Verklaring van overeenstemming Fabrikant Jungheinrich AG, 22039 Hamburg, Germany Aanduiding Intern transportmiddel Type Optie Serienr. Bouwjaar EJC 212z EJC 214z EJC 216z EJC 220z EJC 214 EJC 216 EJC 220 In opdracht Datum EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING De ondertekenaars verklaren hierbij dat het genoemde aangedreven intern...
Pagina 5
Voorwoord Aanwijzingen voor de handleiding Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in korte, overzichtelijke vorm. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt en de pagina's zijn doorgaand genummerd. In deze handleiding worden verscheidene varianten van het interne transportmiddel beschreven.
Pagina 6
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding is in handen van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Friedrich-Ebert-Damm 129 22047 Hamburg - Duitsland Telefoon: +49 (0) 40/6948-0 www.jungheinrich.com...
Inhoudsopgave Gebruik volgens bestemming Algemeen Gebruik volgens bestemming Heffen van personen Toegestane gebruiksvoorwaarden Binnengebruik gecombineerd met gebruik buiten of in koelzones (t) Binnengebruik in koelhuis met koelhuisuitvoering (o) Verplichtingen van de exploitant Aanbouwapparatuur of opties aanbouwen Beschrijving van het voertuig Beschrijving van de toepassing Voertuigtypen en nominaal hefvermogen Definitie van de rijrichting...
Pagina 8
De last kan niet worden geheven Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen Aandrijfwielrem loszetten en activeren Nooddaling lastopnamemiddel EJC 214/216/220 EJC 212z / 214z / 216z / 220z Optionele uitvoering Noodbedrijf met servicesleutel GF60 Bedieningspaneel CanCode (o) Voertuigparameters met CanCode instellen...
Pagina 9
Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren Meting van lichaamstrillingen Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen Inhouden voor de revisie EJC 212z/214z/216z Exploitant Klantenservice Inhouden voor de revisie EJC 214/216 Exploitant Klantenservice...
Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden.
A Gebruik volgens bestemming Algemeen interne transportmiddel moet volgens aanwijzingen deze gebruikshandleiding worden gebruikt, bediend en onderhouden. Een andere toepassing is niet beoogd en kan leiden tot letsel en tot schade aan het interne transportmiddel of voorwerpen van waarde. Gebruik volgens bestemming LET OP De maximale last en lastafstand worden aangegeven op het draagvermogenplaatje en mogen niet worden overschreden.
Pagina 14
– Australië: AS 2359.1 Powered Industrial Trucks, General Requirements; AS 2359.2 Powered Industrial Trucks, Operations...
Toegestane gebruiksvoorwaarden – Gebruik in industriële en bedrijfsomgeving. – Uitsluitend gebruiken op versterkte en vlakke ondergrond met voldoende draagvermogen. – Toegestane vlak- en puntbelastingen van de rijbanen niet overschrijden. – Uitsluitend op goed overzichtelijke door de exploitant vrijgegeven rijbanen gebruiken. –...
Binnengebruik gecombineerd met gebruik buiten of in koelzones Het interne transportmiddel mag naast de toegestane gebruiksvoorwaarden in industriële of bedrijfsomgeving ook buiten of in koelruimtes worden gebruikt. Veilig parkeren is echter alleen binnen of in koelzones toegestaan. – Toegestaan temperatuurbereik -10 °C tot +40 °C. –...
Verplichtingen van de exploitant Exploitant in de zin van deze gebruikshandleiding is elke natuurlijke of rechtspersoon die het interne transportmiddel zelf gebruikt of in wiens opdracht het wordt gebruikt. In bijzondere situaties (bijvoorbeeld leasen of huren) is de exploitant de persoon die volgens de bestaande overeenkomst tussen eigenaar en bediener van het interne transportmiddel de genoemde bedrijfsplichten moet waarnemen.
Het nominale draagvermogen is afhankelijk van het type voertuig. Het nominale draagvermogen kan worden afgeleid uit de typeaanduiding. EJC 214 / 216 / 220 / EJC 212z / 214z / 216z / 220z EJC 214 / 216 / 220 EJC 212z / 214z / 216z /...
Beschrijving van modules en functies Overzicht modules...
Pagina 22
10 t Batterijdeksel Documentenmap (handleiding bewaren) 11 t Lastopnamemiddel Dubbele belading (alleen bij de 19 t Aandrijfwiel EJC 212z / 214z / 216z / 220z) 12 t Toets langzaam rijden 20 t Voorkap 13 t Dissel 21 t Steunwiel t = standaarduitvoering...
Functiebeschrijving Veiligheidssystemen Met de gesloten, gladde contour van het interne transportmiddelen en de ronde randen kan het interne transportmiddel veilig worden gebruikt. De wielen zijn rondom voorzien van een stabiele stootbescherming. De lange dissel zorgt voor een grote veiligheidsafstand tussen bediener en interne transportmiddel.
Pagina 24
Hydraulische installatie De functies heffen en dalen worden bediend met de toetsen heffen en dalen. Met het indrukken van de toets heffen start het pompaggregaat en pompt de hydraulische olie uit de olietank naar de hefcilinder. Bij de uitvoering met tweevoudig heffende hefmast (ZZ) (o) of drievoudig telescoperende mast (DZ) (o)ontstaat de eerste heffing van het lastopnamemiddel (vrijeheffing) zonder verandering van de bouwhoogte door een korte, in het midden geplaatste vrijeheffingcilinder.
Hefmast De stevige staalprofielen zijn smal, wat vooral bij de drietraps hefmast merkbaar is aan het goede zicht op het lastopnamemiddel. De hefrails en het vorkenbord lopen op permanent gesmeerde en daarmee onderhoudsvrije, schuine wielen. Lastbeschermrek (o) Voor het bewegen van lage lasten of kleingoed boven de veiligheidsruit of het beschermrek (o) wordt een lastbeschermrek als extra veiligheidssysteem aanbevolen.
Technische gegevens De informatie over de technische gegevens voldoet aan de Duitse richtlijn over typebladen voor interne transportmiddelen. Technische veranderingen en aanvullingen voorbehouden. Vermogensgegevens Aanduiding EJC 214 EJC 214 Nominaal draagvermogen 1400 1400 Lastzwaartepuntafstand Rijsnelheid met / zonder last 6,0 / 6,0 6,0 / 6,0 km/h Hefsnelheid met/zonder last (ZT-HG)
EN-normen Continu geluidsdrukniveau – EJC 214-220 / EJC 212z-220z: 63 dB(A) volgens EN 12053 in overeenstemming met ISO 4871. Het continue geluidsdrukniveau wordt bepaald aan de hand van de normgegevens met gemiddelde waarde en omvat het geluidsdrukniveau bij het rijden, heffen en stationair draaien.
Specificaties conform RED-richtlijn (Radio Equipment Directive) voor radio-installaties De tabel bevat eveneens ingebouwde componenten overeenkomstig de Europese richtlijn 2014/53/EU. De tabel kan voor de desbetreffende componenten van het betroffen frequentiebereik en het geëmiteerde zendvermogen worden gebruikt. Component Frequentiebereik Zendvermogen Transponderlezer 13,56 MHz < 100 mW Gebruiksvoorwaarden...
Locaties van markeringen en typeplaatjes Waarschuwingsborden pictogrammen zoals hefcapaciteitplaatjes, bevestigingspunten en typeplaatjes moeten altijd leesbaar zijn, indien nodig vervangen. Kentekenplaatsen...
Pos Aanduiding Bevestigingspunten voor verladen met kraan (bij ZZ-hefmast in het midden) Verbodsplaatje "niet onder de opgenomen last gaan staan" Verbodsplaatje "niet door de hefmast grijpen" Lastdiagram intern transportmiddel Serienummer Typeplaatje, intern transportmiddel Lastdiagram stapelen en transporteren resp. stapelen, transport en dubbele belading (o) Verbodsplaatje "meerijden verboden"...
Typeplaatje Pos. Aanduiding Pos. Aanduiding Type Lastzwaartepuntafstand in mm Serienummer Aandrijfvermogen Nominaal draagvermogen in kg Batterijgewicht min/max in kg Batterijspanning in V Producent Leeg gewicht zonder batterij in kg QR-code Optie Logo van de producent Bouwjaar vragen over intern transportmiddel bestellen vervangingsonderdelen het serienummer (35) vermelden.
Hefvermogenplaatje van het interne transportmiddel Draagvermogenplaatje tot nu toe Actueel draagvermogenplaatje Het lastdiagram (25) geeft het maximale draagvermogen Q (in kg) aan bij een bepaalde lastzwaartepuntafstand D (in mm) en bijpassende hefhoogte H (in mm) van het interne transportmiddel bij horizontaal opgenomen last. Voorbeeld voor het berekenen van het maximale draagvermogen: Bij een lastzwaartepunt G binnen de lastzwaartepuntafstand van D1 en een hefhoogte tot hefhoogte HH1 bedraagt het maximale draagvermogen Q1.
Pagina 42
Lastzwaartepuntafstand De lastzwaartepuntafstand D van het lastopnamemiddel wordt horizontaal vanaf de voorste rugrand en verticaal van de bovenste rand van het lastopnamemiddel aangegeven. Het lastdiagram noemt voor lastopnamemiddelen in standaarduitvoering geldende lastzwaartepuntafstanden van 500 mm, 600 mm en 700 mm. Beide afbeelding weergegeven...
5.3.1 Toepassingsvoorbeeld voor lastdiagram (575 mm) 1150 mm SERIAL NO. 3600 3200 1050 1050 2900 1200 1200 Voorbeeldlast (gepalleteerd): – Meerdere dozen van gelijke grootte en gewicht – Hoogte van de last: 800 mm – Lengte van de last: 1150 mm –...
In beide gevallen moet het gebruik worden gestaakt. Lastdiagram stapelen en transporteren Alen bij de EJC 212z / 214z / 216z / 220z Niet bij optie dubbele belading Het lastdiagram stapelen en transporteren (28) geeft het draagvermogen Q (in kg)
Lastdiagram stapelen, transporteren en dubbele belading Alen bij de EJC 212z / 214z / 216z / 220z Alleen bij optie dubbele belading VOORZICHTIG! Risico voor de stabiliteit Om ervoor te zorgen dat de stabiliteit behouden blijft, moet bij het transport van twee pallets op het gewicht worden gelet, zodat het intern transportmiddel niet omkiept.
Pagina 46
Actueel draagvermogenplaatje Het lastdiagram stapelen, transporteren en dubbele belading (28) geeft het draagvermogen Q (in kg) van het interne transportmiddel bij stapelen, transporteren en dubbele belading aan: stapelen (in- en uitslaan van lasten): Bij hoogheffing (mastheffing) moet rekening worden gehouden met het draagvermogen afhankelijk van de hefhoogte, zie pagina 39.
C Transport en eerste inbedrijfstelling Laden met een kraan WAARSCHUWING! Gevaar door niet geïnstrueerd personeel bij verladen met kraan Door ondeskundig verladen met kraan door niet geschoold personeel kan het interne transportmiddel vallen. Om deze reden bestaat er letselgevaar voor het personeel en het gevaar van materiaalbeschadigingen aan het interne transportmiddel.
Pagina 48
Intern transportmiddel met kraan verladen Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Hijsgereedschap – Hijsmiddelen Werkwijze • Hijsmiddelen bevestigingspunten(22) bevestigen. Het interne transportmiddel kan nu met een kraan worden verladen.
Transport WAARSCHUWING! Ongecontroleerde bewegingen tijdens het transport Ondeskundige borging van het interne transportmiddel en de hefmast tijdens het transport kan tot ernstige ongevallen leiden. uHet verladen mag uitsluitend worden uitgevoerd door speciaal daarvoor geschoold vakpersoneel. Het vakpersoneel moet in de ladingborging op voertuigen voor het wegverkeer en in de hantering van ladingborgmiddelen geïnstrueerd zijn.
Pagina 50
Intern transportmiddel voor transport borgen Voorwaarden – Intern transportmiddel verladen. – Intern transportmiddel veilig geparkeerd, zie pagina 87. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Spanbanden – Randbeschermer – Houten balk of pallet Werkwijze • Houten balk of pallet tussen transportkopzijde en lastopnamemiddel positioneren, om vormsluiting tussen transportkopzijde en lastopnamemiddel te realiseren.
Eerste inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Gevaar door gebruik van ongeschikte energiebronnen Gelijkgerichte wisselstroom beschadigt de bouwgroepen (besturingen, sensoren, motoren e.d.) van de elektronische installatie. Ongeschikte kabelverbindingen (te lang, te kleine kabeldoorsnede) naar de batterij (sleepkabels) kunnen verhit raken waardoor het interne transportmiddel en de batterij kunnen verbranden.
D Batterij - onderhouden, opladen, vervangen Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen Onderhoudsmedewerkers Uitsluitend hiervoor opgeleid personeel mag de batterijen opladen, onderhouden en vervangen. Deze handleiding en de voorschriften van de producent van de batterij en het batterijlaadstation moeten bij deze werkzaamheden opgevolgd worden. Brandpreventiemaatregelen Bij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open vuur worden gebruikt.
Pagina 54
Het gebruik van ongeschikte, niet door Jungheinrich voor het interne transportmiddel vrijgegeven batterijen kan bij de energieterugwinning leiden tot een verslechtering van de remeigenschappen van het...
Batterijtypen Afhankelijk van de uitvoering wordt het interne transportmiddel uitgerust met een bepaald batterijtype. De onderstaande tabel toont onder vermelding van het vermogen, welke combinatie als standaard is voorzien: EJC 214/216 Batterijtype Capaciteit (Ah) Min. gewicht Max. afmetingen (kg) (mm) lxbxh 24V-batterij 3 PzB 225 646X207X583...
Batterij vrijmaken WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddel Parkeren van het interne transportmiddel op hellingen of met opgeheven last en/of opgeheven lastopnamemiddel is gevaarlijk en niet toegestaan. uIntern transportmiddel op vlakke ondergrond neerzetten. In bijzondere gevallen het interne transportmiddel met bijvoorbeeld wiggen borgen.
Batterij laden WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken. uHet aansluiten en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de batterijstekker alleen...
Batterij laden met stationaire lader Batterij opladen Voorwaarden – Batterij vrijmaken, zie pagina 56. Werkwijze • Batterijstekker (50) loskoppelen van de truckstekker. • Batterijstekker (50) met de laadkabel (51) van de stationaire lader verbinden. • Laadproces starten zoals beschreven in de gebruikshandleiding van de lader. Batterij wordt opgeladen.
Bij storingen moet de klantenservice van producent worden ingelicht. uDe lader mag alleen worden gebruikt voor de door Jungheinrich geleverde batterijen of andere batterijen die na aanpassing door de klantenservice van de producent zijn toegelaten voor het interne transportmiddel.
4.2.1 Instelling laadkarakteristiek (inbouwlader 2430) voor interne transportmiddelen tot maart / april 2014 Standaard wordt bij levering van het interne transportmiddel zonder batterij de positie 0 ingesteld. Op de stekker (53) kan een batterij-laadindicatie, een laad-/ ontlaadindicatie, een CanDis of een bipolaire LED worden aangesloten. VOORZICHTIG! uVoor het instellen van de betreffende laadcurve eerst de netstekker eruit trekken! Laadkarakteristiek instellen...
Pagina 63
Natte batterij: PzM met pulskarakteristiek 180 - 400 Ah Natte batterij: PzS met pulskarakteristiek 200-414 Ah Jungheinrich 100 - 300 Ah LET OP uAlle overige standen van de schakelaar (52) blokkeren de batterijlader resp. de batterij wordt niet geladen. uBij PzM-batterijen met een capaciteit lager dan 180Ah karakteristiek 1 instellen, vanaf 180Ah karakteristiek 5 instellen.
Pagina 64
4.2.2 Laadkarakteristiek instellen (ELH 2415 / 2425 / 2435) voor interne transportmiddelen vanaf april / mei 2014 De laadkarakteristiek (ELH 2415 / 2425 / 2435) wordt ingesteld met parameter 1388 uit de trucksoftware, zie pagina 151. Voor het instellen van de laadkarakteristiek is de optie CanCode en CanDis vereist. Deze instelling kan daarnaast alleen worden uitgevoerd door de klantenservice van de producent.
Pagina 65
LET OP uBij ongeldige instelling van de parameter 1388 blokkeert de batterijlader en wordt de batterij niet geladen. uBij natte batterijen PzS 200-300Ah kan zowel karakteristiek 1 als karakteristiek 2 worden gebruikt. uAls bij de ELH 2415 / 2425 een karakteristiek is ingesteld die voor de batterijlader niet wordt ondersteund brandt de laadindicatie continu rood.
Pagina 66
4.2.3 Batterij opladen Laadcyclus met geïntegreerde batterijlader starten Netaansluiting ELH Netspanning: 230 V / 115 V (+15/-10 %) Netfrequentie: 50 Hz / 60 Hz Stroomkabel en netstekker (17) van de batterijlader zijn geïntegreerd in de voorkap of in de batterijruimte (54). Batterij opladen Voorwaarden –...
Pagina 67
Batterij opladen beëindigen, bedrijfsklaar maken LET OP Als het opladen wordt onderbroken is niet meer de volledige batterijcapaciteit beschikbaar. Voorwaarden – Batterij is volledig geladen. Werkwijze • Netstekker (17) uit het stopcontact trekken en met stroomkabel volledig in het opbergvak (54) opbergen. •...
Pagina 68
LED-indicatie (55) Groene LED (laadtoestand) brandt Laden voltooid; batterij is vol. (laadpauze, druppelladen of compensatieladen). knippert langzaam Laadproces. knippert snel Indicatie bij het begin van het laden of na instelling van een nieuwe karakteristiek. Aantal knipperpulsen komt overeen met de ingestelde karakteristiek. Rode LED (storing) brandt Overtemperatuur.
Batterij demonteren en monteren WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen bij het uit- en inbouwen van de batterij Door het gewicht en de batterijzuren, kan er bij het uit- en inbouwen van de batterij letsel ontstaan. uNeem de paragraaf „Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen“ in dit hoofdstuk in acht.
Batterijwisseling naar boven EJC 214/216/220 Batterij demonteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. – Batterij vrijmaken, zie pagina 56. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Hijsmiddelen Werkwijze • Batterijstekker loskoppelen van de truckstekker. De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het eruit trekken van de batterij niet kan afscheuren.
Pagina 71
Batterij monteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. Werkwijze De montage vindt in omgekeerde volgorde plaats. Daarbij op de juiste montagepositie en juiste aansluiting van de batterij letten. De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het inschuiven van de batterij niet kan afscheuren.
Batterij naar de zijkant toe verwijderen EJC 214/216/220 De batterij kan alleen optioneel aan de zijkant eruit worden gehaald. VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar zijwaarts demonteren monteren batterij bestaat beknellingsgevaar. uBij het demonteren en monteren van de batterij niet tussen batterij en frame grijpen.
Pagina 73
Batterijdeksel sluiten. Batterij is gemonteerd. Na het opnieuw monteren alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare schade. EJC 212z / 214z / 216z / 220z...
Pagina 74
VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar zijwaarts demonteren monteren batterij bestaat beknellingsgevaar. uBij het demonteren en monteren van de batterij niet tussen batterij en frame grijpen. Batterij demonteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. – Batterij vrijmaken, zie pagina 56. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal –...
Pagina 75
Batterij monteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. Werkwijze De montage vindt in omgekeerde volgorde plaats. Daarbij op de juiste montagepositie en juiste aansluiting van de batterij letten. De batterijkabel zo op de batterijtrog leggen, dat deze bij het erin schuiven van de batterij niet kan worden afgesneden.
E Bediening Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel Rijbevoegdheid Het interne transportmiddel mag alleen worden gebruikt door personen die zijn opgeleid in de bediening van het interne transportmiddel, die hun vaardigheden in het rijden en hanteren van lasten hebben gedemonstreerd aan de exploitant of diens gemachtigde, en die van deze persoon nadrukkelijk opdracht hebben gekregen tot het bedienen van het interne transportmiddel.
Pagina 78
Gevarenzone WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen en letsel in de gevarenzone van het interne transportmiddel De gevarenzone is het bereik, waarbinnen de rij- of hefbewegingen van het interne transportmiddel, de lastopnamemiddelen of de last een gevaar vormen voor personen. Hiertoe behoort ook de zone waar een vallende last of een dalend / vallend arbeidsmiddel terecht kan komen.
Pagina 81
Pos Bedienings-/indicatie- Functie element t – Rijrichting en snelheid Rijschakelaar t Veiligheidsfunctie, alleen bij rijden in Buikschakelaar aandrijfrichting – Bij bediening rijdt het interne transportmiddel ca. 3s in lastrichting. Daarna activeert de parkeerrem. Het interne transportmiddel blijft uitgeschakeld totdat de rijschakelaar in de neutrale stand wordt gezet.
Pagina 82
Lastvork heffen 63 Toets - Lastvork heffen – Hefsnelheid kan via de toetsuitslag (8 mm) traploos worden geregeld t – Wielarmen worden met constante snelheid 64 Toets - wielarmen dalen (alleen bij EJC 212z / gedaald 214z / 216z / 220z)
Pagina 83
65 Toets - waarschuwingssignaal waarschuwingssignaal t – Wielarmen worden met constante snelheid 66 Toets - wielarmen heffen (alleen bij EJC 212z / geheven 214z / 216z / 220z) t – Opbergen van papieren 67 Aansluitblok t = standaarduitvoering o = optie...
Batterijverbruik-bewaker De batterij-ontlaadindicator / ontlaadbewaker wordt standaard ingesteld op standaardbatterijen. Bij gebruik van onderhoudsvrije of speciale batterijen moeten de indicatie- en uitschakelpunten van de batterijontlaadbewaker door de klantenservice van de producent worden ingesteld. Als dit niet gebeurd kan de batterij door diepteontlading worden beschadigd.
Ladingindicatie Nadat het interne transportmiddel is vrijgeschakeld met het contactslot, de CanCode of de ISM wordt de laadtoestand van de batterij weergegeven. De lichtkleuren van de led (68) geven de volgende toestanden aan: Kleur led Laadtoestand Groen 40 – 100% Oranje 30 –...
Intern transportmiddel voorbereiden op gebruik Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Beschadigingen en overige gebreken aan het interne transportmiddel of aanbouwapparaat (opties) kunnen tot ongevallen leiden. Wanneer bij de volgende controles beschadigingen of andere gebreken aan het interne transportmiddel of aanbouwapparaat (opties) worden vastgesteld, mag het interne transportmiddel niet meer worden gebruikt tot hij correct is gerepareerd.
Gebruiksklaar maken Intern transportmiddel inschakelen Voorwaarden – Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling uitgevoerd, zie pagina 84. Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar (9) door eraan te trekken ontgrendelen. • Intern transportmiddel inschakelen, daarvoor • Sleutel in het contactslot (15) steken en tot de aanslag naar rechts draaien. •...
Controles en handelingen na realisatie van de bedrijfsgereedheid WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door beschadigingen of andere gebreken aan het interne transportmiddel en de opties Als bij volgende controles beschadigingen of andere gebreken aan het interne transportmiddel of de opties worden vastgesteld, mag het interne transportmiddel niet meer worden gebruikt tot hij correct is gerepareerd.
Intern transportmiddel veilig parkeren WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddel Het is verboden om het interne transportmiddel te verlaten als deze niet vastgezet is. uIntern transportmiddel bij het verlaten veilig parkeren. uUitzondering: Als de bediener in de buurt van het interne transportmiddel blijft en de truck voor korte tijd verlaat, is een beveiliging met de parkeerrem voldoende, zie pagina 99.
Werken met het interne transportmiddel Veiligheidsregels voor het rijden Rijwegen en werkzones Er mag uitsluitend over wegen worden gereden, die zijn vrijgegeven voor verkeer. Onbevoegde derden mogen niet in het werkbereik komen. U mag de last uitsluitend op de daarvoor bedoelde plaatsen neerzetten. Het interne transportmiddel mag uitsluitend worden bewogen in werkzones, waarin er voldoen licht is, om gevaren voor personen en materiaal te voorkomen.
Pagina 91
Rijden over hellingen Hij oprijden van hellingen tot 16% is alleen toegestaan bij verkeerswegen. De hellingen moeten schoon en stroef zijn, en volgens de technische truckspecificaties veilig kunnen worden bereden. Daarbij moet de last zich aan hellingzijde bevinden. Omkeren, schuin rijden of parkeren van het interne transportmiddel op hellingen is verboden.
NOODSTOP VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door maximale afremming Wanneer de NOODSTOP-schakelaar tijdens het rijden wordt bediend, wordt het interne transportmiddel met maximale remwerking tot stilstand afgeremd. Daarbij kan de opgenomen last van de lastopnamemiddelen glijden. Er bestaat een verhoogd risico op ongevallen en letsel. uDe NOODSTOP-schakelaar niet als bedrijfsrem gebruiken.
Pagina 93
NOODSTOP-schakelaar indrukken Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar (9) indrukken. Alle elektrische functies zijn uitgeschakeld. Het interne transportmiddel wordt automatisch afgeremd tot aan stilstand. NOODSTOP-schakelaar alleen in gevaarlijke situaties indrukken. NOODSTOP-schakelaar loszetten Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar (9) weer ontgrendelen door eraan te trekken. Alle elektrische functies zijn ingeschakeld, het interne transportmiddel is weer klaar voor gebruik (mits het interne transportmiddel vóór het indrukken van de NOODSTOP-schakelaar gebruiksklaar was).
Gedwongen afremmen Bij het loslaten van de dissel beweegt deze vanzelf in het bovenste rembereik (B) en wordt de truck gedwongen afgeremd. WAARSCHUWING! Botsinggevaar door defecte dissel Als het interne transportmiddel wordt gebruikt met een defecte dissel, kan dit leiden tot botsingen met personen en voorwerpen.
Rijden WAARSCHUWING! Botsinggevaar bij het gebruik van het interne transportmiddel Als het interne transportmiddel wordt gebruikt met geopende kappen kan dit leiden tot botsingen met personen en voorwerpen. uIntern transportmiddel uitsluitend met gesloten en correct vergrendelde kappen gebruiken. uBij het rijden door klapdeuren en dergelijke erop letten, dat deurdelen niet de botsveiligheidsknop bedienen.
Pagina 96
(alleen bij EJC 212z/214z/216z/220z) Bij volledig neergelaten lastopnamemiddel kan er alleen met gereduceerde snelheid worden gereden. Om de max. mogelijke snelheid te gebruiken moeten het lastopnamemiddel omhoog worden gebracht.
4.4.1 Tijdens het rijden rijrichting veranderen VOORZICHTIG! Gevaar bij het veranderen van rijrichting tijdens het rijden Door het veranderen van rijrichting vindt er aan het interne transportmiddel een sterke remvertraging plaats. Bij het veranderen van rijrichting tijdens het rijden, kan er een hogere snelheid in de tegenstelde rijrichting ontstaan als de rijschakelaar niet op tijd wordt losgelaten.
Langzaam rijden VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door gedeactiveerde bedrijfsrem Tijdens het langzaam rijden moet de bediener bijzonder goed opletten. De bedrijfsrem is tijdens het langzaam rijden gedeactiveerd en wordt pas na het loslaten van de toets "langzaam rijden" weer geactiveerd. uIn gevaarlijke situaties het interne transportmiddel remmen door de toets "langzaam rijden"...
Sturen Werkwijze • Zwenk (13) de dissel naar links of rechts. Het interne transportmiddel wordt in de gewenste richting gestuurd. Bij elektrische stuurinrichting (o) eenvoudigere bediening door minder krachtzetting bij de bediening. Remmen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen bij het remmen Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt wezenlijk af van de toestand van de vloer en de bodemgesteldheid.
Pagina 100
Het interne transportmiddel wordt met de bedrijfsrem motorisch afgeremd tot stilstand. Bij het motorisch remmen wordt er energie teruggevoed in de batterij waardoor de truck langer kan worden gebruikt.
4.7.2 Remmen met uitlooprem Werkwijze • Als de rijschakelaar (5) in de nulstand (0) staat, wordt het interne transportmiddel regeneratief afgeremd. Het interne transportmiddel wordt met de uitlooprem regeneratief afgeremd tot stilstand. Bij het regeneratief remmen wordt er energie teruggevoed in de batterij waardoor de truck langer kan worden gebruikt.
Daarmee wordt de stabiliteit van het interne transportmiddel gegarandeerd. Vanaf een hefhoogte van 1800 mm kunnen de wielarmen niet meer worden geheven (alleen bij de EJC 212z / 214z / 216z / 220z). Vergrendeling van hydraulische functies: Met nieuwe softwareversie (vanaf februari 2014) van de besturing is standaard ingesteld, dat het heffen slechts nog mogelijk is als de dissel in het rijbereik (F) staat of als de toets "langzaam rijden"...
4.8.1 Brengt het lastopnamemiddel omhoog Voorwaarden – Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 85. Werkwijze Toets "lastopnamemiddel heffen" (63) indrukken totdat de gewenste hefhoogte is bereikt. LET OP Gevaar voor materiële schade aan het hydraulisch aggregaat Na het bereiken van de mechanische eindaanslag van het lastopnamemiddel de toets "lastopnamemiddel heffen"...
Korte toetsuitslag = langzaam dalen Lange toetsuitslag = snel dalen Het lastopnamemiddel wordt gedaald. 4.8.3 Wielarmen heffen Alleen bij EJC 212z/214z/216z/220z Voorwaarden – Intern transportmiddel bedrijfsklaar maken, zie pagina 85. Werkwijze • Toets "wielarmen heffen" (72) indrukken totdat de gewenste wielarmheffing is bereikt.
Opnemen, transporteren en neerzetten van lasten WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door lastzwaartepunt buiten lastzwaartepuntafstand Als het zwaartepunt G van een opgenomen last horizontaal of verticaal buiten de voor lastopnamemiddel aangegeven lastzwaartepuntafstand D, kunnen onder ongunstige omstandigheden de opgenomen last en ook het interne transportmiddel tijdens het werken omkiepen.
Pagina 106
WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet correcte geborgde of geplaatste lasten Voordat een last wordt opgenomen, dient de bediener zich ervan te overtuigen dat deze op juiste wijze op pallets is geplaatst en dat het toegelaten draagvermogen van het interne transportmiddel niet wordt overschreden. uPersonen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel sturen.
Pagina 107
Korte toetsuitslag = langzaam heffen / dalen Lange toetsuitslag = snel heffen / dalen Alen bij de EJC 212z / 214z / 216z / 220z Met opgeheven laagheffing (wielarmheffing) mogen lasten tot een hefhoogte van 1800 mm worden in- en uitgeslagen. Voor hefhoogtes boven de 1800 mm moet de laagheffing (wielarmheffing) worden gedaald.
4.9.2 Last transporteren Voorwaarden – Last correct opgenomen. – Hefmast gedaald voor correct transporteren (ca. 150 - 500 mm boven de vloer). Rijden met opgeheven last (>500 mm) is verboden. Bij dubbele belading (o): Lastopnamemiddel zo ver mogelijk gedaald, echter zonder de onderste last aan te raken, zie pagina 109.
4.9.3 Last neerzetten VOORZICHTIG! Lasten mogen niet worden neergezet op rijbanen en vluchtroutes, vóór veiligheidssystemen en bedrijfsinstallaties, die op ieder moment toegankelijk moeten zijn. Voorwaarden – Opslagplaats geschikt voor het opslaan van de last. Werkwijze • Intern transportmiddel voorzichtig naar de opslagplaats rijden. •...
4.9.4 Twee gepalletteerde lasten opnemen Alleen bij EJC 212z/214z/216z/220z Alleen bij optie dubbele belading VOORZICHTIG! Risico voor de stabiliteit Om ervoor te zorgen dat de stabiliteit behouden blijft, moet bij het transport van twee pallets op het gewicht worden gelet, zodat het intern transportmiddel niet omkiept.
4.9.5 Twee gepalletteerde lasten boven elkaar transporteren Alleen bij EJC 212z/214z/216z/220z Alleen bij optie dubbele belading VOORZICHTIG! Risico voor de stabiliteit Om ervoor te zorgen dat de stabiliteit behouden blijft, moet bij het transport van twee pallets op het gewicht worden gelet, zodat het intern transportmiddel niet omkiept.
4.9.6 Twee gepalletteerde lasten achter elkaar transporteren Alleen bij EJC 212z/214z/216z/220z Alleen bij optie dubbele belading VOORZICHTIG! Lasten mogen niet worden neergezet op rijbanen en vluchtroutes, vóór veiligheidssystemen en bedrijfsinstallaties, die op ieder moment toegankelijk moeten zijn. Voorwaarden – Opslagplaats geschikt voor het opslaan van de last.
4.10 Toepassing als hefwerktafel Het lastopnamemiddel kan voor toepassing als hefwerktafel bij uitgeschakeld intern transportmiddel in opgeheven stand blijven staan, zolang de bediener zich in de directe omgeving van het interne transportmiddel bevindt. De bediener bevindt zich alleen in de directe omgeving van het interne transportmiddel als hij bij storingen of een poging van onbevoegd gebruik meteen kan ingrijpen.
Pagina 114
Werkwijze • Intern transportmiddel voorzichtig naar de opslagplaats rijden. • Toets "lastopnamemiddel heffen "(63) indrukken totdat de gewenste hefhoogte is bereikt. • Intern transportmiddel uitschakelen. Lasten kunnen bij opgeheven lastopnamemiddel handmatig in- of uitgeladen worden.
Storingshulp Dit hoofdstuk maakt het de bediener mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgen van een onjuiste bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren van de storingen moet de volgorde van de in de tabel genoemde oplossingen worden aangehouden.
Intern transport-middel rijdt niet Mogelijke oorzaak Oplossingen Batterijstekker niet ingestoken Batterijstekker controleren, indien nodig insteken NOODSTOP-schakelaar ingedrukt NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie pagina 90 Contactslot in de stand O Contactslot in stand I schakelen Batterijcapaciteit te laag Batterijcapaciteit controleren, indien nodig batterij opladen Zekering defect Zekeringen controleren, zie pagina 200 Onjuiste transponder ISM-...
Pagina 117
Mogelijke oorzaak Oplossingen Dissel bij het inschakelen van het Dissel in bovenste of onderste rembereik interne transportmiddel niet in de zwenken, zie pagina 93 remstand (bij CanDis (o) of bij 2"- display (o) verschijnt gebeurtenismelding E0914) Rijschakelaar langer dan 0,5 seconden Bedieningsvolgorde aanhouden: in ingeklapte disselstand uitgeslagen 1.
De last kan niet worden geheven Mogelijke oorzaak Oplossingen Intern transportmiddel niet bedrijfsklaar Alle onder de storing "Intern transportmiddel rijdt niet" genoemde oplossingen uitvoeren Hydrauliekoliepeil te laag Hydrauliekoliepeil controleren, zie pagina 196 Batterijbewaking heeft uitgeschakeld Batterij opladen, zie pagina 57 Zekering defect Zekeringen controleren, zie pagina 200 Last te hoog...
Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen Met de juiste optie (o) is het mogelijk om het interne transportmiddel met een servicesleutel GF60 in het noodbedrijf te schakelen: De rem wordt elektrisch losgezet en het interne transportmiddel kan zonder eigen aandrijving worden bewogen, zie pagina 121.
Pagina 120
Rem activeren Werkwijze • Intern transportmiddel tegen ongewenste bewegingen beveiligen bijvoorbeeld door er wiggen onder te plaatsen. • Twee M5x35 bouten (73) uit de rem (74) draaien. VOORZICHTIG! Gevaar op letsel en ongevallen door niet gesloten afdekkingen uDe afdekkingen (batterijkap, zijbekledingen, afdekking aandrijfruimte, etc.) moeten tijdens het bedrijf gesloten zijn.
Nooddaling lastopnamemiddel WAARSCHUWING! Nooddaling van het lastopnamemiddel uBij een nooddaling onbevoegde personen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel sturen. uNooit onder opgeheven lastopnamemiddelen gaan staan of eronder blijven staan. uHet nooddaalventiel uitsluitend gebruiken, wanneer u naast het interne transportmiddel staat. uAls zich het lastopnamemiddel in de stelling bevindt, is geen nooddaling toegestaan.
Optionele uitvoering Noodbedrijf met servicesleutel GF60 WAARSCHUWING! Ongecontroleerde beweging van het interne transportmiddel Bij het loszetten van de rem moet het interne transportmiddel op een vlakke ondergrond geplaatst zijn, omdat geen remwerking meer aanwezig is. uRem niet loszetten op hellingen. uIntern transportmiddel niet met losse rem parkeren.
Pagina 124
Intern transportmiddel parkeren Werkwijze • Servicesleutel in stand 0 draaien en eruit trekken. Na het terugschakelen van stand 2 naar stand 1 keert de vergrendeling terug naar de uitgangspositie. Rem is weer geactiveerd. WAARSCHUWING! Het interne transportmiddel mag pas weer in gebruik worden genomen nadat de storing is gevonden en verholpen.
Bedieningspaneel CanCode (o) 8.2.1 Codeslot Het codeslot biedt de mogelijkheid om aan een bediener of een groep bedieners een individuele bedienercode toe te wijzen. Bovendien kunnen aan de verschillende bedienercodes rijprogramma's worden toegewezen. De bedienercodes worden met behulp van een mastercode geconfigureerd. Dit wordt in de onderstaande paragrafen in dit hoofdstuk beschreven.
Pagina 126
Het bedieningspaneel bestaat uit 10 cijfertoetsen, een SET-toets (80) en een o-toets (82). Cijfertoetsen Met de cijfertoetsen wordt de bedienercode resp. mastercode ingevoerd rijprogramma geselecteerd. De groene led van de cijfertoetsen 1, 2 en 3 (77, 78, 79) geven het ingestelde rijprogramma aan. o-toets Door het indrukken van de o-toets wordt het intern transportmiddel uitgeschakeld en in de toestand "niet gebruiksklaar"...
8.2.2 Gebruiksklare toestand met de bedieningstoetsen (CanCode) realiseren Gebruiksklare toestand door invoeren van een geldige bedienercode realiseren Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar door eraan te trekken ontgrendelen, zie pagina 90. Led (81) brandt rood. • Bedienercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoeren van de geldige bedienercode brandt de led (81) groen, het ingestelde rijprogramma wordt door het branden van de bijbehorende leds (77,78,79) aangegeven en het interne transportmiddel is ingeschakeld.
8.2.4 Mastercode wijzigen Voor het wijzigen van de lengte van de mastercode moet de werkwijze in paragraaf "Lengte van de nieuwe mastercode (4-6 teken) vastleggen en bedienercodes toevoegen" worden aangehouden, zie pagina 135. Als er nog bedienercodes in het codeslot opgeslagen zijn, moet de lengte van de te wijzigen mastercode net zo lang zijn als de opgeslagen bedienercodes.
Pagina 129
Foutindicatie bij het wijzigen van de mastercode Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (81) rood: Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie pagina 125. – Andere mastercode vastleggen, zie pagina 126. – Nieuwe mastercode wordt al – Bedienercode wijzigen, zodat de gewenste gebruikt door een mastercode kan worden gebruikt, zie bedienercode...
8.2.5 Bedienercode toevoegen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid stand brengen, pagina 125. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (81) groen. • Parameter 0-0-1 met cijfertoetsen invoeren. • Invoer met SET-toets (80) bevestigen. De leds (78,81) knipperen groen.
Pagina 131
Foutindicaties bij het toevoegen van een bedienercode Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (81) rood: Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie – Lengte van de ingevoerde pagina 125. bedienercode is niet gelijk – Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat de aan de lengte van de lengte van de mastercode gelijk is aan die van mastercode...
Pagina 132
8.2.6 Bedienercode wijzigen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid stand brengen, pagina 125. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (81) groen. • Parameter 0-0-2 met cijfertoetsen invoeren. • Invoer met SET-toets (80) bevestigen. De leds (77,81) knipperen groen.
Pagina 133
Foutindicaties bij het wijzigen van een bedienercode Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (81) rood: Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie – Lengte van de ingevoerde pagina 125. bedienercode is niet gelijk – Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat de aan de lengte van de lengte van de mastercode gelijk is aan die van mastercode...
8.2.7 Afzonderlijke bedienercodes wissen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie pagina 125. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (81) groen. • Parameter 0-0-3 met cijfertoetsen invoeren. •...
Pagina 135
Foutindicaties bij het wissen van een afzonderlijke bedienercode Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (81) rood: Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie – Lengte van de ingevoerde pagina 125. bedienercode is niet gelijk – Invoer herhalen. Daarbij erop letten dat de aan de lengte van de lengte van de mastercode gelijk is aan die van mastercode...
8.2.8 Alle bedienercodes wissen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid tot stand brengen, zie pagina 125. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (81) groen. • Parameter 0-0-4 met cijfertoetsen invoeren. •...
8.2.9 Lengte van de nieuwe mastercode (4-6 teken) vastleggen en bedienercodes toevoegen De mastercode is af fabriek op viercijferige invoer ingesteld. Indien nodig kan de viercijferige mastercode op vijfcijferige of zescijferige invoer omgezet worden. Voordat de lengte van de mastercode kan worden gewijzigd, moeten alle bedienercodes worden gewist.
8.2.10 Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel (tijd) instellen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid stand brengen, pagina 125. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de led (81) groen. • Parameter 0-1-0 met cijfertoetsen invoeren. •...
Pagina 139
Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie – Ingevoerde uitschakeltijd ligt pagina 125. buiten het waardebereik – Invoer herhalen, daarbij erop letten, dat de invoer binnen het waardebereik ligt. Standaard ingestelde uitschakeltijd (o) Automatisch uitschakelen van het interne transportmiddel is geactiveerd. De uitschakeltijd is af fabriek op 5 minuten ingesteld.
Pagina 140
8.2.11 Rijprogramma toewijzen De rijprogramma's zijn aan de bedienercode gebonden en kunnen met een configuratiecode worden vrijgegeven of geblokkeerd. Bovendien kan met de configuratiecode iedere bedienercode start-rijprogramma worden toegewezen. Het start-rijprogramma is het rijprogramma dat na het inschakeling van het interne transportmiddel geactiveerd en met de leds (77,78,79) wordt aangegeven.
Pagina 141
Configuratiecode vastleggen: Instelwaarde Beschrijving – Rijprogramma 1 is voor de geselecteerde bedienercode geblokkeerd 1e cijfer – Rijprogramma 1 is voor de geselecteerde bedienercode vrijgegeven – Rijprogramma 2 is voor de geselecteerde bedienercode geblokkeerd 2e cijfer – Rijprogramma 2 is voor de geselecteerde bedienercode vrijgegeven –...
Pagina 142
Configuratie rijprogramma's voor bedienercode instellen Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Geldige mastercode met cijfertoetsen invoeren. Na invoer van de geldige mastercode knippert de groene led (81). • Parameter 0-2-4 met cijfertoetsen invoeren. • Invoer met SET-toets (80) bevestigen. De leds (77,81) knipperen groen. •...
Pagina 143
Foutindicatie bij de configuratie van de rijprogramma's Bij de volgende gebeurtenissen knippert de led (81) rood: Oorzaak Oplossing – Intern transportmiddel uitschakelen, zie – Geblokkeerd rijprogramma pagina 125. als start-rijprogramma – Invoer herhalen, daarbij erop letten dat de gedefinieerd configuratiecode correct wordt ingevoerd.
Voertuigparameters met CanCode instellen VOORZICHTIG! Onjuiste invoer Zonder CanDis kunnen alleen interne CanCode-parameters worden veranderd. Alleen met CanDis kunnen parameters van de rijregeling worden gewijzigd, zonder CanDis moeten de instellingen door de service van de producent worden ingesteld. VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door gewijzigde instellingen in de rij-, stuur- en hydraulische functies Het wijzigen van de instellingen voor rij-, stuur- en hydraulische functies in hogere of lagere waarden kan tot ongevallen leiden.
Pagina 145
Instelwaarde in programmeermodus controleren Werkwijze • Na het invoeren van de parameterwaarde het bewerkte rijprogramma selecteren en bevestigen met de Set-toets (80). Het interne transportmiddel staat in de rijmodus en kan worden gecontroleerd. Om door te gaan met instellen de Set-toets (80) nog een keer indrukken. Rijparameters opslaan Voorwaarden –...
Parameters Deze parameters kunnen door klantenservice van de producent worden ingesteld. Rijprogramma 1 Functie Bereik Standaard Instelwaarde Instelwaarde 20 - 200 Acceleratie (0.2 - 2.0 m/s (0.4 m/s 20 - 330 Uitlooprem (0.2 - 3.3 m/s (0.8 m/s 20 - 160 Omkeerrem (0.2 -1.6 m/s (1.0 m/s...
Pagina 147
Rijprogramma 3 Functie Bereik Standaard Instelwaarde Instelwaarde 20 - 200 Acceleratie (0.2 - 2.0 m/s (1.3 m/s 20 - 330 Uitlooprem (0.2 - 3.3 m/s (1.0 m/s Maximale snelheid in aandrijfrichting 0 - 60 met rijschakelaar (0 - 6.0 km/h) (6.0 km/h) Maximale snelheid in lastrichting met 0 - 60...
Pagina 149
Parameter vergrendeling hydraulische functies 3 , 4 Functie Bereik Standaard Opmerkingen instelwaarde 2338 Heffen, 0 – 15 0 = heffen en dalen altijd dalen vrijgegeven 1= heffen alleen met vrijgave 2 = heffen alleen in stilstand 3 = heffen alleen met vrijgave en alleen in stilstand 4 = dalen alleen met vrijgave 5 = heffen en dalen alleen met...
Pagina 150
5 , 6 Functie Bereik Standaard Opmerkingen instelwaarde 2338 Heffen, 0 – 15 13 = heffen en dalen alleen met dalen vrijgave, dalen alleen in stilstand 14 = heffen en dalen alleen in stilstand, dalen alleen met vrijgave 15 = heffen en dalen alleen met vrijgave en alleen in stilstand 5) met vrijgave = met dissel in rijbereik (F) of met ingedrukte toets "langzaam rijden"...
Batterijparameters met CanCode instellen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door gewijzigde parameters uHet wijzigen van instellingen kan tot ongevallen veroorzaken. uGoed opletten tijdens het bedienen van het interne transportmiddel In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe de parameter batterijtype (parameter 1377) wordt ingesteld op "droog –...
Pagina 152
Werkwijze • "SaveParameter" met de toetsvolgorde "1-2-3-Set" uitvoeren. • O-toets indrukken. Parameter is opgeslagen. Controleren van de gewijzigde parameter Voorwaarden – Parameter is opgeslagen. Werkwijze • O-toets(82) indrukken. • Mastercode invoeren. • Viercijferig parameternummer "1377" invoeren en met de SET-toets bevestigen. •...
Laadkarakteristiek batterijlader ELH 2415 / 2425 / 2435 met CanCode instellen Voorbeeld parameterinstelling In het volgende voorbeeld wordt de parameterinstelling van de laadkarakteristiek op een onderhoudsvrije batterij met 201 - 300 Ah beschreven. Voorwaarden – CanCode en CanDis zijn aanwezig. Werkwijze •...
Pagina 154
• Viercijferig parameternummer "1388" invoeren en met de SET-toets bevestigen. • Subindex "2" invoeren en met de Set-toets bevestigen. Op het display wordt de parameter met subindex afwisselend met de huidige waarde weergegeven. Bijvoorbeeld (1388-2<->0000-5) komt overeen met de laadkarakteristiek onderhoudsvrij batterij met 201 - 300 Ah. •...
Displayinstrument CanDis (o) Het instrument toont de volgende parameters: Indicatie batterijcapaciteit (alleen bij inbouwlader) Led-balken voor laadtoestand van de batterij Pictogram "let op" (geel), Opladen van batterij wordt aanbevolen Pictogram "stop" (rood); hefuitschakeling, Batterij moet worden opgeladen Geen pictogram bij instelling batterijtype op normale batterijen of natte batterij met extra capaciteit Pictogram "T"...
8.7.1 Ontlaadbewaker Als het pictogram "stop" (86) brandt is de ontlaadgrens bereikt. Bij geactiveerde ontlaadbewaker worden de hefbewegingen uitgeschakeld. Rijden en dalen blijft mogelijk. De hefbewegingen wordt pas weer vrijgegeven, als de aangesloten batterij voor 70% is geladen. 8.7.2 Bedrijfsurenindicatie Het indicatiebereik voor de bedrijfsuren ligt tussen 0,0 en 99.999,0 uur.
Display (2 inch) Pos. Bedienings- of Functie displayelement Informatieregel Weergave van de gebeurtenismeldingen, snelheid en restlooptijd Indicatie batterijcapaciteit Ontlaadtoestand batterij Pictogrammenveld Weergave pictogrammen, zie pagina 158. Batterijtype (karakteristiek) Weergave van het ingestelde batterijtype of de ingestelde batterijkarakteristiek 1 = onderhoudsvrije gel-/droge batterij 2 = speciale batterij zoals XFC Rijprogramma Geeft het actieve rijprogramma aan.
Pagina 158
8.8.1 Toetstoewijzing op display Toetstoewijzing in hoofdmenu Pictogra Betekenis Rijprogramma omlaag: Voor het lager schakelen van het rijprogramma Rijprogramma omhoog: Voor het hoger schakelen van het rijprogramma Instellingen (o): Voor het wisselen naar het menu voor het beheren van de codes of transponders Uitschakelen (o): Hiermee kan het interne transportmiddel worden uitgeschakeld...
Pagina 159
Toetsfuncties in het menu voor het beheer van de codes of transponders (o) Pictogra Betekenis Configuratiecode wijzigen: Voor het wijzigen van de configuratiecode en voor de activeren van het toetsenveld of de transponderlezer Toegangscode / transponder bewerken: Voor het toevoegen en verwijderen van toegangscodes of transponders Selectie omhoog: Voor het selecteren van toegangscodes of transponders Selectie omlaag:...
8.8.2 Pictogrammen op display In het pictogrammenveld (91) kunnen een willekeurig aantal pictogrammen worden weergegeven. Welke pictogrammen tijdens het gebruik worden weergegeven in het pictogrammenveld, is afhankelijk van de bedienings- en trucksituatie. Pictogra Betekenis Kleur Functie Stopinstructie Rood Functie-uitschakeling als gevolg van truckstoringen Waarschuwing Geel...
Pagina 161
Pictogra Betekenis Kleur Functie Heffing Geel Brandt als de heffuncties wegens te lage gedeactiveerd batterijcapaciteit uitgeschakeld zijn. Disselstand Geel Brandt bij het inschakelen met dissel in rijbereik. Brandt bij bediende rijschakelaar en dissel in rembereik. Wielarmheffing Geel Brandt bij bediende toets "wielarmen hefeinde heffen"...
Sleutelloze toegangssystemen De sleutelloze toegangssystemen dienen als vervanging voor het contactslot voor de vrijgave van het interne transportmiddel. De sleutelloze toegangssystemen bieden de mogelijkheid om aan de bediener of de bedienergroep een individuele code tot te wijzen. Pos. Beschrijving Display (EasyAccess Softkey): –...
8.10 Algemene informatie over bediening van de sleuzelloze toegangssystemen De afleveringscode is vermeld op een opgeplakte folie. Bij de eerste inbedrijfstelling de configuratiecode wijzigen, en de folie verwijderen! – Afleveringscode: 1-2-3-4 – Fabrieksinstelling configuratiecode: 2-4-1-2 Bij het toewijzen van de code moet erop worden gelet, dat aan interne transportmiddelen met meerijmodus een andere code wordt toegewezen dan aan interne transportmiddelen met meeloopmodus.
8.12 Display bedienen 8.12.1 Intern transportmiddel met toegangscode inschakelen Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie pagina 90. • Toegangscode met de toetsen onder het scherm (97) invoeren. Het interne transportmiddel is ingeschakeld. 8.12.2 Intern transportmiddel uitschakelen Werkwijze • Toets onder het pictogram "uitschakelen" (105) op het display indrukken.
Pagina 168
8.12.3 Configuratiecode wijzigen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder het pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "configuratiecode wijzigen" (101) indrukken. • Configuratiecode met de toetsen onder het display (97) invoeren. Ingevoerde configuratiecode wordt met gevulde cirkels aangegeven.
Pagina 169
8.12.4 Nieuwe toegangscode toevoegen Voorwaarden – Intern transportmiddel ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder het pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Toegangscode bewerken" (106) indrukken. configuratiecode wordt opgevraagd. • Configuratiecode toetsen onder het display (97) invoeren. Alle toegangscodes worden...
Pagina 170
8.12.5 Toegangscode wissen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder het pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Toegangscode bewerken" (106) indrukken. configuratiecode wordt opgevraagd. • Configuratiecode toetsen onder het display (97) invoeren. Alle toegangscodes worden...
8.12.6 Aanmeldingsgeschiedenis weergeven Het gebruik van de laatste verschillende toegangscodes wordt weergegeven in de aanmeldingsgeschiedenis. De laatste aanmelding wordt als eerste weergegeven. Als er meer toegangscodes zijn geregistreerd dan tegelijkertijd kunnen worden weergegeven, kan het displaybereik door vooruit of achteruit bladeren worden verschoven.
8.13 Toetsenveld bedienen 8.13.1 Intern transportmiddel met toegangscode inschakelen Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie pagina 90. • Toegangscode met toetsenveld (98) invoeren. Het interne transportmiddel is ingeschakeld. Werkwijze • Toets onder het pictogram "uitschakelen" (105) op het display indrukken. • NOODSTOP-schakelaar indrukken, zie pagina 90. Het interne transportmiddel is uitgeschakeld.
Pagina 173
8.13.3 Configuratiecode wijzigen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder het pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "configuratiecode wijzigen" (101) indrukken. • Configuratiecode toetsenveld (98) invoeren. Ingevoerde configuratiecode wordt op het display (97) met gevulde cirkels aangegeven.
Pagina 174
8.13.4 Nieuwe toegangscode toevoegen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Toegangscode bewerken" (106) indrukken. configuratiecode wordt opgevraagd. • Configuratiecode toetsenveld (98) invoeren. Alle toegangscodes worden op het display (97) weergegeven.
Pagina 175
8.13.5 Toegangscode wissen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 170. Werkwijze • Toets onder pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Toegangscode bewerken" (106) indrukken. De configuratiecode wordt opgevraagd. • Configuratiecode toetsenveld (98) invoeren. Alle toegangscodes worden op het display (97) weergegeven.
Pagina 176
8.13.6 Aanmeldingsgeschiedenis weergeven Het gebruik van de laatste verschillende toegangscodes wordt weergegeven in de aanmeldingsgeschiedenis. De laatste aanmelding wordt als eerste weergegeven. Als er meer toegangscodes zijn geregistreerd dan tegelijkertijd kunnen worden weergegeven, kan het displaybereik door vooruit of achteruit bladeren worden verschoven.
8.14 Transponderlezer bedienen LET OP Transponder niet beschadigen. Het interne transportmiddel kan niet worden ingeschakeld met beschadigde transponders. 8.14.1 Intern transportmiddel met transponder inschakelen Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar loszetten, zie pagina 90. • Transponder voor de transponderlezer (99) houden. Er verschijnt een groene haak die blijft staan totdat er een bevestiging volgt.
Pagina 178
8.14.3 Configuratietransponder wijzigen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 175. Werkwijze • Toets onder pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "configuratiecode wijzigen" (101) indrukken. • Configuratietransponder transponderlezer (99) leggen. De code van de configuratietransponder wordt op het display (97) weergegeven. •...
Pagina 179
8.14.4 Nieuwe transponder toevoegen Voorwaarden – Intern transportmiddel is ingeschakeld, zie pagina 175. Werkwijze • Toets onder pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Transponder bewerken" (106) indrukken. configuratietransponder wordt opgevraagd. • Configuratietransponder transponderlezer (99) leggen. Alle transpondercodes worden op het display (97) weergegeven.
Pagina 180
8.14.5 Transponder wissen Voorwaarden – Intern transportmiddel ingeschakeld, zie pagina 175. Werkwijze • Toets onder pictogram "Instelling" (100) indrukken. • Toets onder pictogram "Transponder bewerken" (106) indrukken. De configuratietransponder wordt opgevraagd. • Configuratietransponder transponderlezer (99) leggen. Alle transpondercodes worden op het display (97) weergegeven.
8.14.6 Aanmeldingsgeschiedenis weergeven Het gebruik van de laatste verschillende transponder wordt weergegeven in de aanmeldingsgeschiedenis. De laatste aanmelding wordt als eerste weergegeven. Als er meer transponders zijn geregistreerd dan tegelijkertijd kunnen worden weergegeven, kan het displaybereik door vooruit of achteruit bladeren worden verschoven.
F Onderhoud van het interne transportmiddel Bedrijfsveiligheid en milieubescherming De in hoofdstuk "Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen! beschreven controles en onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd volgens de vastgelegde onderhoudsintervallen (zie pagina 205). De producent adviseert de eveneens in hoofdstuk "Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen"...
Veiligheidsvoorschriften voor het onderhoud Personeel voor onderhoud en revisie De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice. De afsluiting van een onderhoudscontract met de producent ondersteunt een storingsvrij gebruik. Het onderhoud en de revisie van het interne transportmiddel en het vervangen van onderdelen mogen uitsluitend door vakpersoneel worden uitgevoerd.
Werkzaamheden aan de elektrische installatie WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door elektrische stroom Er mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aan de elektrische installatie worden gewerkt. De in de besturing ingebouwde condensatoren moeten volledig ontladen zijn. De condensatoren zijn ca. 10 minuten na het loskoppelen van de elektrische installatie van de batterij helemaal leeg.
Hydraulische installatie WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door lekkende hydraulische installaties Uit een lekkende of defecte hydraulische installatie kan hydraulische olie stromen. uVastgestelde gebreken direct bij de leidinggevende melden. uDefect intern transportmiddel kenmerken en buiten bedrijf stellen. uIntern transportmiddel pas weer in gebruik nemen nadat het defect is gevonden en verholpen.
Hijskettingen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet gesmeerde of verkeerd gereinigde hijskettingen Hijskettingen zijn veiligheidselementen. Hijskettingen mogen geen wezenlijke verontreiniging laten zien. Hijskettingen en scharnierpennen moeten altijd schoon en goed gesmeerd zijn. uHijskettingen alleen met paraffinederivaten reinigen, zoals petroleum of dieselbrandstof.
Bedrijfsmiddelen en smeerplan Veilig werken met bedrijfsmiddelen Werken met bedrijfsmiddelen Bedrijfsmiddelen moeten altijd vakkundig en in overeenstemming met de instructies van de producent worden gebruikt. WAARSCHUWING! Onvakkundige omgang brengt uw gezondheid en leven, en het milieu in gevaar Bedrijfsmiddelen kunnen brandbaar zijn. uBreng bedrijfsmiddelen niet in contact met hete onderdelen of open vuur.
Pagina 189
WAARSCHUWING! Gevaar door onjuiste omgang met olie Olie (kettingspray / hydraulische olie) zijn brandbaar en giftig. uOude olie op de voorgeschreven wijze afvoeren. Oude olie tot de afvoer veilig en op de voorgeschreven wijze bewaren uOlie niet morsen. uGemorste of uitgelopen olie direct met geschikt bindmiddel verwijderen. uHet mengsel van bindmiddel en olie volgens de geldende voorschriften afvoeren.
Gebruik in koelhuizen b Vulopening transmissieolie Vulopening hydraulische olie Hefkinematica initiaalheffing (alleen bij EJC 212z / 214z / 216z / 220z) Mengverhouding bij gebruik in koelhuis 1:1 Transmissieolie is een richtwaarde. Recht tandwiel moet ca. 2 mm in de olie gedompeld zijn.
Het gebruik van een genoemde alternatieve hydraulische olie is toegestaan, maar kan leiden tot een slechtere werking. Het is toegestaan een mengsel te gebruiken van de hydraulische olie van Jungheinrich met een van de genoemde alternatieve hydraulische oliesoorten.
Beschrijving van de onderhoudswerkzaamheden Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van de onderhoudwerkzaamheden. Om ongevallen bij onderhouds- en revisiewerkzaamheden te voorkomen moeten alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen worden getroffen. volgende voorwaarden realiseren: Werkwijze • Intern transportmiddel veilig parkeren, zie pagina 87. •...
Voorkap demonteren Voorkap demonteren Voorwaarden – Intern transportmiddel voorbereiden op onderhouds- en revisiewerkzaamheden, zie pagina 190. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Inbussleutel sleutelwijdte 5 Werkwijze • Dissel naar de buitenkant van het interne transportmiddel draaien of iets neigen. • Bouten (111) met inbussleutel eruit draaien. •...
Intern transportmiddel veilig optillen en opbokken WAARSCHUWING! Veilig optillen en opbokken van het interne transportmiddel Bij het optillen van het interne transportmiddel de bevestigingsmiddelen uitsluitend op de daarvoor bestemde punten bevestigen. Werkzaamheden onder een geheven lastopnamemiddel mogen enkel worden uitgevoerd, wanneer deze zijn beveiligd met een voldoende sterke ketting of met de borgpennen.
Reinigingswerkzaamheden 4.4.1 Intern transportmiddel reinigen Het interne transportmiddel mag uitsluitend op daarvoor bestemde plaatsen worden gereinigd, die voldoen aan de bepalingen van het land waarin het transportmiddel wordt ingezet. VOORZICHTIG! Brandgevaar Het interne transportmiddel mag niet met brandbare vloeistoffen worden gereinigd. uVoor aanvang van de reinigingswerkzaamheden batterijstekker eruit trekken.
Pagina 196
Intern transportmiddel reinigen Voorwaarden – Bereid het interne transportmiddel voor op onderhoudwerkzaamheden (zie pagina 190). Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – In water oplosbaar reinigingsmiddel – Spons of doek Werkwijze • Intern transportmiddel met in water oplosbare reinigingsmiddelen en water oppervlakkig reinigen.
4.4.2 Bouwgroepen elektrische installatie reinigen VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadigingen aan de elektrische installatie Het reinigen van de bouwgroepen (besturingen, sensoren, motoren e.d.) van de elektronische installatie met water, kan de elektrische installatie beschadigen. uElektrische installatie niet met water reinigen. uElektrische installaties met zwakke zuig- of perslucht (compressor met waterafscheider gebruiken) en een niet-geleidende, antistatische kwast reinigen.
Bevestiging en slijtage van de wielen controleren Bij bereiken slijtagegrens (112) moeten de wielen worden vervangen. wielmoeren aandrijfwiel vastdraaien volgens onderhoudscontrolelijst aangegeven onderhoudsintervallen, zie pagina 205. Wielmoeren vastdraaien Voorwaarden – Intern transportmiddel voorbereiden onderhouds- revisiewerkzaamheden, zie pagina 190. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal –...
Controleer elektrische zekeringen Zekeringen controleren Voorwaarden – Intern transportmiddel voorbereid op onderhouds- en revisiewerkzaamheden, zie pagina 190. – Voorkap verwijderd, zie pagina 191. Werkwijze • Zekeringen controleren op de juiste waarde volgens de tabel en indien nodig vervangen. Zekeringen zijn gecontroleerd. Pos.
Inbedrijfstelling van het interne transportmiddel na onderhoudswerkzaamheden Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen, zie pagina 193. • Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie pagina 188. • Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten. •...
Intern transportmiddel stilleggen Als het interne transportmiddel langer dan een maand wordt stilgelegd, mag hij uitsluitend in een vorstvrije en droge ruimte worden opgeslagen. De maatregelen voor, tijdens en na stillegging uitvoeren, zoals hierna beschreven. Het interne transportmiddel tijdens de stillegging zodanig opbokken dat de wielen geen contact meer hebben met de ondergrond.
Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen, zie pagina 193. • Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie pagina 188. • Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten. •...
Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen Een persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel na bijzondere gebeurtenissen of minimaal één keer per jaar (nationale voorschriften in acht nemen) controleren. De producent biedt voor de veiligheidsinspectie een service aan, die wordt uitgevoerd door speciaal voor deze werkzaamheden opgeleid personeel.
G Onderhoud, inspectie en vervanging van onderhoudsonderdelen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door verwaarloosd onderhoud Verzuim van regelmatig onderhoud en inspectie kan leiden tot uitval van het interne transportmiddel en vormt bovendien een potentieel gevaar voor personen en bedrijf. uEen grondige en vakkundige onderhoudsbeurt is één van de belangrijkste voorwaarden voor het veilige gebruik van het interne transportmiddel.
Inhouden voor de revisie EJC 212z/214z/216z Gemaakt op: 2019-04-24 12:00 Exploitant Uit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week. 1.1.1 Onderhoudsintervallen 1.1.1.1 Standaarduitvoering Remmen Rem op goede werking testen Hydraulische bewegingen Hefkettingen smeren. Vulstand hydraulische olie corrigeren.
Pagina 209
1.1.1.2 Optionele uitvoering Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren. Loodzuurbatterij Energietoevoer Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.
Pagina 210
1.1.2 Inhouden voor inspectie 1.1.2.1 Standaarduitvoering De volgende punten moeten worden gecontroleerd: Elektrische installatie Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleiding Indicatie- en bedieningselementen op functioneren NOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging Energietoevoer Batterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging Rijden Buikschakelaar op functioneren en beschadiging Wielen op slijtage en beschadiging...
Pagina 211
1.1.2.2 Optionele uitvoering De volgende punten moeten worden gecontroleerd: Inbouwlader serie Batterijlader Netstekker en stroomkabel op beschadiging Aquamatiek Energietoevoer Aquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheid Stromingsindicator op functioneren en dichtheid Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Aansluitingen van batterijkabel op vastzitten Batterij en batterijcomponenten op beschadiging Loodzuurbatterij Energietoevoer...
Klantenservice 1.2.1 Onderhoudsintervallen Uitvoeren volgens onderhoudsinterval 212z/214z/216z 1000 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per jaar. 1.2.1.1 Standaarduitvoering Remmen Testen of de rem bij maximaal verticale en horizontale disselstand werkt. Luchtspleet van magneetrem meten. Elektrische installatie Testen of contactgevers en/of relais werken. Framesluitingstest uitvoeren.
Pagina 213
1.2.1.2 Optionele uitvoering Inbouwlader serie Batterijlader Testen of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt. Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren. Draadloze datatransmissie Systeemcomponenten Scanner en terminal reinigen. Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Batterij reinigen. Batterijpolen reinigen en invetten. Zuurdichtheid en batterijspanning meten.
1.2.2 Inhouden voor inspectie De volgende punten moeten worden gecontroleerd: 1.2.2.1 Standaarduitvoering Elektrische installatie Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleiding Kabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadiging Indicatie- en bedieningselementen op functioneren NOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging Opmerking: Meeloper: 701;...
Pagina 215
Hydraulische bewegingen Mastrollen en loopvlakken op slijtage en beschadiging Hydraulische installatie op functioneren Hydraulische aansluitingen, slang- en buizen op vastzitten, lekkage en beschadiging Vorken of lastopnamemiddelen op slijtage en beschadiging Mast- en vorkenbordbevestigingen op aanwezig zijn en vastzitten Trek-/duwstangen op gelijkmatige instelling, slijtage en beschadiging Slangen, buizen en aansluitingen op slijtage, lekkage, beschadiging, deuken en verdraaiing Sturen...
Pagina 216
1.2.2.2 Optionele uitvoering Inbouwlader serie Batterijlader Netstekker en stroomkabel op beschadiging Kabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging Elektrolytcirculatie Energietoevoer Slangaansluitingen en pomp op functioneren Aquamatiek Energietoevoer Aquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheid Stromingsindicator op functioneren en dichtheid Schocksensor/datarecorder Elektrische installatie Schoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging...
Pagina 217
Loodzuurbatterij Energietoevoer Batterij, batterijkabel en celverbinder op vastzitten en beschadiging...
1.2.3 Onderhoudsonderdelen De producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in de aangegeven intervallen te vervangen. 1.2.3.1 Standaarduitvoering Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren Maanden Hydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 Hydraulische olie 2000 Hydrauliekoliefilter 2000 Transmissieolie 10000 1.2.3.2 Optionele uitvoering Gebruik in koelhuizen Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren Maanden Additief hydraulische olie 1000...
Inhouden voor de revisie EJC 214/216 Gemaakt op: 2019-04-24 12:00 Exploitant Uit te voeren om de 50 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per week. 2.1.1 Onderhoudsintervallen 2.1.1.1 Standaarduitvoering Remmen Rem op goede werking testen Hydraulische bewegingen Hefkettingen smeren. Vulstand hydraulische olie corrigeren. Sturen Testen of dissel terugkeert in de uitgangspositie.
Pagina 220
2.1.1.2 Optionele uitvoering Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren. Loodzuurbatterij Energietoevoer Vulstand batterijzuur met gedemineraliseerd water corrigeren.
Pagina 221
2.1.2 Inhouden voor inspectie 2.1.2.1 Standaarduitvoering De volgende punten moeten worden gecontroleerd: Elektrische installatie Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleiding Indicatie- en bedieningselementen op functioneren NOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging Energietoevoer Batterij en batterijcomponenten op beschadiging Batterijstekker op vastzitten, functioneren en beschadiging Rijden Buikschakelaar op functioneren en beschadiging Wielen op slijtage en beschadiging...
Pagina 222
2.1.2.2 Optionele uitvoering De volgende punten moeten worden gecontroleerd: Inbouwlader serie Batterijlader Netstekker en stroomkabel op beschadiging Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Aansluitingen van batterijkabel op vastzitten Batterij en batterijcomponenten op beschadiging Loodzuurbatterij Energietoevoer Aansluitingen van batterijkabel op vastzitten...
Klantenservice 2.2.1 Onderhoudsintervallen Uitvoeren volgens onderhoudsinterval EJC 214/216 om de 1000 bedrijfsuren, echter minimaal één keer per jaar. 2.2.1.1 Standaarduitvoering Remmen Testen of de rem bij maximaal verticale en horizontale disselstand werkt. Luchtspleet van magneetrem meten. Elektrische installatie Testen of contactgevers en/of relais werken. Framesluitingstest uitvoeren.
Pagina 224
2.2.1.2 Optionele uitvoering Inbouwlader serie Batterijlader Testen of wegrijbeveiliging bij interne transportmiddelen met inbouwlader werkt. Tijdens het laadproces een potentiaalmeting aan het frame uitvoeren. Draadloze datatransmissie Systeemcomponenten Scanner en terminal reinigen. Loodzuurbatterij internationaal Energietoevoer Batterij reinigen. Batterijpolen reinigen en invetten. Zuurdichtheid en batterijspanning meten.
Pagina 225
2.2.2 Inhouden voor inspectie De volgende punten moeten worden gecontroleerd: 2.2.2.1 Standaarduitvoering Elektrische installatie Alarm- en veiligheidssystemen aan de hand van de handleiding Kabel- en motorbevestiging op vastzitten en beschadiging Indicatie- en bedieningselementen op functioneren NOODSTOP-schakelaars op functioneren en beschadiging Opmerking: Meeloper: 701;...
Pagina 226
Hydraulische bewegingen Mastrollen en loopvlakken op slijtage en beschadiging Hydraulische installatie op functioneren Mast- en vorkenbordbevestigingen op aanwezig zijn en vastzitten Slangen, buizen en aansluitingen op slijtage, lekkage, beschadiging, deuken en verdraaiing Sturen Dissel op zijdelingse speling Stuurcomponenten op speling en beschadiging...
Pagina 227
2.2.2.2 Optionele uitvoering Inbouwlader serie Batterijlader Netstekker en stroomkabel op beschadiging Kabel- en elektrische aansluitingen op vastzitten en beschadiging Elektrolytcirculatie Energietoevoer Slangaansluitingen en pomp op functioneren Aquamatiek Energietoevoer Aquamatik-stop, slangaansluitingen en vlotter op functioneren en dichtheid Stromingsindicator op functioneren en dichtheid Schocksensor/datarecorder Elektrische installatie Schoksensor / datarecorder op vastzitten en beschadiging...
Pagina 228
2.2.3 Onderhoudsonderdelen De producent adviseert om de onderstaande onderhoudsonderdelen in de aangegeven intervallen te vervangen. 2.2.3.1 Standaarduitvoering Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren Maanden Hydrauliek, be- en ontluchtingsfilter 2000 Hydraulische olie 2000 Hydrauliekoliefilter 2000 Transmissieolie 10000 2.2.3.2 Optionele uitvoering Gebruik in koelhuizen Onderhoudsonderdeel Bedrijfsuren Maanden Additief hydraulische olie 1000...
Pagina 229
Voorwoord Aanwijzingen voor de gebruikshandleiding Voor een veilig gebruik van de tractiebatterij is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE GEBRUIKSHANDLEIDING vindt. informatie korte, overzichtelijke vorm weergegeven. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt en de pagina's zijn doorgaand genummerd. In deze gebruikshandleiding worden verschillende batterijvarianten en de verschillende opties gedocumenteerd.
Pagina 230
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding is in handen van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Friedrich-Ebert-Damm 129 22047 Hamburg - Duitsland Telefoon: +49 (0) 40/6948-0 www.jungheinrich.com...
Pagina 231
Inhoudsopgave Tractiebatterij ................Gebruik volgens bestemming ..............Typeplaatje ....................Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen..Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt....Beschrijving ..................... Gebruik ....................Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen........Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS.... Beschrijving ..................... Gebruik ....................Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV- BS......................
A Tractiebatterij Gebruik volgens bestemming Deze bijlage geldt niet voor interne transportmiddelen met li-ion-batterijen. Meer documentaties over de li-ion-batterijen vindt u in de meegeleverde documenten. Als de gebruikshandleiding niet in acht worden genomen, als bij de reparatie geen originele vervangingsonderdelen worden gebruikt, als er eigenmachtige ingrepen plaatsvinden, als er additieven aan de elektrolyt wordt toegevoegd vervalt de garantie.
Pagina 234
Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen...
Pagina 235
Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen Gebruikte batterijen is afval dat onder strenge bewaking moet worden gerecycled. Deze batterij is voorzien van het recyclingteken en een doorgestreepte vuilnisbak en mag niet bij het huisvuil worden gegooid. De wijze van terugname en hergebruik moet volgens artikel 8 BattG worden overeengekomen met de producent van de batterij.
Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt Beschrijving Tractiebatterijen van Jungheinrich zijn loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt. De benamingen voor de tractiebatterijen zijn PzS, PzB, PzS Lib en PzM. Aanduiding Toelichting – Loodbatterij met pantserplaatcellen "standaard "en vloeibaar elektrolyt – Breedte van een batterijcel: 198 mm –...
4.1.1 Nominale gegevens batterij Product Tractiebatterij Nominale spanning (nominaal) 2,0 V x aantal cellen Nominale capaciteit C5 zie typeplaatje Ontlaadstroom C5/5h Nominale dichtheid van het 1,29 kg/l elektrolyt Nominale temperatuur 30 °C Nominale elektrolytstand systeem Tot elektrolytstand markering "Max" Grenstemperatuur 55 °C 1.
Gebruik 4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van de producent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice. 4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen Doorsnede van een batterijcel Bovenaanzicht op een batterijcel Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze •...
4.2.3 Ontladen van de batterij Voor het bereiken van een optimale levensduur tijdens het gebruik ontladingen van meer dan 80% van de nominale capaciteit vermijden (diepontlading). Dat komt overeen met een minimale elektrolytdichtheid van 1,13 kg/l aan het einde van de ontlading.
Pagina 240
Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 °C. Daarom mag pas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan 45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het laden minimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt. Onder de +10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.
Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen 4.3.1 Waterkwaliteit voor bijvullen van elektrolyt De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater door destillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor het maken van elektrolyt.
4.3.3 Wekelijks – Visuele controle na heroplading op vervuiling of mechanische beschadigingen. – Bij het regelmatig opladen op basis van IU-karakteristiek een compensatielading uitvoeren. 4.3.4 Maandelijks – Tegen het einde van de laadcyclus moeten de spanningen van alle cellen bij ingeschakelde lader worden gemeten en geregistreerd.
Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Beschrijving PzV-batterijen zijn gesloten batterijen met vastgelegd elektrolyt, waarbij gedurende de volledige bruikbaarheidsduur geen water mag worden bijgevuld. Als afsluitdoppen worden veiligheidsventielen gebruikt die bij het openen vernietigd worden. Tijdens het gebruik worden aan de gesloten batterijen dezelfde veiligheidseisen gesteld als aan batterijen met vloeibare elektrolyt, om een elektrische schok, een explosie van de elektrolytische laadgassen en in het geval van een vernietiging van de celbehuizingen het gevaar door de corrosieve elektrolyt te voorkomen.
Gebruik 5.2.1 Inbedrijfstelling Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze • Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert. • Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op min) en goed contact maakt. •...
Pagina 245
5.2.3 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
Pagina 246
Batterij opladen Voorwaarden – Elektrolyttemperatuur tussen +15 °C en +35 °C Werkwijze • Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen. • De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde lader aansluiten. •...
Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Geen water bijvullen! 5.3.1 Dagelijks – Batterij na iedere ontlading opladen. 5.3.2 Wekelijks – Visuele controle op vervuiling of mechanische beschadigingen. 5.3.3 Per kwartaal – Totaalspanning meten en registreren. – Afzonderlijke spanningen meten en registreren. –...
Pagina 248
Waterbijvulsysteem Aquamatik Opbouw waterbijvulsysteem > 3 m Watertank Tappunt met kogelkraan Stromingsindicator Afsluitkraan Afsluitkoppeling Afsluitstekker op batterij...
Pagina 249
Functiebeschrijving Het waterbijvulsysteem Aquamatik wordt gebruikt voor het automatisch instellen van de nominale elektrolytstand bij aandrijfbatterijen voor interne transportmiddelen. De batterijcellen zijn met slangen met elkaar verbonden en worden met een steekaansluiting aangesloten op het waterbijvulstation (bijvoorbeeld watertank). Na het openen van de afsluitkraan worden alle cellen met water gevuld. De Aquamatik- stop regelt het benodigde watervolume en zorgt ervoor dat bij een bepaalde waterdruk op het ventiel de watertoevoer wordt afgesloten en het ventiel veilig wordt gesloten.
Vulduur De vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, de omgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. De watertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij worden losgekoppeld. Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water.
Elektrolytcirculatie Functiebeschrijving De elektrolytcirculatie zorgt door de toevoer van lucht tijdens het laden voor een vermenging van de elektrolyt en voorkomt zo zuurlagen, verkort de laadtijd (laadfactor ca. 1,07) en reduceert de gasvorming tijdens het laden. De lader moet voor de batterij en elektrolytcirculatie toegelaten zijn. Een in de lader ingebouwde pomp zorgt voor de vereiste perslucht die via een slangensysteem naar de batterijcellen wordt geleid.
Pagina 252
OPMERKING Als een geïnstalleerd elektrolytcirculatiesysteem niet of niet regelmatig wordt gebruikt of als de batterij blootstaat aan grotere temperatuurschommelingen, kan het elektrolyt terugstromen in het slangensysteem. Voorzien in een luchttoevoerleiding met een apart koppelingssysteem, bijvoorbeeld: Afsluitkoppeling aan batterijzijde en doorvoerkoppeling aan luchttoevoerzijde.
Pagina 253
Batterijen reinigen Het is nodig om de batterijen en troggen te reinigen, om – de isolatie van de cellen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de aarde of externe geleidende delen te behouden. – schade door corrosie en door kruipstroom te vermijden. –...
Pagina 254
Batterij met hogedrukreiniger reinigen Voorwaarden – Celverbinders moeten vastgedraaid en stevig ingestoken zijn – Celstoppen gesloten Werkwijze • Gebruiksaanwijzing van de hogedrukreiniger lezen. • Geen reinigingsadditieven gebruiken. • Toegestane temperatuurinstelling voor het reinigingsapparaat van 140 °C aanhouden. Op deze manier gegarandeerd dat bij een afstand van 30 cm achter de uitlaatsproeier een temperatuur van 60 °C niet wordt overschreden.
Batterij opslaan OPMERKING De batterij mag niet langer dan 3 maanden zonder lading worden opgeslagen, anders is hij op lange termijn niet meer functioneel. Als batterijen voor een langere tijd niet worden gebruikt, moeten ze volledig opgeladen in een droge, vorstvrije ruimte worden opgeslagen. Om de functionaliteit van de batterij veilig te stellen kunnen de volgende laadbehandelingen worden gekozen: –...