Download Print deze pagina

Advertenties

EJE 110 / 116 / 118 / 120
Gebruiksaanwijzing
51040410
02.11
04.07 -
H
EJE 110
EJE 116
EJE 118
EJE 120

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Jungheinrich EJE 110

  • Pagina 1 EJE 110 / 116 / 118 / 120 04.07 - Gebruiksaanwijzing 51040410 02.11 EJE 110 EJE 116 EJE 118 EJE 120...
  • Pagina 2 Conformiteitsverklaring Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Fabrikant of in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger Type Optie Serienr. Bouwjaar EJE 110 EJE 116 EJE 118 EJE 120 Aanvullende gegevens In opdracht Datum H EG-conformiteitsverklaring Ondergetekenden verklaren hierbij dat het genoemde aangedreven interne...
  • Pagina 4 Constructie, gewicht en afmetingen van de batterij hebben een aanmerkelijke invloed op de bedrijfsveiligheid van het interne transportmiddel, in het bijzonder ook op de stabiliteit en het draagvermogen. Het gebruik van ongeschikte, door Jungheinrich niet voor het interne transportmiddel vrijgegeven batterijen kan bij de energieterugwinning tot een verslechtering van de remeigenschappen van het interne transportmiddel leiden en bovendien aanmerkelijke schade aan de elektrische besturing veroorzaken.
  • Pagina 6 Duidt op gevaar van materiële schade. Als deze aanwijzing niet in acht wordt genomen, kan materiële schade het gevolg zijn. Staat voor aanwijzingen en toelichtingen. Duidt op de standaarduitvoering Duidt op de optionele uitvoering Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding is in handen van JUNGHEINRICH AG.
  • Pagina 7 Jungheinrich Aktiengesellschaft Am Stadtrand 35 22047 Hamburg - Deutschland Telefoon: +49 (0) 40/6948-0 www.jungheinrich.com...
  • Pagina 8 Inhoudsopgave Gebruik volgens bestemming..........Algemeen ....................Gebruik volgens bestemming ..............Toegestane gebruiksvoorwaarden ............Verplichtingen van de exploitant.............. Aanbouwen van aanbouwapparaten en/of toebehoren......Beschrijving van het voertuig ..........Beschrijving van de toepassing ............... Voertuigtypen en nominaal hefvermogen..........Beschrijving van modules en functies ............. Overzicht modules ...................
  • Pagina 9 Bediening ................Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel ... Beschrijving van de indicatie- en bedienelementen ........ Ladingindicatie..................Intern transportmiddel in gebruik nemen ..........Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling ....Gebruiksklaar maken................Intern transportmiddel veilig parkeren ............. Batterijverbruik-bewaker ................Werken met het interne transportmiddel ..........
  • Pagina 10 Maatregelen vóór de stillegging............... Noodzakelijke maatregelen tijdens de stillegging ........Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen 100 Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren..........100...
  • Pagina 12 Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden.
  • Pagina 14 A Gebruik volgens bestemming Algemeen Het in deze handleiding beschreven interne transportmiddel is geschikt voor het heffen, neerlaten en vervoeren van lasten. Het interne transportmiddel moet volgens de aanwijzingen in deze handleiding worden gebruikt, bediend en onderhouden. Een ander gebruik is niet volgens de bestemming en kan leiden tot lichamelijk letsel, beschadiging van het interne transportmiddel of andere materiële schade.
  • Pagina 15 Verplichtingen van de exploitant Exploitant in de zin van deze handleiding is iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het interne transportmiddel zelf gebruikt of in wiens opdracht het wordt gebruikt. In bijzondere situaties (bijvoorbeeld leasen of huren) is de exploitant de persoon die volgens de bestaande overeenkomst tussen eigenaar en gebruiker van het interne transportmiddel de genoemde verplichtingen tijdens het gebruik moet waarnemen.
  • Pagina 16 B Beschrijving van het voertuig Beschrijving van de toepassing Het EJE 110 / 116 / 118 / 120 is bedoeld voor gebruik op een effen vloer, voor transport van goederen. U kunt pallets met open bodemsteunen of met dwarslatten buiten het bereik van de lastwielen, of rolwagens opnemen. Het hefvermogen is aangegeven op het hefvermogenplaatje Qmax.
  • Pagina 17 Beschrijving van modules en functies Overzicht modules Aanduiding Aanduiding t Botsveiligheidsknop o Geïntegreerde lader 24 V / 30 A (inclusief veiligheidsschakeling) t Rijschakelaar t Verbruikindicatie o Afleesinstrument (CANDIS) t Knop voor langzaam rijden t Contactslot o Bedieningspaneel (CANCODE) o Contactsleutel (uitgebreid met tweede niveau voor ontluchten van de remmen) t Dissel...
  • Pagina 18 t = standaarduitvoering o = optionele uitvoering...
  • Pagina 19 Functiebeschrijving Veiligheidsvoorzieningen – Met de gesloten, gladde voertuigcontour en de afgeronde randen kan het interne transportmiddel veilig worden gebruikt. – De wielen zijn rondom voorzien van een stabiele bumper. – In gevaarlijke situaties kunnen alle elektrische functies worden uitgeschakeld met de NOODSTOP-schakelaar.
  • Pagina 20 Technische gegevens Technische gegevens volgens VDI 2198. Technische veranderingen en aanvullingen voorbehouden. Vermogensgegevens Aanduiding EJE 110 EJE 116 EJE 118 EJE 120 Q Nominale hefcapaciteit 1000 1600 1800 2000 C Lastzwaartepunt-afstand bij standaard vorklengte *) Rijsnelheid 5,0 / 5,0 6,0 / 6,0...
  • Pagina 21 Afmetingen...
  • Pagina 22 Aanduiding EJE 110 /116 / 118 / 120 Korte versie h3 Hef h13 Lastopnamemiddel gedaald h14 Hoogte van dissel in rijstand min / max 797 / 1313 Y* Wielstand, (kort, lang) 1255 / 1326 mm Totaallengte (kort, lang) 1644 / 1715 mm...
  • Pagina 23 Gewichten Aanduiding EJE 110 EJE 116 EJE 118 EJE 120 Eigengewicht; z / m 439 / 508 439 / 508 441 / 510 445 / 514 Aslast met last 737 / 1302 737 / 1302 787 / 1454 836 / 1609 kg...
  • Pagina 24 EN-normen Gemiddeld geluidsdrukniveau – EJE 110 / 116 / 118 / 120: 70 dB(A) conform EN 12053 in overeenstemming met ISO 4871. Het gemiddelde geluidsdrukniveau wordt bepaald conform de normgegevens en omvat het geluidsdrukniveau bij het rijden, heffen en stationair draaien. Het geluidsdrukniveau wordt gemeten bij het oor van de chauffeur.
  • Pagina 25 Gebruiksvoorwaarden Omgevingstemperatuur – bij gebruik 5°C tot 40°C Bij continu gebruik onder extreme schommelingen in temperatuur of luchtvochtigheid is voor interne transportmiddelen een speciale uitrusting en toestemming vereist. Elektrische eisen De producent bevestigt de naleving van de eisen voor het ontwerp en de vervaardiging van de elektrische uitrusting bij gebruik van het interne transportmiddel volgens de bestemming op grond van EN 1175 "Veiligheid van gemotoriseerde transportwerktuigen - Elektrische eisen".
  • Pagina 26 Kentekenplaatsen en typeplaatjes Pos Aanduiding Typeplaatje, voertuig Hefvermogen Qmax Verbodsbord „Meerijden verboden“ Bevestigingspunt voor laden met een kraan Goedkeuringsplaatje (o) Typeaanduiding...
  • Pagina 27 Typeplaatje Pos. Naam Pos. Naam Type Bouwjaar Serienummer Lastzwaartepunt-afstand in mm Nominaal hefvermogen in kg Aandrijfvermogen Batterijspanning in V Batterijgewicht min/max in kg Leeg gewicht zonder batterij in kg Fabrikant Optie Logo van de fabrikant Vermeld bij vragen over het interne transportmiddel of bij het bestellen van onderdelen het serienummer.
  • Pagina 28 EJC 110 / 112 / 212 EJC 214-220 / EJC 212z-220z EJE 110 / 116 / 118 / 120 EJE C20 EMC 110 / EMC B10 De bedrijfsuren worden geteld, als het interne transportmiddel bedrijfsklaar is en één van de volgende bedieningselementen werd bediend: –...
  • Pagina 30 C Transport en eerste inbedrijfstelling Laden met een kraan WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door ondeskundig laden met kraan Bij gebruik van ongeschikte hefmiddelen en een onjuiste toepassing van hefmiddelen, kan het interne transportmiddel tijdens het laden met de kraan naar beneden vallen.
  • Pagina 31 Transport WAARSCHUWING! Ongecontroleerde bewegingen tijdens het transport Een ondeskundige borging van het interne transportmiddel en de heftmast tijdens het transport kan tot ernstige ongevallen leiden. Het laden moet worden uitgevoerd door eigen geschoold vakpersoneel volgens de aanbevelingen van de richtlijnen VDI 2700 en VDI 2703. Leg de juiste dimensionering en de realisering van veiligheidsmaatregelen voor het laden gedetailleerd vast.
  • Pagina 32 Eerste inbedrijfstelling VOORZICHTIG! Intern transportmiddel uitsluitend batterijstroom rijden! Gelijkgerichte wisselstroom beschadigt de elektronische onderdelen. Kabelverbindingen naar de batterij (sleepkabels) moeten korter zijn dan 6 m en moeten een leidingdoorsnede van 50 mm² hebben. AANWIJZING U mag geen lasten heffen wanneer het interne transportmiddel via een losse aansluitkabel door een externe batterij wordt gevoed.
  • Pagina 34 D Batterij onderhouden, opladen, vervangen Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen Onderhoudspersoneel Uitsluitend hiervoor opgeleid personeel mag de batterijen opladen, onderhouden en vervangen. Neem bij het uitvoeren van de werkzaamheden deze handleiding en de voorschriften van de producent van de batterij en het batterijlaadstation in acht. Brandpreventiemaatregelen Als er met batterijen wordt gewerkt, mag er niet worden gerookt en mag er geen open vuur worden gebruikt.
  • Pagina 35 WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen en letsel bij het hanteren van batterijen De batterijen bevatten opgelost zuur, dat giftig en bijtend is. Vermijd beslist contact met batterijzuur. Voer de oude batterijzuren volgens de voorschriften af. Bij alle werkzaamheden aan de batterijen moet er beslist beschermende kleding en oogbescherming worden gedragen.
  • Pagina 36 Batterijtypen Afhankelijk van de uitvoering wordt het interne transportmiddel uitgerust met een bepaald batterijtype. De onderstaande tabel toont onder vermelding van het vermogen, welke combinatie als standaard is voorzien: Het batterijgewicht is vermeld op het typeplaatje van de batterij. Batterijen met niet- geïsoleerde polen moeten afgedekt zijn met een slipvaste isoleermat.
  • Pagina 37 Batterij vrijmaken VOORZICHTIG! Beknellinggevaar Bij het sluiten van de klep/afdekking mag er zich niets tussen klep/afdekking en intern transportmiddel bevinden. WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddel Parkeren van het interne transportmiddel op hellingen of met opgeheven last en/of opgeheven lastopnamemiddel is gevaarlijk en niet toegestaan.
  • Pagina 39 Batterij laden WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken. Het aansluiten en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de batterijstekker mag alleen plaatsvinden als het laadstation en interne transportmiddel is uitgeschakeld.
  • Pagina 40 Batterij laden met stationaire lader Batterij opladen Voorwaarden – Batterij vrijmaken, (zie "Batterij vrijmaken" op pagina 32). Werkwijze • Batterijstekker (34) van de voertuigstekker halen. • Batterijstekker (34) met de laadkabel (35) van de stationaire lader verbinden. • Laadproces overeenkomstig de handleiding van de lader starten. Batterij wordt geladen.
  • Pagina 41 De geïntegreerde lader die bestaat uit batterijlader en batterijcontroller mag niet worden geopend. Bij storingen moet de service van producent worden ingelicht. De lader mag alleen worden gebruikt voor de door Jungheinrich geleverde batterijen of andere batterijen die door aanpassingen van de service van de producent geschikt zijn voor het interne transportmiddel.
  • Pagina 42 Natte batterij: PzS met pulskarakteristiek 200 - 400 Ah Natte batterij: PzM met pulskarakteristiek 180 - 400 Ah Jungheinrich 100 - 300 Ah AANWIJZING Alle overige standen van de schakelaar (36) blokkeren de lader resp. de batterij wordt niet geladen.
  • Pagina 43 Het laden starten met geïntegreerde lader Netaansluiting Netspanning: 230 V / 110 V (+10/-15%) Netfrequentie: 50 Hz / 60 Hz De stroomkabel van de lader (38) is in de voorkap of in de batterijruimte geïntegreerd. Batterij opladen Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, (zie "Intern transportmiddel veilig parkeren"...
  • Pagina 44 Laden van batterij beëindigen, het voertuig weer bedrijfsklaar maken AANWIJZING Wanneer het laden voortijdig wordt onderbroken, is niet de volledige batterijcapaciteit beschikbaar Voorwaarden – Batterij is volledig geladen. Werkwijze • Netstekker (38) uit het stopcontact trekken en met kabel volledig in het opbergvak opbergen.
  • Pagina 45 LED-indicatie (39) Groene LED (laadtoestand) brandt Laden voltooid; batterij is vol. (laadpauze, druppelladen of compensatieladen). knippert Laadproces. langzaam knippert snel Indicatie bij het begin van het laden of na instelling van een nieuwe karakteristiek. Aantal knipperpulsen komt overeen met de ingestelde karakteristiek. Rode LED (storing) brandt Overtemperatuur.
  • Pagina 46 Batterij demonteren en monteren WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen bij het uit- en inbouwen van de batterij Door het gewicht en de batterijzuren, kan er bij het uit- en inbouwen van de batterij letsel ontstaan. De paragraaf „Veiligheidsvoorschriften bij de omgang met zuurbatterijen“ in dit hoofdstuk in acht nemen.
  • Pagina 47 Verwisseling batterij naar boven Batterij demonteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig neerzetten, (zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 53). – Batterij vrijmaken, (zie "Batterij vrijmaken" op pagina 32). Werkwijze • Batterijstekker voertuigstekker halen. De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat hij bij het eruit trekken van de batterij niet kan worden afgesneden.
  • Pagina 48 De batterij er zijwaarts uitnemen Batterij demonteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig geparkeerd,(zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 53) – Batterij is vrijgelegd, (zie "Batterij vrijmaken" op pagina 32) Werkwijze • Batterijstekker van de voertuigstekker halen. • Kantel de batterijvergrendeling (41) tot aan de aanslag. •...
  • Pagina 50 E Bediening Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel Rijbevoegdheid Het interne transportmiddel mag alleen worden gebruikt door personen die zijn opgeleid in de bediening van het interne transportmiddel, die hun vaardigheden in het rijden en hanteren van lasten hebben gedemonstreerd aan de exploitant of diens gemachtigde, en die van deze persoon nadrukkelijk opdracht hebben gekregen tot het bedienen van het interne transportmiddel.
  • Pagina 51 bereik waar vallende lasten of een dalende / vallende werkinrichting terecht kunnen komen. Onbevoegde personen uit de gevarenzone sturen. Bij gevaar voor personen moet er tijdig een waarschuwingsteken worden gegeven. Wanneer onbevoegden ondanks opdracht daartoe de gevarenzone niet verlaten, het interne transportmiddel onmiddellijk tot stilstand brengen. Veiligheidsvoorzieningen en waarschuwingsborden De in deze handleiding beschreven veiligheidsvoorzieningen, waarschuwingsborden ((zie "Kentekenplaatsen en typeplaatjes"...
  • Pagina 52 Beschrijving van de indicatie- en bedienelementen 9, 45 10, 46...
  • Pagina 53 Pos Bedien-/schermelement EJE 110 functie EJE 116 EJE 118 EJE120 42 Knop - lastopnamemiddel Lastopnamemiddel neerlaten. neerlaten 43 Knop - lastopnamemiddel Lastopnamemiddel heffen. heffen Rijschakelaar Regelt de rijrichting en de rijsnelheid. Botsveiligheidsknop Veiligheidsfunctie botsveiligheidsknop, die bij bediening van het interne...
  • Pagina 54 Pos Bedien-/schermelement EJE 110 functie EJE 116 EJE 118 EJE120 10 Contactslot – Vrijgave van het interne transportmiddel door inschakelen van de regelspanning – Door de sleutel uit het contactslot te trekken, beveiligt u het interne transportmiddel tegen inschakelen door onbevoegden...
  • Pagina 55 Ladingindicatie Nadat het interne transportmiddel is vrijgeschakeld door sleutelschakelaar, codeslot of ISM wordt de laadtoestand van de batterij weergegeven. De lichtkleuren van de LED (47) geven de volgende toestanden aan: Kleur van LED Restcapaciteit groen 40 - 100 % oranje 30 - 40 % groen/oranje 20 - 30 %...
  • Pagina 56 Intern transportmiddel in gebruik nemen Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Beschadigingen en overige gebreken aan het interne transportmiddel of aanbouwapparaat (bijzondere uitvoeringen) kunnen tot ongevallen leiden. Wanneer bij de volgende controles beschadigingen of overige gebreken aan het interne transportmiddel aanbouwapparaat...
  • Pagina 57 Gebruiksklaar maken Intern transportmiddel inschakelen Voorwaarden – Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling uitgevoerd, (zie "Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling" op pagina 51). Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar (6) door trekken inschakelen. • Intern transportmiddel inschakelen, daarvoor • sleutel in het contactslot (10) steken en tot de aanslag naar rechts draaien. •...
  • Pagina 58 Intern transportmiddel veilig parkeren WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door een ongeborgd intern transportmiddel Plaatsing van het interne transportmiddel op hellingen zonder geactiveerde rem of met omhooggebrachte last cq. omhooggebracht lastopnamemiddel is gevaarlijk en is in principe niet toegestaan. Plaats het interne transportmiddel alleen op een vlakke ondergrond. Borg het interne transportmiddel in speciale gevallen met bijvoorbeeld wiggen.
  • Pagina 59 Werken met het interne transportmiddel Veiligheidsregels voor het rijden Rijwegen en werkzones Er mag uitsluitend over wegen worden gereden, die zijn vrijgegeven voor verkeer. Onbevoegde derden mogen niet in het werkbereik komen. U mag de last uitsluitend op de daarvoor bedoelde plaatsen neerzetten. Het interne transportmiddel mag uitsluitend worden bewogen in werkzones, waarin er voldoen licht is, om gevaren voor personen en materiaal te voorkomen.
  • Pagina 60 In liften en op laadbruggen rijden U mag uitsluitend in liften rijden, wanneer deze voldoende hefvermogen hebben, constructief geschikt zijn om te worden bereden, en door de eigenaar zijn vrijgegeven om te worden bereden. Dit moet worden gecontroleerd voordat u in de lift of op de laadbrug rijdt.
  • Pagina 61 NOODSTOP, rijden, sturen en remmen 4.2.1 NOODSTOP NOODSTOP indrukken Werkwijze VOORZICHTIG! Gevaar op ongevallen Voorwerpen mogen de werking van de NOODSTOP-schakelaar niet beïnvloeden. NOODSTOP-schakelaar (6) niet als bedrijfsrem gebruiken. • NOODSTOP-schakelaar (6) indrukken. Alle elektrische functies zijn uitgeschakeld. Het interne transportmiddel wordt automatisch afgeremd tot aan stilstand.
  • Pagina 62 4.2.3 Rijden VOORZICHTIG! Uitsluitend met gesloten en correct vergrendelde kap rijden. Wanneer u door strokengordijnen, klapdeuren en dergelijke rijdt, erop letten, dat deurdelen niet de botsveiligheidsknop bedienen. Voorwaarden – Intern transportmiddel in gebruik nemen, (zie "Intern transportmiddel in gebruik nemen" op pagina 51) Werkwijze •...
  • Pagina 63 4.2.4 Langzaam rijden VOORZICHTIG! Wanneer u de knop „Langzaam rijden” (3) indrukt, moet u bijzonder goed opletten. De rem wordt pas na het loslaten van de knop „Langzaam rijden“ geactiveerd. In gevarensituaties remt u het interne transportmiddel door de knop „Langzaam rijden”...
  • Pagina 64 4.2.5 Sturen Werkwijze • Zwenk (4) de dissel naar links of rechts. Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd.
  • Pagina 65 4.2.6 Remmen Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt in belangrijke mate af van de toestand van de rijweg. De bestuurder moet daar tijdens het rijden rekening mee houden. U kunt het interne transportmiddel op de volgende manieren remmen: – met de tegenstroomrem (rijschakelaar) –...
  • Pagina 66 Remmen met de motorrem Werkwijze • Wanneer de rijrichtingschakelaar in de 0-stand staat, wordt het interne transportmiddel afgeremd met energieterugwinning. Het interne transportmiddel wordt met de uitrolrem generatorisch afgeremd tot aan stilstand. Daarna wordt de rem geactiveerd. Bij het remmen met motorrem volgt een energieterugwinning naar batterij, waardoor een langere gebruiksduur bereikt wordt.
  • Pagina 67 Lasten opnemen Voorwaarden – Last correct op pallet geplaatst. – Gewicht van de last komt overeen met het hefvermogen interne transportmiddel. – Bij zware lasten zijn tandvorken gelijkmatig belast. 48 49 Werkwijze • Intern transportmiddel langzaam naar de pallet rijden. •...
  • Pagina 68 Lasten neerzetten AANWIJZING Lasten mogen niet worden neergezet op verkeer- en vluchtroutes, niet vóór veiligheidsvoorziening en bedrijfsinrichtingen, die op ieder moment toegankelijk moeten zijn. Voorwaarden – Opslagplaats geschikt voor het opslaan van de last. Werkwijze • Intern transportmiddel voorzichtig naar de magazijnlocatie rijden. •...
  • Pagina 69 Storingshulp Dit hoofdstuk maakt het de gebruiker mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgen van een verkeerde bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren van de storingen moet u de volgorde van de in de tabel genoemde handelingen aanhouden.
  • Pagina 70 Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen WAARSCHUWING! Ongecontroleerde beweging van het interne transportmiddel Bij het uitschakelen van de remmen moet u het interne transportmiddel op een vlakke vloer plaatsen, omdat geen remwerking meer aanwezig is. Zet de rem niet los op hellingen. Onlucht de rem weer op de plaats van bestemming.
  • Pagina 71 Extra uitrusting Noodbedrijf met servicesleutel GF60 WAARSCHUWING! Voertuigbeweging door geloste rem De servicesleutel GF60 mag voor het normale gebruik van het interne transportmiddel niet in het voertuig blijven. De servicesleutel mag enkel door een geïnstrueerde persoon (bijv. de magazijnchef) bewaard worden. Rem bij een op- of aflopende helling niet loslaten, omdat het interne transportmiddel vanwege de geloste rem kan wegrollen.
  • Pagina 72 Intern transportmiddel parkeren Werkwijze • Servicesleutel in stand 0 draaien en uittrekken. Na terugschakelen van stand 2 naar stand 1 komt de vergrendeling in de uitgangspositie terug. De rem is weer geactiveerd. GF 30 De sleutel GF30 (zonder vergrendeling) is voor het normale gebruik. Deze sleutel kan ook aan beide zijden ingestoken worden en kan slechts in stand 1 in het schakelslot gestoken worden.
  • Pagina 73 Bedieningspaneel CanCode Beschrijving bedieningspaneel CanCode Het bedieningspaneel bestaat uit 10 cijfertoetsen, een SET-knop en een o-knop. De O-knop toont de volgende bedrijfstoestanden via een rode/groene LED. – Codeslotfunctie (inbedrijfstelling interne transportmiddel). – Instelling van het rijprogramma afhankelijk van de instelling van het interne transportmiddel. –...
  • Pagina 74 7.2.2 Parameters In de programmeermodus kunt u de parameters invoeren via het bedieningspaneel. Parametergroepen Het parameternummer is samengesteld uit drie cijfers. Het eerste cijfer is de parametergroep volgens tabel 1. Het tweede en derde cijfer vormen een volgnummer van 00 tot 99. Parametergroepen Codeslotinstellingen (codes, vrijgave van het rijprogramma's, automatische uitschakeling etc)
  • Pagina 75 Parameterlijst functie Bereik Standaard Opmerkingen over instelwaarde instelwaarde werkprocedure Mastercode 0000 - 9999 7295 – (LED 52 knippert) veranderen: De lengte invoer van de (4- tot 6-cijferig) van de 00000 - 99999 actuele code mastercode bepaalt ook – bevestigen de lengte (4- tot 6- 000000 - 999999 (Set 56) cijferig) van de code.
  • Pagina 76 functie Bereik Standaard Opmerkingen over instelwaarde instelwaarde werkprocedure Code wissen 0000 - 9999 – (LED 53 knippert) Invoer van een 00000 - 99999 nieuwe code – bevestigen 000000 - 999999 (Set 56) – (LED 54 knippert) herhalen invoer code – bevestigen (Set 56) Codegeheugen wissen 3265...
  • Pagina 77 Configuratie rijprogramma's voor code instellen Werkwijze • O-knop (55) indrukken. • Mastercode invoeren. • Driecijferig parameternummer 024 invoeren. • Invoer met de SET-knop (56) bevestigen. • Te wijzigen code invoeren en met SET bevestigen. • Cofiguratie invoeren (4-cijferig) en met SET bevestigen. •...
  • Pagina 78 Voertuigparameters met CanCode instellen VOORZICHTIG! Verkeerde invoer Zonder CanDis, kan alleen met CanCode de interne parameters verandeerd worden. De parameters van de rijregeling kan alleen met CanDis gewijzigd worden; zonder CanDis moeten de instellingen door de klantenservice van de producent uitgevoerd worden.
  • Pagina 79 Set-knop (56) opnieuw indrukken wanneer u verder wilt gaan met het instellen. Opslaan van de rijparameters Voorwaarden – Alle parameters zijn ingevoerd. Werkwijze • „SaveParameter“ met de toetsvolgorde „1-2-3-set“ uitvoeren. • Met O-knop (55) bevestigen.
  • Pagina 80 Parameters Rijprogramma 1 functie Bereik Standaard Opmerkingen instelwaarde instelwaarde 0256 Acceleratie 0 - 9 (0,2 - 2,0 m/s (0,6 m/s 0260 Uitlooprem 0 - 9 (0,2 - 1,1 m/s (0,8 m/s 0264 Maximale snelheid in 0 - 9 Afhankelijk van de aandrijfrichting via (0,5 - 6,0 km/h) (4,8 km/h)
  • Pagina 81 Batterijparameters Functie Bereik Standaard Opmerkingen instelwaard instelwaard 1377 Batterijtype 0 - 2 0 = normaal (nat) (normaal / extra 1 = versterkt (nat) capaciteit / droog) 2 = droog (onderhoudsvrij) 1389 Ontlaadbewaking 0 /1 0 = niet actief 1 = actief...
  • Pagina 82 Indicatie-instrument CanDis Het instrument toont de volgende parameters: indicatie batterijlading (enkel bij inbouw- laadapparaat) balkjes voor indicatie van capaciteit restlaadtoestand van de batterij "Waarschuwing"-waarschuwingssymbool, Opladen van batterij wordt aanbevolen „stop“-symbool; heffen uitschakelen, de batterij moet worden opgeladen Het T-symbool, verschijnt tijdens de werking bij instelling van de ontlaadbewaking op onderhoudsvrije batterij...
  • Pagina 83 7.5.2 Bedrijfsurenindicatie Indicatiegebied tussen 0,0 en 99.999,0 uur. Rij- en hefbewegingen worden geregistreerd. Het scherm heeft achtergrondverlichting. onderhoudsvrije batterijen verschijnt ”T”-symbool bedrijfsurenindicatie (62). 7.5.3 Storingsmeldingen De bedrijfsurenindicatie wordt ook gebruikt voor indicatie van storingsmeldingen. De storingsmelding begint met een „E“ voor event gevolgd door een viercijferig storingsnummer.
  • Pagina 84 F Onderhoud interne transportmiddel Bedrijfsveiligheid en milieubescherming De in dit hoofdstuk beschreven controles en onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd volgens de intervallen op de controlelijsten voor het onderhoud. WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen en gevaar op beschadiging van onderdelen Iedere verandering aan het interne transportmiddel (vooral veiligheidsvoorzieningen) is verboden.
  • Pagina 85 Optillen en op de bok plaatsen WAARSCHUWING! Veilig optillen en op de bok plaatsen van het interne transportmiddel Bij het optillen van het interne transportmiddel de bevestigingsmiddelen uitsluitend op de daarvoor bestemde punten bevestigen. U mag uitsluitend werkzaamheden onder een geheven lastopnamemiddel / cabine uitvoeren, wanneer deze zijn geborgd met een voldoende sterke ketting of door de borgbouten.
  • Pagina 86 VOORZICHTIG! Gevaar op beschadiging van componenten bij het reinigen van het interne transportmiddel Wanneer u het interne transportmiddel reinigt met een waterstraal of hogedrukreiniger, moet u vooraf alle elektrische en elektronische modules zorgvuldig afdekken, omdat vocht kan leiden tot storingen. Reiniging met een stoomstraal is niet toegestaan.
  • Pagina 87 Laswerkzaamheden Verwijder elektrische en elektronische onderdelen uit het interne sportmiddel voordat u laswerkzaamheden uitvoert, om schade te vermijden. Instelwaarden Bij reparaties en bij het vervangen van hydraulische, elektrische en/of elektronische onderdelen moet rekening gehouden worden met de voertuigafhankelijke instelwaarden. Wielen WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door gebruik van wielen die niet voldoen aan de specificaties van de producent...
  • Pagina 88 WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel en infectie door haarfijne scheuren in hydraulische leidingen Onder druk staande hydraulische olie kan door kleine gaatjes of haarfijne scheuren in de hydraulische leiding door de huid dringen en ernstig letsel veroorzaken. Raadpleeg in geval van letsel direct een arts. Raak onder druk staande hydraulische leidingen niet aan.
  • Pagina 89 De gebruiksomstandigheden van een intern transportmiddel hebben een aanzienlijke invloed op de slijtage van de serviceonderdelen. We adviseren u dat de Jungheinrich klantadviseur ter plekke een toepassingsanalyse verricht en de daarop afgestemde onderhoudsintervallen bepaalt, om schade door slijtage te vermijden.
  • Pagina 90 Onderhoudscontrolelijst Exploitant 4.1.1 Standaarduitvoering Remmen W A B C Controleren of de remmen werken. Elektrische installatie W A B C Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de gebruikshandleiding controleren. Controleren of de NOODUIT-schakelaar werkt. Voeding W A B C Batterij en batterijcomponenten controleren.
  • Pagina 91 Klantenservice 4.2.1 Standaarduitvoering Remmen W A B C Controleren of de remmen werken. Luchtspleet van de magneetrem controleren. Elektrische installatie W A B C Controleren of de indicatie- en bedieningselementen werken. Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de gebruikshandleiding controleren. Controleren of de zekeringen de juiste waarde hebben.
  • Pagina 92 Hyd. bewegingen W A B C Vorktanden of lastopnamemiddel controleren op slijtage en beschadigingen. Controleren of hydraulische installatie werkt. Controleren of de hydraulische aansluitingen, slang- en buisleidingen vastzitten, niet lekken of beschadigd zijn. Cilinders en zuigerstangen controleren op beschadiging, lekkages en bevestiging.
  • Pagina 93 Datarecorder Elektrische installatie W A B C Controleren of de datarecorder is bevestigd en niet is beschadigd. Inbouwlader Lader W A B C Netstekker en stroomkabel controleren. Werking wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader controleren. Kabel- en elektrische aansluitingen controleren op beschadigingen en goed vastzitten.
  • Pagina 94 Bedrijfsmiddelen en smeerplan Veilig werken met bedrijfsmiddelen Werken met gebruiksmiddelen Bedrijfsmiddelen moeten altijd vakkundig en in overeenstemming met de aanwijzingen van de fabrikant worden gebruikt. WAARSCHUWING! Onvakkundige omgang brengt uw gezondheid en leven, en het milieu in gevaar Bedrijfsmiddelen kunnen brandbaar zijn. Breng bedrijfsmiddelen niet in contact met hete onderdelen of open vuur.
  • Pagina 95 WAARSCHUWING! Olieën (kettingspray / hydraulische olie) zijn brandbaar en giftig. Verwijder oude olie volgens voorschriften. Bewaar oude olie veilig tot aan verwijdering volgens voorschriften Mors niet met olie. Gemorste en/of ontsnapte vloeistof moet direct met geschikt bindmiddel worden verwijderd. Ruim het mengsel van bindmiddel en bedrijfsmiddel volgens de geldende voorschriften op.
  • Pagina 96 Smeerschema 0,9 l 0,55 l g Glijvlakken k Gebruik in koelhuizen s Smeernippels a Aftapbout transmissieolie c Aftapbout hydraulische olie Vulopening hydraulische olie b Vulopening transmissieolie Niveau van overbrengingolie voor vulhoeveelheid en controlebout 1 Mengverhouding bij gebruik in koelhuis 1:1...
  • Pagina 97 Jungheinrich kan uitsluitend via de serviceorganisatie van Jungheinrich worden verkregen. Het gebruik van een genoemde alternatieve hydraulische olie is toegestaan, maar kan leiden tot een slechtere werking. Het is toegestaan een mengsel te gebruiken van de hydraulische olie van Jungheinrich met een van de genoemde alternatieve hydraulische oliën.
  • Pagina 98 Beschrijving van de onderhoudswerkzaamheden Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van de onderhoudwerkzaamheden. Alle vereiste veiligheidsmaatregelen nemen voor het voorkomen van ongevallen bij onderhouds- en revisiewerkzaamheden. De volgende voorwaarden realiseren: Werkwijze • Intern transportmiddel op een vlakke ondergrond neerzetten. •...
  • Pagina 99 Aandrijfkap afnemen De aandrijfkap bestaat uit twee helften (50 en 70). Kap demonteren Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Sleutel (volgens DIN 911) Werkwijze • Draai de dissel tegen de rechter eindaanslag. • Draai de twee bouten (71) eruit. • Neem de eerste kaphelft (50) er voorzichtig af. •...
  • Pagina 100 Controleer elektrische zekeringen Zekeringen controleren Voorwaarden – Intern transportmiddel is voorbereid op onderhouds- en revisiewerkzaamheden, (zie "Bereid interne transportmiddel voor behoeve onderhoudwerkzaamheden." op pagina 93). – Voorkap verwijderd, (zie "Voorkap verwijderen" op pagina 93). Werkwijze • Zekeringen controleren op de juiste waarde volgens de tabel en indien nodig vervangen.
  • Pagina 101 Inbedrijfstelling interne transportmiddel onderhoudswerkzaamheden Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen. • Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren, (zie "Smeerschema" op pagina 91). • Batterij reinigen, de poolbouten insmeren met poolvet en batterij vastklemmen. • Batterij laden, (zie "Batterij laden" op pagina 34). •...
  • Pagina 102 Het interne transportmiddel stilleggen Wanneer het interne transportmiddel langer dan 1 maand wordt stilgelegd (bijvoorbeeld uit bedrijfskundige overwegingen), mag u het uitsluitend in een vorstvrije en droge ruimte parkeren. Voer de maatregelen voor, tijdens en na stillegging uit, zoals hierna beschreven. WAARSCHUWING! Veilig heffen en opbokken van het interne transportmiddel Bevestig bij het heffen van het interne transportmiddel de bevestigingsmiddelen...
  • Pagina 103 Maatregelen vóór de stillegging Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen. WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door defecte remmen Onmiddellijk na de ingebruikname probeert u de rem verscheidene malen om de werking van de remmen te controleren. Meld eventueel vastgestelde gebreken direct bij uw leidinggevende. Markeer defecte interne transportmiddelen en stel ze buiten bedrijf.
  • Pagina 104 Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen. • Intern transportmiddel volgens het smeerschema smeren, (zie "Smeerschema" op pagina 91). • Batterij reinigen, de poolbouten insmeren met poolvet en batterij vastklemmen. • Batterij laden, (zie "Batterij laden" op pagina 34). •...
  • Pagina 105 Er moet een veiligheidscontrole volgens de nationale voorschriften worden uitgevoerd. Jungheinrich adviseert een controle volgens FEM-richtlijn 4.004. Jungheinrich biedt voor deze controles een speciale garantieservice met overeenkomstig opgeleide medewerkers. Een persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel na bijzondere gebeurtenissen of minstens een maal per jaar (nationale voorschriften in acht nemen) controleren.
  • Pagina 106 A Bijlage tractiebatterij Inhoudsopgave Bijlage tractiebatterij..............Gebruik volgens bestemming ..............Typeplaatje ....................Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen..Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt....Beschrijving ..................... Gebruik ....................Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen........Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS.... Beschrijving ..................... Gebruik ....................
  • Pagina 107 Gebruik volgens bestemming Als de gebruikshandleiding niet in acht worden genomen, als bij de reparatie geen originele vervangingsonderdelen worden gebruikt, als er eigenmachtige ingrepen plaatsvinden, als er additieven aan de elektrolyt wordt toegevoegd vervalt de garantie. Aanwijzingen voor het behoud van de beschermingsgraad tijdens het gebruik van de batterijen conform Ex I en Ex II in acht nemen (zie bijbehorend certificaat).
  • Pagina 108 Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen Gebruikte batterijen is afval dat onder strenge bewaking moet worden gerecycled. Deze batterij is voorzien van het recyclingteken en een doorgestreepte vuilnisbak en mag niet bij het huisvuil worden gegooid. De wijze van terugname en hergebruik moet volgens artikel 8 van de Duitse batterijenwetgeving (BattG) worden overeengekomen met de producent van de batterij.
  • Pagina 109 Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt Beschrijving Tractiebatterijen van Jungheinrich zijn loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt. De benamingen voor de tractiebatterijen zijn PzS, PzB, PzS Lib en PzM. Elektrolyt De nominale dichtheid van het elektrolyt heeft betrekking op 30 °C en de nominale elektrolytstand in volledig opgeladen toestand.
  • Pagina 110 Gebruik 4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van de producent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice. 4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze •...
  • Pagina 111 4.2.4 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
  • Pagina 112 Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 K. Daarom mag pas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan 45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het laden minimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt. Onder de 10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.
  • Pagina 113 Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater door destillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor het maken van elektrolyt.
  • Pagina 114 Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Beschrijving PzV-batterijen zijn gesloten batterijen met vastgelegd elektrolyt, waarbij gedurende de volledige bruikbaarheidsduur geen water mag worden bijgevuld. Als afsluitdoppen worden veiligheidsventielen gebruikt die bij het openen vernietigd worden. Tijdens het gebruik worden aan de gesloten batterijen dezelfde veiligheidseisen gesteld als aan batterijen met vloeibare elektrolyt, om een elektrische schok, een explosie van de elektrolytische laadgassen en in het geval van een vernietiging van de celbehuizingen het gevaar door de corrosieve elektrolyt te voorkomen.
  • Pagina 115 Gebruik 5.2.1 Inbedrijfstelling Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze • Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert. • Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op min) en goed contact maakt. •...
  • Pagina 116 5.2.3 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
  • Pagina 117 Batterij opladen Voorwaarden – Elektrolyttemperatuur tussen +15 °C en 35 °C Werkwijze • Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen. • De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde lader aansluiten. •...
  • Pagina 118 Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Geen water bijvullen! 5.3.1 Dagelijks – Batterij na iedere ontlading opladen. 5.3.2 Wekelijks – Visuele controle op vervuiling of mechanische beschadigingen. 5.3.3 Per kwartaal – Totaalspanning meten en registreren. – Afzonderlijke spanningen meten en registreren. –...
  • Pagina 119 Waterbijvulsysteem Aquamatik Opbouw waterbijvulsysteem > 3 m Watertank Tappunt met kogelkraan Stromingsindicator Afsluitkraan Afsluitkoppeling Afsluitstekker op batterij...
  • Pagina 120 Functiebeschrijving Het waterbijvulsysteem Aquamatik wordt gebruikt voor het automatisch instellen van de nominale elektrolytstand bij aandrijfbatterijen voor interne transportmiddelen. De batterijcellen zijn met slangen met elkaar verbonden en worden met een steekaansluiting aangesloten op het waterbijvulstation (bijvoorbeeld watertank). Na het openen van de afsluitkraan worden alle cellen met water gevuld. De Aquamatik- stop regelt het benodigde watervolume en zorgt ervoor dat bij een bepaalde waterdruk op het ventiel de watertoevoer wordt afgesloten en het ventiel veilig wordt gesloten.
  • Pagina 121 Vulduur De vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, de omgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. De watertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij worden losgekoppeld. Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water.
  • Pagina 122 Reinigingsmethoden De stopsystemen mogen uitsluitend met gezuiverd water conform DIN 43530-4 worden gereinigd. Delen van de stoppen mogen niet met oplosmiddelhoudende stoffen of zepen in aanraking komen. 6.10 Servicewagen Mobiele watervulwagen met pomp en vulpistool voor het vullen van afzonderlijke cellen.
  • Pagina 123 Elektrolytcirculatie Functiebeschrijving De elektrolytcirculatie zorgt door de toevoer van lucht tijdens het laden voor een vermenging van de elektrolyt en voorkomt zo zuurlagen, verkort de laadtijd (laadfactor ca. 1,07) en reduceert de gasvorming tijdens het laden. De lader moet voor de batterij en elektrolytcirculatie toegelaten zijn. Een in de lader ingebouwde pomp zorgt voor de vereiste perslucht die via een slangensysteem naar de batterijcellen wordt geleid.
  • Pagina 124 AANWIJZING Als een geïnstalleerd elektrolytcirculatiesysteem niet of niet regelmatig wordt gebruikt of als de batterij blootstaat aan grotere temperatuurschommelingen, kan het elektrolyt terugstromen in het slangensysteem. Voorzien in een luchttoevoerleiding met een apart koppelingssysteem, bijvoorbeeld: afsluitkoppeling aan batterijzijde en doorvoerkoppeling aan luchttoevoerzijde.
  • Pagina 125 Batterijen reinigen Het is nodig om de batterijen en troggen te reinigen – Isolatie van de cellen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de aarde of externe geleidende delen moet blijven bestaan – Schade door corrosie en door kruipstroom vermijden –...
  • Pagina 126 Batterij met hogedrukreiniger reinigen Voorwaarden – Celverbinders moeten vastgedraaid en stevig ingestoken zijn – Celstoppen gesloten Werkwijze • Gebruiksaanwijzing van de hogedrukreiniger lezen. • Geen reinigingsadditieven gebruiken. • Toegestane temperatuurinstelling voor reinigingsapparaat 140° aanhouden. Op deze manier gegarandeerd dat bij een afstand van 30 cm achter de uitlaatsproeier een temperatuur van 60°...
  • Pagina 127 Batterij opslaan AANWIJZING De batterij mag niet langer dan 3 maanden zonder lading worden opgeslagen, anders is hij op lange termijn niet meer functioneel. Als batterijen voor een langere tijd niet worden gebruikt, moeten ze volledig opgeladen in een droge, vorstvrije ruimte worden opgeslagen. Om de functionaliteit van de batterij veilig te stellen kunnen de volgende laadbehandelingen worden gekozen: –...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Eje 116Eje 118Eje 120