!
uIn gevaarlijke situaties de dissel in de remstand zetten.
Het interne transportmiddel kan op drie manieren worden afgeremd:
– met de bedrijfsrem (rembereik B).
– met de uitlooprem.
– met de tegenstroomrem (remmen en rijrichting veranderen).
4.7.1
Remmen met de bedrijfsrem
Werkwijze
• Dissel (13) naar boven of onderen neigen in één van de rembereiken (B).
13
5
97