Pagina 2
Verklaring van overeenstemming Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Producent of in de gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger Type Optie Serienummer Bouwjaar EFG 425k EFG 425ks EFG 425 EFG 425s EFG 430k EFG 430ks EFG 430 EFG 430s EFG 4S30 EFG 4S30s...
Pagina 4
Voorwoord Aanwijzingen voor de handleiding Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in korte, overzichtelijke vorm. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt en de pagina's zijn doorgaand genummerd. In deze handleiding worden verscheidene varianten van het interne transportmiddel beschreven.
Pagina 5
Auteursrecht Het auteursrecht op deze handleiding is in handen van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Am Stadtrand 35 22047 Hamburg - Deutschland Telefoon: +49 (0) 40/6948-0 www.jungheinrich.com...
Pagina 6
Inhoudsopgave Gebruik volgens bestemming..........Algemeen ....................Gebruik volgens bestemming ..............Toegestane gebruiksvoorwaarden ............Verplichtingen van de exploitant.............. Aanbouwapparatuur of opties aanbouwen ..........Beschrijving van het voertuig ..........Beschrijving van de toepassing ............... Voertuigtypen en nominaal hefvermogen..........Beschrijving van modules en functies ............. Definitie van de rijrichting ................
Pagina 7
Batterij - onderhouden, opladen, vervangen ......Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen ...... Algemene opmerkingen over het werken met batterijen ......Batterijtypen..................... Afmetingen van de batterijen..............Batterij vrijmaken ..................Batterij laden.................... Batterij laden met stationaire lader ............Batterij demonteren en monteren ............Demonteren en monteren met juniortruck EJE met wisselbinding Snapfit (o) ......................
Pagina 9
4.15 Inbedrijfstelling van het interne transportmiddel na onderhoudswerk- zaamheden....................183 Het interne transportmiddel stilleggen ............. 184 Maatregelen vóór de stillegging............... 185 Maatregelen tijdens de stillegging ............185 Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging 186 Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen 187 Definitief buiten bedrijf stellen;...
Pagina 10
Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden.
Pagina 12
A Gebruik volgens bestemming Algemeen interne transportmiddel moet volgens aanwijzingen deze gebruikshandleiding worden gebruikt, bediend en onderhouden. Een andere toepassing is niet beoogd en kan leiden tot letsel en tot schade aan het interne transportmiddel of voorwerpen van waarde. Gebruik volgens bestemming AANWIJZING De maximaal op te nemen last en de maximaal toegestane lastafstand zijn aangegeven op het draagvermogenplaatje.
Pagina 13
Toegestane gebruiksvoorwaarden – Gebruik in industriële en bedrijfsomgeving. – Toegestaan temperatuurbereik -20°C tot +40°C. – Uitsluitend gebruiken op versterkte en vlakke ondergrond met voldoende draagvermogen. – Toegestane vlak- en puntbelastingen van de rijbanen niet overschrijden. – Uitsluitend op goed overzichtelijke door de exploitant vrijgegeven rijbanen gebruiken.
Pagina 14
Verplichtingen van de exploitant Exploitant in de zin van deze gebruikshandleiding is elke natuurlijke of rechtspersoon die het interne transportmiddel zelf gebruikt of in wiens opdracht het wordt gebruikt. In bijzondere situaties (bijvoorbeeld leasen of huren) is de exploitant de persoon die volgens de bestaande overeenkomst tussen eigenaar en bediener van het interne transportmiddel de genoemde bedrijfsplichten moet waarnemen.
Pagina 16
B Beschrijving van het voertuig Beschrijving van de toepassing De EFG 425 - 430 is een elektrische heftruck met bestuurderstoel in vierwieluitvoering. Hij is een vrijdragende contragewicht-heftruck, die met de voor het interne transportmiddel aangebrachte lastopnamemiddel lasten kan opnemen, heffen, transporteren en neerzetten. Er kunnen ook pallets met gesloten bodems worden opgenomen.
Pagina 17
Beschrijving van modules en functies Definitie van de rijrichting De rijrichtingen worden als volgt aangegeven: De rijrichtingen worden als volgt aangegeven: Pos. Rijrichting Links Achteruit Vooruit Rechts...
Pagina 18
Overzicht modules Pos. Aanduiding Pos. Aanduiding t Bestuurdersstoel t Vorken t Beschermdak t Vorkenbord t Hefmast t Aandrijving t Stuurwiel t Batterijdeur t Bedieningselement t Stuuras hefinstallatie t Bedienings- en t Aanhangerkoppeling displayeenheid t NOODUIT-schakelaar t Contragewicht t Standaarduitvoering...
Pagina 19
Functiebeschrijving Frame Het frame vormt in combinatie met het contragewicht de dragende basisstructuur van het interne transportmiddel. Deze is bestemd voor de opname van de hoofdcomponenten. Cockpit en beschermdak Het beschermdak is verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen en beschermt de bediener tegen vallende voorwerpen en andere externe invloeden.
Pagina 20
Noodstop-veiligheidsconcept bij interne transportmiddelen met een elektrisch stuursysteem (o) Als het systeem tijdens het sturen een storing herkend, wordt er automatisch een noodstop geactiveerd. Het interne transportmiddel wordt tot de stilstand afgeremd, de rijrichting wordt niet gewijzigd. Op de bedieneenheid met display verschijnt een gebeurtenismelding. Als het het interne transportmiddel wordt ingeschakeld voert hij een zelftest uit.
Pagina 21
Vermogensgegevens Aanduiding 425k 425ks 425s Nominaal draagvermogen 2500 2500 (bij C = 500 mm) C Lastzwaartepunt Rijdsnelheid 16 / 17 16 / 17 km/h Met / zonder last *) 19 / 20 19 / 20 Hefsnelheid 0,43 / 0,55 0,43 / 0,55 Met / zonder last 0,48 / 0,6 0,48 / 0,6...
Pagina 22
Aanduiding 430k 430ks 430s S30s Nominaal draagvermogen 3000 3000 3000 (bij C = 500 mm) c Lastzwaartepunt Rijdsnelheid 16 / 17 16 / 17 16 / 17 km/h Met / zonder last *) 19 / 20 19 / 20 19 / 20 Hefsnelheid 0,40 / 0,55 0,40 / 0,55 0,40 / 0,55 Met / zonder last...
Pagina 29
Banden AANWIJZING Bij verwisselen van de in de fabriek gemonteerde banden/velgen enkel originele reserveonderdelen resp. door de producent vrijgegeven banden gebruiken, anders kan de producentspecificatie niet worden aangehouden. Bij vragen kunt u contact opnemen met de klantenservice van de producent. EFG 425-430 Aanduiding EFG 425...
Pagina 30
EN-normen Gemiddeld geluidsdrukniveau – EFG 425k/425: 69 dB(A) – EFG 430/4S30: 69 dB(A) *+/- 3 dB(A) afhankelijk van de toesteluitrusting conform EN 12053 in overeenstemming met ISO 4871. Het gemiddelde geluidsdrukniveau wordt bepaald op basis van de normgegevens en omvat het geluidsdrukniveau bij het rijden, heffen en stationair draaien. Het geluidsdrukniveau wordt gemeten bij het oor van de bestuurder.
Pagina 31
Elektromagnetische comptabiliteit (EMC) WAARSCHUWING! Storing van medische apparatuur door niet-ioniserende straling Elektrische uitrustingen van het interne transportmiddel, die niet-ioniserende stralen afgeven (bijv. draadloze gegevensoverdracht), kunnen de werking van medische apparatuur (pacemakers, gehoorapparatuur e.d.) van de bediener storen en een verkeerde werking veroorzaken. Met een arts of de fabrikant van het medische apparaat moet worden vastgesteld, of een dergelijk apparaat in de omgeving van het interne transportmiddel kan worden gebruikt.
Pagina 32
Gebruiksvoorwaarden Omgevingstemperatuur – Bij gebruik -20°C tot +40°C Bij voortdurend gebruik bij extreme schommelingen in temperatuur en condenserende luchtvochtigheid is voor interne transportmiddelen een speciale uitrusting en toelating vereist. 3.10 Elektrische eisen De producent bevestigt de naleving van de eisen voor het ontwerp en de vervaardiging van de elektrische uitrusting bij gebruik van het interne transportmiddel volgens de bestemming op grond van EN 1175 "Veiligheid van gemotoriseerde transportwerktuigen - Elektrische eisen".
Pagina 33
Kentekenplaatsen en typeplaatjes Kentekenplaatsen Waarschuwingsborden pictogrammen zoals hefcapaciteitplaatjes, bevestigingspunten en typeplaatjes moeten altijd leesbaar zijn, indien nodig vervangen. (mm) Q (kg) D (mm)
Pagina 34
Pos. Aanduiding 15 Reactie bij kantelgevaar voor het intern transportmiddel Niet op de opgenomen last gaan staan / niet onder de last gaan staan / beknellingsgevaar bij bewegingen van de hefmast 17 Bevestigingspunten voor verladen met kraan 18 Rijden met opgeheven last, voorover neigen van de mast met opgeheven last niet toegestaan 19 Maximale lichaamsgrootte 20 Veiligheidsgordel omdoen...
Pagina 35
Typeplaatje De afbeelding geeft de standaarduitvoering in de EU-lidstaten weer. In andere landen kan de uitvoering van het typeplaatje afwijken. Pos. Naam Pos. Naam Type Bouwjaar Serienummer Lastzwaartepunt-afstand in mm Nominaal hefvermogen in kg Aandrijfvermogen Batterijspanning in V Batterijgewicht min/max in kg Leeg gewicht zonder batterij in kg Fabrikant Optie...
Pagina 36
Hefvermogenplaatje van het interne transportmiddel VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door vervanging van de vorktanden Bij het vervangen van de vorktanden door vorktanden die afwijken van de aflevertoestand verandert de hefcapaciteit. Bij het vervangen van de vorktanden moet een extra hefcapaciteitplaatje worden aangebracht op het interne transportmiddel.
Pagina 37
Hefcapaciteitplaatje van het aanbouwapparaat Het lastdiagram voor aanbouwapparaten bevindt zich naast het lastdiagram van het interne transportmiddel en geeft het draagvermogen Q (in kg) aan van het interne transportmiddel in combinatie met het betreffende aanbouwapparaat. Het op het lastdiagram voor aanbouwapparaat aangegeven serienummer...
Pagina 38
C Transport en eerste inbedrijfstelling Transport U kunt het transport afhankelijk van de bouwhoogte van de hefmast en de plaatselijke omstandigheden op twee verschillende manieren uitvoeren: – staand, met gemonteerde hefmast (bij lage bouwhoogten) – staand, met gedemonteerde hefmast (bij grote heftruckhoogten), alle mechanische verbindingen en alle hydraulische leidingen tussen basistoestel en hefmast zijn losgehaald.
Pagina 39
Intern transportmiddel met kraan verladen WAARSCHUWING! Gevaar door niet geïnstrueerd personeel bij verladen met kraan Door ondeskundig verladen met kraan door niet geschoold personeel kan het interne transportmiddel vallen. Om deze reden bestaat er letselgevaar voor het personeel en het gevaar van materiaalbeschadigingen aan het interne transportmiddel. Het verladen moet worden uitgevoerd door speciaal daarvoor geschoold vakpersoneel.
Pagina 40
Intern transportmiddel met kraan verladen Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig geparkeerd, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95. Werkwijze • Hijsmiddelen aan de bevestigingspunten (46) en (45) stevig bevestigen. • Intern transportmiddel optillen en verladen. • Intern transportmiddel voorzichtig laten dalen beveiligd neerzetten, "Intern...
Pagina 41
Verladen met tweede intern transportmiddel WAARSCHUWING! Intern transportmiddel kan worden beschadigd Bij het verladen met een tweede intern transportmiddel kan het te verladen intern transportmiddel beschadigen. Verlading enkel door geschoold vakpersoneel. Voor het verladen enkel interne transportmiddelen gebruiken met voldoende draagvermogen.
Pagina 42
Borging van het interne transportmiddel tijdens transport WAARSCHUWING! Ongecontroleerde bewegingen tijdens het transport Ondeskundige borging van het interne transportmiddel en de hefmast tijdens het transport kan tot ernstige ongevallen leiden. Het verladen mag uitsluitend worden uitgevoerd door speciaal daarvoor geschoold vakpersoneel.
Pagina 43
Beveiliging met hefmast Beveiliging zonder hefmast Intern transportmiddel voor transport borgen Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig op vrachtwagen of aanhanger geplaatst, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – 2 sjorriemen met spansysteem – Borgwig. Werkwijze •...
Pagina 44
Eerste inbedrijfstelling Veiligheidsaanwijzingen voor de montage en inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door onjuiste montage De montage van het interne transportmiddel op de plaats van gebruik, de inbedrijfstelling en de instructie van de bediener mogen enkel door de speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producent worden uitgevoerd.
Pagina 46
D Batterij - onderhouden, opladen, vervangen Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen Onderhoudspersoneel Uitsluitend hiervoor opgeleid personeel mag de batterijen opladen, onderhouden en vervangen. Neem bij het uitvoeren van de werkzaamheden deze handleiding en de voorschriften van de producent van de batterij en het batterijlaadstation in acht. Brandpreventiemaatregelen Bij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open vuur worden gebruikt.
Pagina 48
Algemene opmerkingen over het werken met batterijen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen en letsel bij het hanteren van batterijen De batterijen bevatten opgelost zuur, dat giftig en corrosief is. Contact met batterijzuur beslist voorkomen. Oud batterijzuur op de voorgeschreven wijze afvoeren. Bij het werken aan de batterijen moeten altijd beschermende kleding en oogbescherming worden gedragen.
Pagina 49
Batterijtypen VOORZICHTIG! Enkel batterijen gebruiken, waarvan de afdekking of onder spanning staande onderdelen zijn geïsoleerd. Het batterijgewicht is aangegeven op het typeplaatje van de batterij. Afhankelijk van de toepassing wordt het interne transportmiddel uitgerust met een bepaald batterijtype. De onderstaande tabel toont onder vermelding van het vermogen, welke combinaties als standaard zijn voorzien: Voertuigtype Aanduiding...
Pagina 50
Batterij vrijmaken Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig geparkeerd, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95. – Lastopnamemiddel neergelaten. – Contactslot in de stand UIT. – Sleutel uitgetrokken. – NOODUIT-schakelaar in stand UIT. Werkwijze • Batterijdeur (49) tot aan de aanslag openen. •...
Pagina 51
Batterij laden WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken. Verbinden en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de batterijstekker alleen...
Pagina 52
Batterij laden met stationaire lader Batterijdeur moet bij het laden minimaal 200 mm geopend zijn, om voldoende ventilatie te garanderen. Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig geparkeerd, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95. – Batterij vrij gemaakt. – Lader uitgeschakeld. –...
Pagina 53
Batterij demonteren en monteren WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen bij het uit- en inbouwen van de batterij Door het gewicht en de batterijzuren, kan er bij het uit- en inbouwen van de batterij letsel ontstaan. Neem de paragraaf „Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen“ in dit hoofdstuk in acht.
Pagina 54
Demonteren en monteren met juniortruck EJE met wisselbinding Snapfit ( o ) VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar Bij het vervangen van de batterij bestaat er beknellingsgevaar. Bij het vervangen van de batterij niet tussen batterij en frame grijpen. Veiligheidsschoenen dragen. Batterij demonteren Voorwaarden –...
Pagina 55
• • Borghaak (56) op de batterijwisselwagen laten vergrendelen. • Controleren of beide borghaken (56) goed zijn vergrendeld in de batterijwisselwagen. Vorken niet opheffen. • • Borging (61) losmaken. • Batterijvergrendeling (60) losmaken • • Batterij met de juniortruck EJE in sluipsnelheid tot de aanslag (62) eruit trekken.
Pagina 56
Batterij monteren Werkwijze • •Juniortruck EJE met de batterij naar het interne transportmiddel rijden. •Batterijwisselwagen met de wielen (57) op de voertuigbodem van het interne transportmiddel zetten. •Vorktanden van de juniortruck EJE neerlaten totdat de batterij horizontaal staat. •Hoogte uitlijnen, vorktanden van juniortruck EJE onder de voertuigbodem schuiven.
Pagina 58
5.1.1 Montage van de wisselbinding VOORZICHTIG! Montage van de wisselbinding alleen op juniortruck (EJE) of handpompwagen van Jungheinrich AG met aanwijzingsborden toegestaan. Voorwaarden – EJE of handpompwagen met boorgaten volgens montagehandleiding, zie "montagehandleiding" op pagina 58 beschikbaar. Werkwijze • Borghaak (56) openen.
Pagina 59
5.1.2 montagehandleiding Ø Werkwijze • In de EJE of handpompwagen volgens de boorsjabloon 4 gaten boren met een diameter van 16 mm. • Op voldoende afstand tussen de duwstang en de onderkant van de vork letten. Veiligheidsborden aanbrengen op de EJE.
Pagina 60
Demonteren en monteren met rollenbaan ( o ) VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar Bij het vervangen van de batterij bestaat er beknellingsgevaar. Bij het vervangen van de batterij niet tussen batterij en frame grijpen. Veiligheidsschoenen dragen. Batterij demonteren en monteren Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig geparkeerd, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren"...
Pagina 61
Demonteren en monteren voor onderhoud met handpompwagen met snapfit ( o ) VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar Bij het vervangen van de batterij bestaat er beknellingsgevaar. Bij het vervangen van de batterij niet tussen batterij en frame grijpen. Veiligheidsschoenen dragen. Batterij demonteren en monteren Voorwaarden –...
Pagina 62
• • Borghaak (56) op de batterijwisselwagen laten vergrendelen. • Hiervoor pedalen (55) intrappen. Vorken niet opheffen. • • Borging (61) losmaken. • Batterijvergrendeling (60) losmaken • • Batterij met de handpompwagen langzaam tot de aanslag (62) eruit trekken. De batterij is voor het onderhoud gedemonteerd en kan worden gecontroleerd.
Pagina 63
Demonteren en monteren voor onderhoud junior- of handpompwagen zonder snapfit VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar Bij het vervangen van de batterij bestaat er beknellingsgevaar. Bij het vervangen van de batterijen, niet tussen de batterij en frame grijpen. Veiligheidsschoenen dragen. Batterij demonteren en monteren Voorwaarden –...
Pagina 64
E Bediening Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel Rijbevoegdheid Het interne transportmiddel mag alleen worden gebruikt door personen die zijn opgeleid in de bediening van het interne transportmiddel, die hun vaardigheden in het rijden en hanteren van lasten hebben gedemonstreerd aan de exploitant of diens gemachtigde, en die van deze persoon nadrukkelijk opdracht hebben gekregen tot het bedienen van het interne transportmiddel.
Pagina 65
Gevarenzone WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen en letsel in de gevarenzone van het interne transportmiddel De gevarenzone is het bereik, waarbinnen de rij- of hefbewegingen van het interne transportmiddel, de lastopnamemiddelen of de last een gevaar vormen voor personen. Hiertoe behoort ook de zone waar een vallende last of een dalend / vallend arbeidsmiddel terecht kan komen.
Pagina 66
Beschrijving van de indicatie- en bedienelementen...
Pagina 67
Pos. Bedienings- en Functie displayelement Dubbelpedaalbesturing Door het rijpedaal in te trappen rijdt het Rijpedaal "achteruit" interne transportmiddel achteruit. De rijsnelheid wordt traploos geregeld. Rempedaal Traploze regeling afremming. Dubbelpedaalbesturing Door het rijpedaal in te trappen rijdt het Rijpedaal "vooruit" interne transportmiddel vooruit. De rijsnelheid wordt traploos geregeld.
Pagina 69
Pos. Bedienings- en Functie displayelement t Selectie van de rijrichting of neutrale stand. Rijrichtingschakelaar (niet aanwezig bij dubbelpedaalbesturing) t Hendel voor de bediening van de Hendel hydraulische functies. t Activeert een akoestisch Toets "claxon" waarschuwingssignaal. o Geeft de extra hydraulische functies of het Toets vrijgave extra hydraulische functies toestemmingsplichtige hydraulisch systeem...
Pagina 70
Bedieningsconsole met displayeenheid ( o ) Op het display van de bedienconsole worden de bedrijfsgegevens, batterijlading, bedrijfsuren, storingen en informatie weergegeven. Als waarschuwingssymbolen bevinden zich grafische pictogrammen linksboven op de bedieningsconsole met instrumentenpaneel. 84 85 86 87 88 89 90 91 100 % km/h inch lbs...
Pagina 71
Pos. Bedienings- en Functie displayelement t Stoelschakelaar niet gesloten Waarschuwingsindicati e stoelschakelaar – Intern transportmiddel gebruiksklaar, bestuurdersstoel echter niet bezet Tijdbewaking verstreken – Intern transportmiddel opnieuw starten o – Intern transportmiddel klaar Waarschuwingsindicati e gordelslotbewaking voor gebruik, gordelslot niet (pictogram knippert) gesloten t Ingesteld service-interval is Service-indicatie...
Pagina 72
Pos. Bedienings- en Functie displayelement t veilig parkeren van het interne Gele led onder de parkeerremtoets en transportmiddel. Indicatie parkeerrem Parkeerrem is bij het inschakelen van het interne transportmiddel of branden tegelijkertijd door het indrukken van de parkeerremtoets (98) geactiveerd. Gele leds onder de parkeerremtoets (98) en indicatie parkeerrem (84) branden...
Pagina 73
*Voor de aanpassing van de karakteristiek van de rij- en werkfunctie op het betreffende gebruiksdoel staan vijf bedrijfsprogramma's met verschillende rijvermogens ter beschikking. Uitgaande van het bedrijfsprogramma 1 (beperkte acceleratie en snelheid, evenals fijngevoelige besturing van de werkfuncties) worden de rijvermogens tot aan bedrijfsprogramma's 5 (maximale rijvermogens voor hoge omslagcapaciteit)
Pagina 74
Schakelaar bedienconsole armleuning ( o ) Functie Werklamp Ruitenwisser vooraan – 1x indrukken > interval – 2x indrukken > snel – 3x indrukken > uit – Ingedrukt houden > inschakelen van de ruitensproeier Ruitenwisser achteraan – 1x indrukken > interval –...
Pagina 75
Indicatie Op het display van de bedienconsole worden de bedrijfsgegevens, batterijlading, bedrijfsuren, storingen en informatie weergegeven. Als waarschuwingssymbolen bevinden zich grafische pictogrammen linksboven op de bedieningsconsole met instrumentenpaneel. Pos. displayelement Functie Waarschuwingsindicatie Comfortfunctie, wordt aangegeven door een parkeerrem brandende parkeerremindicatie (84). Intern transportmiddel tegen wegrollen beveiligd, maar niet veilig geparkeerd.
Pagina 76
Pos. displayelement Functie Indicatie batterijcapaciteit Indicatie batterijcapaciteit – Laadtoestand van de batterij Foutindicatie Foutindicatie: – Wanneer een storing (Err) of een waarschuwing (Inf) optreedt, wordt de storings- resp. infocode weergegeven. – Wanneer er meer storingen zijn opgetreden, worden ze afwisselend in een afstand van 1,5 seconden weergegeven.
Pagina 77
2.4.1 Ladingindicatie AANWIJZING Beschadiging van de batterij door diepontlading De ontlaadindicatie wordt standaard ingesteld op standaardbatterijen. Bij gebruik van onderhoudsvrije batterijen (gel-batterijen) moet de weergave opnieuw worden ingesteld. Instelling enkel laten uitvoeren door de klantenservice van de producent. Batterij-indicatie geeft de restcapaciteit van de batterij aan. Batterij opladen, zie "Batterij laden"...
Pagina 78
Display ( o ) 103 104 100 % km/h inch lbs m kg eff code Pos. Functie – Resterende looptijd in formaat uren: minuten – Resterende laadtijd (o) Tijd in formaat uren: minuten Indicatie bedrijfsprogramma – Weergave van het actieve bedrijfsprogramma Storingsindicatie: –...
Pagina 79
2.5.1 Ladingindicatie AANWIJZING Beschadiging van de batterij door diepontlading De ontlaadindicatie wordt standaard ingesteld op standaardbatterijen. Bij gebruik van onderhoudsvrije batterijen (gel-batterijen) moet de weergave opnieuw worden ingesteld. Instelling enkel laten uitvoeren door de klantenservice van de producent. Batterij-indicatie geeft de restcapaciteit van de batterij aan. Batterij opladen, zie "Batterij laden"...
Pagina 80
2.5.3 Indicatie resterende looptijd (o) 100 % km/h inch lbs m kg eff code Weergave resterende looptijd instellen Werkwijze • Omschakeltoets (92) 3 sec. indrukken, er wordt heen en weer geschakeld tussen tijd en resterende looptijd resp. resterende laadtijd bij geïntegreerde lader (o). •...
Pagina 81
Intern transportmiddel voorbereiden op gebruik Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Beschadigingen en overige gebreken aan het interne transportmiddel of aanbouwapparaat (opties) kunnen tot ongevallen leiden. Wanneer bij de volgende controles beschadigingen of andere gebreken aan het interne transportmiddel of aanbouwapparaat (opties) worden vastgesteld, mag het interne transportmiddel niet meer worden gebruikt tot hij correct is gerepareerd.
Pagina 82
Controle voorafgaande dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze • Het hele interne transportmiddel (vooral wielen, wielbouten en lastopnamemiddelen) op zichtbare beschadigingen controleren. • Vorkvergrendeling (108) en borging van de vorken (109) controleren. • Zichtbaar bereik van het hydraulische systeem visueel controleren op beschadigingen en lekkages. •...
Pagina 83
• • Bij interne transportmiddelen met aan de zijkant aangebrachte aanslagen (62) voor het verwijderen van de batterij het batterijruimte links en rechts controleren op beschadiging. • Vloeistofpeil ruitensproeier controleren, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93.
Pagina 84
In- en uitstappen Werkwijze • Cabinedeur openen (o). • Voor het in- en uitstappen de greep (110) vasthouden. Het gezicht moet bij het in- en uitstappen altijd naar interne transportmiddel gericht zijn. Bij cockpitverhoging (o) is er een extra trede aanwezig. Interne transportmiddelen met gereduceerde hoofdruimte X ( o ) WAARSCHUWING! Gevaar voor de gezondheid door niet...
Pagina 85
Bestuurdersplaats inrichten WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet vergrendelde bestuurdersstoel, stuurkolom en armleuning Bestuurdersstoel, stuurkolom en armleuning kunnen tijdens het rijden ongewild verschuiven en zo niet veilig worden bediend. Bestuurdersstoel, stuurkolom en armleuning niet instellen tijdens het rijden. Werkwijze • Chauffeursstoel, stuurkolom en eventueel armleuning voordat u gaat rijden zodanig instellen, dat alle bedieningselementen veilig toegankelijk zijn en zonder moeite bediend kunnen worden.
Pagina 86
Bestuurdersgewicht instellen AANWIJZING De bestuurdersstoel moet zijn ingesteld op het bestuurdersgewicht om een optimale stoelvering te bereiken. Bestuurdersgewicht instellen bij een belaste stoel. Werkwijze • Gewichtsinstelhendel (111) volledig uitklappen in pijlrichting. 115 116 • Gewichtsinstelhendel (111) omhoog en omlaag bewegen, om de stoel op een hoger gewicht in te stellen. •...
Pagina 87
Zitpositie instellen VOORZICHTIG! Gevaar voor verwonding bestuurderstoel niet is vastgezet Een bestuurderstoel die niet is vastgezet kan tijdens het rijden leiden tot uitglijden en vallen. Bestuurdersstoelvergrendeling moet vastgeklikt zijn. Bestuurderstoel niet instellen tijdens het rijden. 115 116 Werkwijze • Op de bestuurderstoel gaan zitten. •...
Pagina 88
3.4.2 Stuurkolom instellen Stuurkolom instellen Werkwijze • Stuurkolomvergrendeling (117) losmaken. • Stuurwiel instellen op de gewenste stand (hoogte en neiging). • Stuurkolomvergrendeling (117) vastzetten. Stuurkolom is gepositioneerd. 3.4.3 Armleuning instellen Armleuning instellen Werkwijze • Vergrendeling (119) omhoog trekken en in deze positie houden. •...
Pagina 89
Veiligheidsgordel WAARSCHUWING! Verhoogd letselgevaar bij het rijden zonder veiligheidsgordel Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt omgedaan of wordt veranderd, kunnen personen letsel oplopen bij een ongeval. Voor iedere beweging van het interne transportmiddel eerst de veiligheidsgordel omdoen. Geen veranderingen aan de veiligheidsgordel aanbrengen. Beschadigde of niet werkende veiligheidsgordels uitsluitend laten vervangen door vakpersoneel.
Pagina 90
GEVAAR! Letselgevaar door defecte veiligheidsgordel Het gebruik van een defecte veiligheidsgordel kan letsel veroorzaken. Intern transportmiddel enkel met een intacte veiligheidsgordel gebruiken. Defecte veiligheidsgordel meteen laten vervangen. Het interne transportmiddel mag niet meer worden gebruikt totdat er een goed werkende veiligheidsgordel is gemonteerd. Veiligheidsgordel controleren Werkwijze •...
Pagina 91
Werken met het interne transportmiddel Veiligheidsregels voor het rijden WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door elektromagnetische storingen Sterke magneten kunnen elektronische componenten, bijvoorbeeld Hall-sensoren, storen en ongevallen veroorzaken. Geen magneten meenemen bedieningsbereik interne transportmiddel. Uitgezonderd zijn handel gebruikelijke, zwakke hechtmagneten voor het bevestigen van notitiebriefjes. Rijwegen en werkzones Er mag uitsluitend over wegen worden gereden, die zijn vrijgegeven voor verkeer.
Pagina 92
Hoe te handelen bij gevaarlijke situaties Wanneer het interne transportmiddel dreigt te kanten, nooit de veiligheidsgordel losmaken. De bediener mag niet van het interne transportmiddel springen. De bediener moet het bovenlichaam over het stuurwiel buigen en met beide handen vasthouden. Het lichaam in tegengestelde richting dan de valrichting neigen. Zichtverhoudingen tijdens het rijden De bediener moet in de rijrichting kijken en altijd voldoende overzicht hebben over het traject dat wordt gereden.
Pagina 93
Toestand van de te transporteren last De bediener moet controleren of de last zich in een goede staat bevindt. Er mogen uitsluitend veilig en zorgvuldig geplaatste lasten worden getransporteerd. Wanneer het gevaar bestaat dat delen van de last kunnen kantelen of eraf vallen, moeten geschikte veiligheidsmaatregelen worden genomen.
Pagina 94
Gebruiksklaar maken Intern transportmiddel inschakelen Voorwaarden – Controles en handelingen voorafgaande aan de dagelijkse inbedrijfstelling uitgevoerd, zie "Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling" op pagina 80. Werkwijze • NOODSTOP-schakelaar (75) ontgrendelen, daarvoor • wipschakelaar (s) indrukken en naar boven trekken, tot de NOODSTOP- schakelaar merkbaar vastklikt.
Pagina 95
Tijd instellen 100 % km/h inch lbs m kg eff code 99 100 Tijd instellen Werkwijze • Shift-toets (92) 3 sec. indrukken, er wordt heen en weer geschakeld tussen tijd en resterende looptijd resp. resterende laadtijd bij geïntegreerde lader (o). •...
Pagina 96
Intern transportmiddel veilig parkeren WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet geborgd intern transportmiddel Plaatsing van het interne transportmiddel op hellingen zonder geactiveerde parkeerrem of met omhoog gebrachte last of opgeheven lastopnamemiddel is gevaarlijk en is in principe niet toegestaan. Intern transportmiddel alleen op een vlakke ondergrond parkeren. In bijzondere gevallen het interne transportmiddel met bijvoorbeeld wiggen borgen.
Pagina 97
NOODSTOP VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door maximale afremming Wanneer de NOODSTOP-schakelaar tijdens het rijden wordt bediend, wordt het interne transportmiddel met maximale remwerking tot stilstand afgeremd. Daarbij kan de opgenomen last van de lastopnamemiddelen glijden. Er bestaat een verhoogd risico op ongevallen en letsel. De NOODSTOP-schakelaar niet als bedrijfsrem gebruiken.
Pagina 99
Rijden WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door ondeskundig rijden Tijdens het rijden niet op van de bestuurdersstoel gaan staan. Uitsluitend met gesloten veiligheidsgordel en correct vergrendelde afdekkingen en deuren rijden. Tijdens het rijden geen lichaamsdelen uit de truckcontour steken. Controleren of het rijbereik vrij is. Rijsnelheden aan de aard van de rijbanen, de werkzone en de last aanpassen.
Pagina 100
Dubbelpedaal (optie) Voorwaarden – Gebruiksklare toestand tot stand gebracht, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze interne transportmiddelen dubbelpedaal wordt de rijrichting met de rijpedalen (69;67) gekozen. Bij het verlaten wordt het interne transportmiddel automatisch in "neutraal" geschakeld. • Parkeerrem (70) loszetten. •...
Pagina 101
Sturen Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid tot stand gebracht, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • Een bocht naar rechts nemen: • stuurwiel overeenkomstig de gewenste bocht met de klok mee draaien. • Een bocht naar links nemen: • stuurwiel overeenkomstig de gewenste bocht tegen de klok in draaien.
Pagina 102
Remmen Het interne transportmiddel kan op drie manieren worden afgeremd: – Bedrijfsrem – Uitlooprem en voor het veilig parkeren: – Parkeerrem WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen Het remgedrag van het interne transportmiddel hangt in belangrijke mate af van de toestand van de rijweg. De bediener moet op de toestand van de rijbaan letten en daarmee rekening houden bij het remgedrag.
Pagina 103
4.8.2 Uitlooprem Intern transportmiddel met de uitrolrem remmen Werkwijze • Voet van het rijpedaal (74) nemen. Intern transportmiddel remt af. WAARSCHUWING! Direct na het laden van de batterij kan de remwerking van de uitlooprem na langere belasting bijvoorbeeld na het oprijden van hellingen vanzelf minder worden. De bediener moet personen uit de gevarenzone sturen.
Pagina 104
4.8.3 Parkeerrem GEVAAR! Gevaar voor ongevallen De parkeerrem houdt het interne transportmiddel met de toegestane maximale belasting, op een helling tot en met maximaal 15% met schoon bodembeslag. Het parkeren en verlaten van het interne transportmiddel op hellingen is verboden. Bij het trekken van de parkeerrem tijdens het rijden wordt het interne transportmiddel met maximale remwerking tot stilstand afgeremd.
Pagina 105
Parkeerrem met parkeerremhendel Werkwijze • Toets (120) indrukken en hendel parkeerrem (70) naar voren duwen, parkeerrem is losgezet. • Parkeerremhendel (70) krachtig tot de aanslag naar achteren trekken, parkeerrem is vastgezet. Intern transportmiddel staat veilig. Parkeerrem met parkeerremtoets ( Werkwijze •...
Pagina 106
Pos. Bedienings- en Functie displayelement t Comfortfunctie, wordt Indicatie parkeerrem aangegeven door een brandende indicatie parkeerrem (84). Intern transportmiddel tegen wegrollen beveiligd, maar niet veilig geparkeerd. Parkeerrem wordt bij stilstaande truck na een ingestelde tijd (1 s tot 60 s) automatisch geactiveerd. Automatisch loszetten van de parkeerrem bij het intrappen van het rijpedaal.
Pagina 107
Vorktanden instellen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet vastgezette onjuist ingestelde vorktanden Voor het instellen van de vorktanden controleren of de borgbouten (109) zijn gemonteerd. Vorktanden zo instellen, dat beide vorktanden dezelfde afstand van de buitenkanten vorkdrager hebben. Vergrendelpen in een groef vastklikken om onbedoelde bewegingen van de vorktanden te voorkomen.
Pagina 108
4.10 Vorktanden vervangen WAARSCHUWING! Letselgevaar door niet-geborgde vorktanden Bij het vervangen van de vorktanden bestaat letselgevaar voor de benen. Vorktanden nooit naar het lichaam trekken. Vorktanden altijd van het lichaam weg schuiven. Zware vorktanden voor het omlaag schuiven met een bevestigingsmiddel en kraan borgen.
Pagina 109
4.11 Opnemen, transporteren en neerzetten van lasten WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet correcte geborgde of geplaatste lasten Voordat een last wordt opgenomen, dient de bediener zich ervan te overtuigen dat deze op juiste wijze op pallets is geplaatst en dat het toegelaten draagvermogen van het interne transportmiddel niet wordt overschreden.
Pagina 110
AANWIJZING Lasten mogen niet worden neergezet op verkeer- en vluchtroutes, niet vóór veiligheidsvoorziening en bedrijfsinrichtingen, die op ieder moment toegankelijk moeten zijn. Lasten transporteren Voorwaarden – Last correct opgenomen. – Lastopnamemiddel neergelaten voor correct transporteren (ca. 150 - 200 mm boven de vloer).
Pagina 111
4.12 Bediening van de hefinrichting en geïtegreerde aanbouwapparatuur WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen tijdens hefinstallatie geïntegreerde aanbouwapparatuur In de gevarenzone van het interne transportmiddel kunnen personen letsel oplopen. De gevarenzone is het gebied waar personen door bewegingen van het interne transportmiddel, inclusief het lastopnamemiddel, aanbouwapparatuur, in gevaar worden gebracht.
Pagina 112
4.12.1 Bediening van de hefinrichting met SOLO-PILOT Heffen en neerlaten Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid tot stand gebracht, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • SOLO-PILOT hendel (124) in de richting H trekken, de last wordt opgeheven. • SOLO-PILOT hendel (124) in de richting S trekken, de last wordt neergelaten.
Pagina 113
Geïntegreerde sideshift positioneren (optionele uitvoering) Voorwaarden – Gebruiksklaar gemaakt, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • SOLO-PILOT-hendel (126) richting trekken, lastopnamemiddel wordt naar rechts verschoven (gezien vanuit de bestuurder). • SOLO-PILOT-hendel (126) richting indrukken, lastopnamemiddel wordt naar links verschoven (gezien vanuit de bestuurder). Sideshift is gepositioneerd.
Pagina 114
Vorktanden geïntegreerde tandversteller positioneren (optionele uitvoering) VOORZICHTIG! Met de tandversteller mogen geen lasten worden geklemd. Voorwaarden – Gebruiksklaar gemaakt, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • Omschakelknop (127) indrukken en tegelijkertijd SOLO-PILOT-hendel (124) in de richting Z trekken, vorktanden verplaatsen zich naar elkaar toe. •...
Pagina 115
4.12.2 Bediening van de hefinrichting met MULTI-PILOT Heffen en neerlaten Voorwaarden – Bedrijfsgereedheid tot stand gebracht, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • MULTI-PILOT (76) in de richting H trekken, de last wordt opgeheven. • MULTI-PILOT (76) in de richting S trekken, de last wordt neergelaten.
Pagina 116
Geïntegreerde sideshift positioneren (optie) Voorwaarden – Bedrijfsklaar gemaakt, zie "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. Werkwijze • Toets (128) naar links drukken, lastopnamemiddel wordt naar links verschoven (vanaf de bestuurder gezien). • Toets (128) naar rechts drukken, lastopnamemiddel wordt naar rechts verschoven (vanaf de bestuurder gezien).
Pagina 117
Synchroniseren vorken geïntegreerde vorkversteller (optie) Voorwaarden – Bedrijfsklaar gemaakt, "Gebruiksklaar maken" op pagina 93. – Vorken lopen niet meer synchroon. Werkwijze • Tegelijkertijd toets (129) toets (82) indrukken, vorken volledig uit elkaar bewegen. • Tegelijkertijd toets (129) trekken en toets (82) indrukken, vorken naar elkaar toe bewegen.
Pagina 118
4.13 Veiligheidsaanwijzingen voor de bediening van extra aanbouwapparaten Optioneel kunnen de interne transportmiddelen met één of meerdere extra hydraulische systemen voor het gebruik van aanbouwapparaten zijn uitgerust. De extra hydraulische functies zijn gekenmerkt met ZH1, ZH2 en ZH3. Extra hydraulische functies voor verwisselbare uitrustingen zijn voorzien van wisselkoppelingen aan de vorkdrager.
Pagina 119
Veiligheidsaanwijzingen voor aanbouwapparatuur sideshift en vorkversteller WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door beperkt zicht en lagere kantelveiligheid Bij gebruik van sideshifts en vorkverstellers kan de verschuiving van het zwaartepunt leiden tot een lagere kantelveiligheid en daarmee tot ongelukken. Ook moet er rekening worden gehouden met gewijzigde zichtverhoudingen.
Pagina 120
Veiligheidsaanwijzingen voor telescopeerbare aanbouwapparaten WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door verhoogd kantelgevaar en gereduceerd resterend draagvermogen uitgeschoven telescopeerbare aanbouwapparatuur bestaat verhoogd kantelgevaar. De op het draagvermogenplaatje aangegeven maximale lasten niet overschrijden. Telescoopfunctie enkel gebruiken bij in- en uitstapelen. Bij het transport het telescopeerbare aanbouwapparaat helemaal naar achteren trekken.
Pagina 121
Veiligheidsaanwijzingen voor vorkverlengingen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet geborgde en te grote vorkverlengingen Bij vorkverlengingen met geopende doorsnede enkel lasten transporteren, die over de totale lengte van de vorkverlenging liggen. Enkel vorkverlengingen gebruiken, die overeenkomen met de vorkdoorsnede en de minimale vorklengte van het interne transportmiddel en de gegevens op het typeplaatje van de vorkverlenging.
Pagina 122
4.14 Bedienen van extra aanbouwapparaten voor SOLO-PILOT WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door verkeerde symbolen Symbolen op bedienelementen, die niet de werking van de aanbouwapparaten weergeven, kunnen ongevallen veroorzaken. Bedienelementen met symbolen, waarop de werking van het aanbouwapparaat herkenbaar is, markeren. Bewegingsrichtingen van de aanbouwapparaten volgens norm ISO 3691-1 voor de bedieningsrichting van de bedienelementen definiëren.
Pagina 123
4.14.2 SOLO-PILOT met aansturing van de hydraulische aansluitingen ZH1 en ZH2 Afhankelijk gebruikte aanbouwapparaten is aan de hendel / toets (124, 126, 127) functie aanbouwapparaat toegewezen. Hendels die niet nodig zijn hebben geen functie. Aansluitingen "Montage extra aanbouwapparaten" op pagina 125. Werkwijze •...
Pagina 124
4.15 Bedienen van extra aanbouwapparaten voor MULTI-PILOT WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door verkeerde symbolen Symbolen op bedienelementen, die niet de werking van de aanbouwapparaten weergeven, kunnen ongevallen veroorzaken. Bedienelementen met symbolen, waarop de werking van het aanbouwapparaat herkenbaar is, markeren. Bewegingsrichtingen van de aanbouwapparaten volgens norm ISO 3691-1 voor de bedieningsrichting van de bedienelementen definiëren.
Pagina 125
4.15.2 MULTI-PILOT met aansturing van de hydraulische aansluitingen ZH1 en ZH2 Afhankelijk gebruikte aanbouwapparaten is aan de hendel / toets (128,129,82) functie aanbouwapparaat toegewezen. Hendels die niet nodig zijn hebben geen functie. Aansluitingen "Montage extra aanbouwapparaten" op pagina 125. Werkwijze •...
Pagina 126
4.16 Montage extra aanbouwapparaten WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet correct aangesloten aanbouwapparatuur Door hydraulisch niet correct aangesloten aanbouwapparatuur kunnen ongevallen worden veroorzaakt. Montage en inbedrijfstelling van aanbouwapparaten mogen enkel door vakkundig en geschoold personeel worden uitgevoerd. Gebruikshandleiding van de producent volgen. Voor de inbedrijfstelling de bevestigingselementen controleren op correct en goed vastzitten en op volledigheid.
Pagina 127
Uitgestroomde hydraulische olie met geschikte middelen binden en volgens de geldende milieuvoorwaarden afvoeren. Bij aanraking met de huid hydraulische olie grondig met water en zeep afwassen! Bij aanraking met de ogen meteen met stromend water uitspoelen en een arts raadplegen.
Pagina 128
Aanhangers trekken GEVAAR! Gevaar door niet aangepaste snelheid en te hoge aanhangerlast Bij niet aangepaste snelheid en/of te hoge aanhangerlast kan het interne transportmiddel bij het rijden in bochten en remmen uitbreken. Intern transportmiddel slechts incidenteel voor het trekken van aanhangers gebruiken.
Pagina 129
De aanhanger aankoppelen VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar Bij het aankoppelen van een aanhanger bestaat er beknellingsgevaar. Bij gebruik van speciale aanhangerkoppelingen voorschriften van de producent van de koppeling in acht nemen. Aanhanger voor het aankoppelen tegen wegrollen borgen. Bij het aankoppelen niet tussen het interne transportmiddel en de dissel grijpen. De dissel moet horizontaal staan, mag deze maximaal 10°...
Pagina 130
Extra uitrusting Bedieningspaneel CanCode Beschrijving bedieningspaneel CanCode Het bedieningspaneel bestaat uit 10 cijfertoetsen, een SET-knop en een o-knop. De O-knop geeft de volgende bedrijfstoestanden aan met een rode/groene LED: – Codeslotfunctie (inbedrijfstelling interne transportmiddel). – Instellen en wijzigen van parameters. 6.1.1 Codeslot Na invoer van de juiste code is het interne transportmiddel gebruiksklaar.
Pagina 131
Uitschakelen Werkwijze • O-knop indrukken. Intern transportmiddel is uitgeschakeld. Het uitschakelen kan ook automatisch plaatsvinden na een vooraf ingestelde tijd. Hiertoe moet betreffende codeslotparameter worden ingesteld, "Parameterinstellingen" op pagina 130. Dit extra veiligheidsmechanisme ontslaat de exploitant geenszins van de plicht het voertuig vóór het verlaten op de voorgeschreven wijze te beveiligen tegen onbevoegde inbedrijfstelling door derden.
Pagina 132
Parameterlijst Functie Bereik Standaard Opmerkingen over instelwaarde instelwaarde werkprocedure Mastercode 0000 - 9999 7295 – (LED 132 veranderen: De lengte knippert) (4- tot 6-cijferig) van de 00000 - 99999 Invoer van de mastercode bepaalt ook actuele code de lengte (4- tot 6- 000000 - 999999 –...
Pagina 134
– Code die gewijzigd moet worden bestaat niet – Code moet worden gewijzigd in een andere reeds bestaande code – Code die gewist moet worden bestaat niet – Codegeheugen vol.
Pagina 135
Assistentsystemen De assistentiesystemen Acces, Drive en Lift Control ondersteunen de bediener bij het veilige gebruik van het interne transportmiddel met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften, zie "Veiligheidsregels voor het rijden" op pagina 90in deze gebruikshandleiding. Gedrag tijdens het rijden De bediener moet de rijsnelheid aanpassen aan de plaatselijke omstandigheden. De bediener moet bijvoorbeeld langzaam rijden in bochten en nauwe doorgangen, bij het rijden door strokengordijnen / klapdeuren en op onoverzichtelijke plaatsen.
Pagina 136
6.2.2 Drive Control Deze optie beperkt de rijsnelheid van het interne transportmiddel afhankelijk van de stuurhoek. Vanaf een in de fabriek ingestelde hefhoogte wordt de max. rijsnelheid beperkt tot loopsnelheid (ca.3 km/h) en wordt de controlelamp sluipsnelheid geactiveerd. Wanneer deze hefhoogte weer wordt onderschreden, wordt met gereduceerde acceleratie tot de door het rijpedaal aangegeven snelheid geaccelereerd, om een onverwacht snelle acceleratie bij de overgang van de sluipsnelheid naar normaal rijden te voorkomen.
Pagina 137
Stalen cabine Bij interne transportmiddelen met een stalen cabine, kunt u beide deuren sluiten. VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door geopende deur (137) Rijden met geopende deur (137) is verboden. Bij het openen letten op personen die zich binnen de zwenkhoek bevinden. Deur altijd goed sluiten en controleren of de sluiting goed is afgesloten.
Pagina 138
Schuifraam VOORZICHTIG! Gevaar op ongevallen door niet vergrendeld schuifraam De schuiframen moeten altijd vergrendeld zijn. Raam openen en sluiten Werkwijze • Vergrendeling (140) naar boven drukken. • Raam vooruit of terug schuiven. • Vergrendeling in (139) vastklikken.
Pagina 139
Klapbeugel automatisch / mechanisch VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door defecte klapbeugel Intern transportmiddel nooit zonder goed werkende klapbeugel gebruiken. Klapbeugel na ieder ongeluk laten controleren door door vakpersoneel door geautoriseerd. Geen veranderingen aan de klapbeugel aanbrengen. Het sluiten van de klapbeugel ontbindt niet van de verplichting een gordel te dragen, "Veiligheidsgordel"...
Pagina 140
Zomerdeur VOORZICHTIG! Gevaar voor ongevallen door geopende deur (137) Rijden met geopende deur (137) is verboden. Bij het openen letten op personen die zich binnen de zwenkhoek bevinden. Deur altijd goed sluiten en controleren of de sluiting goed is afgesloten. Het sluiten van de deur ontbindt niet van de verplichting een gordel te dragen, zie "Veiligheidsgordel"...
Pagina 141
Stoel instellen Verlenging rugleuning instellen VOORZICHTIG! Gevaar op ongevallen bij instellingen van de rugleuning tijdens het rijden Verlenging rugleuning niet instellen tijdens het rijden. Werkwijze • De verlenging rugleuning kan door het wijzigen van de vergrendeling in hoogte worden versteld. •...
Pagina 142
Verwarming Aanduiding Blazer voor lichaam / ruiten Temperatuurregelaar Ventilatortrappen Beenruimteblazer Bediening verwarming Werkwijze • Schakelaar (145) schakelen, om de ventilatie in te schakelen. • De blazers (143,146) in de gewenste stand zetten. • Temperatuurregelaar (144) naar rechts draaien, de cabinetemperatuur wordt verhoogd.
Pagina 143
6.10 Afneembaar lastbeschermrek VOORZICHTIG! Beknellingsgevaar en hoog gewicht van het lastbeschermrek uitvoeren deze activiteit moeten werkhandschoenen veiligheidsschoenen worden gedragen. Voor het afnemen en inhangen van het lastbeschermrek zijn twee personen nodig. Demontage lastrek Werkwijze • Bouten (150) losdraaien. • Lastrek van het vorkenbord verwijderen en veilig wegzetten.
Pagina 144
6.11 Hefuitschakelingen overbruggen Voor werkbereiken met beperkte hoogte kan een hefuitschakeling in de fabriek zijn geïnstalleerd. Daardoor wordt de hefbeweging onderbroken. Voortzetten van de hefbeweging: Werkwijze • Toets "overbrugging hefuitschakeling" (zie "Schakelaar bedienconsole opbergplaats aan de zijkant (o)" op pagina 73) indrukken. •...
Pagina 145
6.12 Brandblusser Werkwijze • Sluitingen (151) openen • Brandblusser uit de houder trekken Bedieningsaanwijzingen voor gebruik worden middels pictogrammen op de brandblusser gegeven. 6.13 Neigingshoekindicatie AANWIJZING actuele neigingshoek wordt weergegeven op een extra display, dat rechts naar het instrumentenpaneel is bevestigd.
Pagina 146
6.14 Rockinger koppeling met handhendel of afstandsbediening De aanwijzingen voor het trekken van aanhangers moeten in acht worden genomen, zie "Aanhangers trekken" op pagina 127. VOORZICHTIG! Gevaar op ongevallen door verkeerd gekoppelde aanhanger Voordat u begint met rijden controleren, of de koppeling is vergrendeld. Controlepen (155) moet...
Pagina 147
6.15 Camerasysteem VOORZICHTIG! Gevaar op ongevallen door niet overzienbare werkbereiken Het camerasysteem dient als hulpmiddel voor het veilige gebruik van het interne transportmiddel. Rijden en werken met camerasysteem zorgvuldig oefenen! Camera zo uitlijnen, dat het niet zichtbare werkbereik overzien kan worden. Bij gebruik als achteruitrijcamera wordt de monitor door het zetten van de achteruitversnelling automatisch inschakelen.
Pagina 148
6.16 Bedieningsschema "N" WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen voor personen onder en op het opgeheven lastopnamemiddel Personen mogen zich niet onder en op het opgeheven lastopnamemiddel ophouden. Het lastopnamemiddel mag niet door personen worden betreden. Er mogen geen personen met het lastopnamemiddel worden opgeheven. Personen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel sturen.
Pagina 149
Storingshulp Storingzoeken en oplossing Dit hoofdstuk maakt het de bediener mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgen van een onjuiste bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren van de storingen moet de volgorde van de in de tabel genoemde oplossingen worden aangehouden.
Pagina 150
Storing Mogelijke oorzaak Oplossingen Intern transportmiddel – Batterijstekker niet – Batterijstekker rijdt niet ingestoken. controleren, indien nodig insteken. – NOODUIT-schakelaar ingedrukt. – NOODUIT-schakelaar ontgrendelen. – Contactslot in de stand – Contactslot in de stand I schakelen. – Batterijlading te laag. –...
Pagina 151
Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen 7.2.1 Intern transportmiddel wegslepen WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen Wanneer het interne transportmiddel niet correct wordt weggesleept, kunnen personen letsel oplopen. Intern transportmiddel enkel met trekvoertuigen wegslepen, die beschikken over voldoende trek- en remkracht voor de ongeremde aanhangerlast. Voor het wegslepen enkel een trekstang gebruiken.
Pagina 152
7.2.2 Intern transportmiddel zonder eigen aandrijving verplaatsen WAARSCHUWING! Ongecontroleerde beweging van het interne transportmiddel Bij losgezette veeraccumulatorrem en onvoldoende borging kan het intern transportmiddel wegrollen. Veeraccumulatorrem voor beweging zonder stroomvoeding losmaken. Intern transportmiddel door geschikte maatregen tegen onbedoeld wegrollen borgen. VOORZICHTIG! Letselgevaar door losgezette veeraccumulatorrem Als de veeraccumulatorrem losgezet is mag het interne transportmiddel niet...
Pagina 153
Parkeerrem loszetten Voorwaarden – NOODUIT-schakelaar en het contactslot uitschakelen. – Batterijstekker eruit trekken. – Intern transportmiddel tegen wegrollen beveiligen. Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – Hulpgereedschap bevindt zich in het documentenvak aan de stoel. Werkwijze • Hulpgereedschap (162) op hendel (163) zetten. •...
Pagina 154
Neerlaten in noodgevallen Bij het optreden van een storing in de hydraulische regeling kan de hefmast manueel worden neergelaten. WAARSCHUWING! Letselgevaar bij het neerlaten van de hefmast Verwijder onbevoegde personen uit de gevarenzone van het interne transportmiddel tijdens het neerlaten bij noodgevallen. Nooit onder opgetilde lastopnamemiddelen gaan staan of eronder blijven staan.
Pagina 156
F Onderhoud van het interne transportmiddel Bedrijfsveiligheid en milieubescherming De in dit hoofdstuk beschreven controles en onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de onderhoudsintervallen in de onderhoudscontrolelijsten. WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen en beschadiging van onderdelen Het is niet toegestaan veranderingen aan het interne transportmiddel en in het bijzonder aan de veiligheidssystemen door te voeren.
Pagina 157
Veiligheidsvoorschriften voor het onderhoud Personeel voor onderhoud en revisie De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice. De afsluiting van een onderhoudscontract met de producent ondersteunt een storingsvrij gebruik. Onderhoud en revisie van de interne transportmiddelen mogen uitsluitend door vakpersoneel worden uitgevoerd.
Pagina 158
Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen VOORZICHTIG! Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen zijn schadelijk voor het milieu Oude onderdelen en vervangen bedrijfsmiddelen moeten op juiste wijze, conform de geldende milieuvoorschriften worden afgevoerd. Voor het verversen van de olie staat de speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producent ter beschikking.
Pagina 159
Hijskettingen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door niet gesmeerde of verkeerd gereinigde hijskettingen Hijskettingen zijn veiligheidselementen. Hijskettingen mogen geen wezenlijke verontreiniging laten zien. Hijskettingen en scharnierpennen moeten altijd schoon en goed gesmeerd zijn. Hijskettingen alleen met paraffinederivaten reinigen, zoals petroleum of dieselbrandstof.
Pagina 160
Hydraulische installatie WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door poreuze hydraulische slangen Na een levensduur van zes jaar moeten de hydraulische slangen worden vervangen. De producent beschikt over een speciaal voor deze taak geschoolde klantenservice. Op de productiedatum op de hydraulische slangen letten. WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door lekkende hydraulische installaties Uit een lekkende of defecte hydraulische installatie kan hydraulische olie stromen.
Pagina 161
Bedrijfsmiddelen en smeerplan Veilig werken met bedrijfsmiddelen Werken met bedrijfsmiddelen Bedrijfsmiddelen moeten altijd vakkundig en in overeenstemming met de instructies van de producent worden gebruikt. WAARSCHUWING! Onvakkundige omgang brengt uw gezondheid en leven, en het milieu in gevaar Bedrijfsmiddelen kunnen brandbaar zijn. Breng bedrijfsmiddelen niet in contact met hete onderdelen of open vuur.
Pagina 162
WAARSCHUWING! Gevaar door onjuiste omgang met olie Olie (kettingspray / hydraulische olie) zijn brandbaar en giftig. Oude olie op de voorgeschreven wijze afvoeren. Oude olie tot de afvoer veilig en op de voorgeschreven wijze bewaren Olie niet morsen. Gemorste of uitgelopen olie direct met geschikt bindmiddel verwijderen. Het mengsel van bindmiddel en olie volgens de geldende voorschriften afvoeren.
Pagina 163
Smeerschema g Glijvlakken c Aftapbout hydraulische olie s Smeernippels b Vulpijp transmissieolie a Aftapbout transmissieolie Vulpijp hydraulische olie...
Pagina 165
*De interne transportmiddelen worden af fabriek geleverd met een speciale hydraulische olie van de producent (herkenbaar aan de blauwe kleur) of de hydraulische BIO-olie "Plantosyn 46 HVI". Deze speciale hydraulische olie is uitsluitend verkrijgbaar via de serviceorganisatie van de producent. Het gebruik van een genoemde alternatieve hydraulische olie is toegestaan, maar kan leiden tot een slechtere werking.
Pagina 166
Beschrijving van de onderhoudswerkzaamheden Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van de onderhoudwerkzaamheden. Alle vereiste veiligheidsmaatregelen nemen voor het voorkomen van ongevallen bij onderhouds- en revisiewerkzaamheden. De volgende voorwaarden realiseren: Werkwijze • Intern transportmiddel veilig parkeren, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95.
Pagina 167
Intern transportmiddel veilig optillen en opbokken WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door kantelend intern transportmiddel Voor het heffen van het interne transportmiddel mogen uitsluitend geschikte bevestigingsmiddelen aan de daarvoor bestemde plaatsen worden bevestigd. Rekening houden met het gewicht van het interne transportmiddel dat op het typeplaatje vermeld is.
Pagina 168
Open de achterste afdekkap Afdekkap openen Voorwaarden – Bereid het interne transportmiddel voor op onderhoudwerkzaamheden (zie "Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van onderhoudwerkzaamheden." pagina 165). Werkwijze • Twee snelsluitingen (165) losmaken. • Achterste afdekkap naar achteren trekken en verwijderen.
Pagina 169
De bevestiging van de wielen controleren WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door verschillende banden De kwaliteit van de banden beïnvloedt de stabiliteit en het rijgedrag van het interne transportmiddel. De diameters van de wielen mogen niet meer dan 15 mm verschillen. Banden enkel per paar vervangen.
Pagina 170
Wielen vervangen WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door kantelend intern transportmiddel Voor het heffen van het interne transportmiddel mogen uitsluitend geschikte bevestigingsmiddelen aan de daarvoor bestemde plaatsen worden bevestigd. Rekening houden met het gewicht van het interne transportmiddel dat op het typeplaatje vermeld is.
Pagina 171
Wielen monteren Werkwijze • Wiel monteren, indien nodig geschikte montagehendel gebruiken. • Wielbevestiging monteren. • Hardhouten blokken verwijderen. • Intern transportmiddel neerzetten. • Wielbevestiging (166) kruislings momentsleutel vastdraaien, aanhaalmomenten zie "Banden" op pagina 28. Wiel is gemonteerd. Bij gebruik van luchtbanden, bandenspanning controleren, bandenspanning zie "Banden"...
Pagina 172
Hydraulische systeem VOORZICHTIG! De hydraulische olie staat tijdens het bedrijf onder druk en is gevaarlijk voor gezondheid en milieu. Onder druk staande hydraulische leidingen niet aanraken. Oude olie op de voorgeschreven wijze afvoeren. Oude olie tot de afvoer veilig en op de voorgeschreven wijze bewaren.
Pagina 173
4.6.1 Peil hydraulische olie controleren max. min. f09unten Peil hydraulische olie controleren en hydraulische olie bijvullen Voorwaarden – Intern transportmiddel op een vlakke ondergrond neerzetten. – Intern transportmiddel voorbereiden op onderhouds- en revisiewerkzaamheden (zie "Bereid interne transportmiddel voor behoeve onderhoudwerkzaamheden." op pagina 165). Werkwijze •...
Pagina 174
Hydraulische oliefilter vervangen Oliefilter vervangen Voorwaarden – Intern transportmiddel veilig parkeren, zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95 Werkwijze • Sluitdop (169) van het hydraulische oliefilter eraf schroeven, het filterelement is op de sluitdop gestoken. • Vervang het filterelement; wanneer deO-ring is beschadigd, moet u deze ook vervangen.
Pagina 175
Controleer het transmissieoliepeil VOORZICHTIG! Bedrijfsmiddelen en oude onderdelen zijn schadelijk voor het milieu Oude onderdelen en vervangen bedrijfsmiddelen moeten op juiste wijze, conform de geldende milieuvoorschriften worden afgevoerd. Voor het verversen van de olie staat de speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice van de producent ter beschikking.
Pagina 176
4.10 Verwarming Luchtfilter vervangen Voorwaarden – Filter vervuild Werkwijze • Bouten (147) losdraaien. • Afdekking (148) verwijderen. • Filter vervangen (149). • Afdekking (148) aanbrengen. • Bouten (147) vastdraaien. Filtercassette is vervangen. Voor een goede werking van de verwarming, moet regelmatig onderhoud worden uitgevoerd, "Onderhoud inspectie"...
Pagina 177
4.12 Controleer elektrische zekeringen WAARSCHUWING! Gevaar op ongevallen door elektrische stroom Aan de elektrische installatie mag alleen worden gewerkt in spanningsloze toestand. Voorafgaand aan de onderhoudswerkzaamheden aan de elektrische installatie: Intern transportmiddel veilig plaatsen (zie "Intern transportmiddel veilig parkeren" op pagina 95). Druk op de NOODSTOP-schakelaar.
Pagina 179
Zekering elektrische installatie Pos. Aanduiding Stroomcircuit Waarde / type 24V stand-by FK1 MINI 32V / 2A / UL 9F33 Ruitensproeierpomp FK1 MINI 32V / 2A / UL Besturing intern FK1 MINI 32V / 2A / UL 9F14 Ruitenwisser achteraan FK1 MINI 32V / 2A / UL Zwaailicht, leeslamp, extra ventilator, regelsignalen (achteruit FK1 MINI 32V / 4A / UL...
Pagina 180
4.13 Reinigingswerkzaamheden 4.13.1 Intern transportmiddel reinigen VOORZICHTIG! Brandgevaar Het interne transportmiddel mag niet met brandbare vloeistoffen worden gereinigd. Voor aanvang van de reinigingswerkzaamheden batterijstekker eruit trekken. Voor aanvang van de reinigingswerkzaamheden eerst alle veiligheidsmaatregelen treffen die nodig zijn om vonkvorming (bijvoorbeeld door kortsluiting) uit te sluiten. VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van componenten bij het reinigen van het interne transportmiddel...
Pagina 181
Intern transportmiddel reinigen Voorwaarden – Bereid het interne transportmiddel voor op onderhoudwerkzaamheden (zie "Bereid het interne transportmiddel voor ten behoeve van de onderhoudwerkzaamheden." op pagina 165). Benodigd werktuig (gereedschap) en materiaal – In water oplosbare reinigingsmiddelen – Spons of doek Werkwijze •...
Pagina 182
4.13.2 Bouwgroepen elektrische installatie reinigen VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadigingen aan de elektrische installatie Het reinigen van de bouwgroepen (besturingen, sensoren, motoren e.d.) van de elektronische installatie met water, kan de elektrische installatie beschadigen. Elektrische installatie niet met water reinigen. Elektrische installaties met zwakke zuig- of perslucht (compressor met waterafscheider gebruiken) en een niet-geleidende, antistatische kwast reinigen.
Pagina 183
4.14 Werkzaamheden aan de elektrische installatie WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door elektrische stroom Er mag uitsluitend in spanningsvrije toestand aan de elektrische installatie worden gewerkt. De in de besturing ingebouwde condensatoren moeten volledig ontladen zijn. De condensatoren zijn na ca. 10 min volledig ontladen. Voor begin van de onderhoudswerkzaamheden aan de elektrische installatie: Uitsluitend elektrotechnisch geschoolde vakmedewerkers mogen werkzaamheden uitvoeren aan de elektrische installatie.
Pagina 184
4.15 Inbedrijfstelling van het interne transportmiddel na onderhoudswerkzaamheden Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen, zie "Reinigingswerkzaamheden" op pagina 179. • Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie "Smeerschema" op pagina 162. • Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten. •...
Pagina 185
Het interne transportmiddel stilleggen Als het interne transportmiddel langer dan een maand wordt stilgelegd, mag hij uitsluitend in een vorstvrije en droge ruimte worden opgeslagen. De maatregelen voor, tijdens en na stillegging uitvoeren, zoals hieronder beschreven. Het interne transportmiddel tijdens de stillegging zodanig opbokken dat de wielen geen contact meer hebben met de ondergrond.
Pagina 186
Maatregelen vóór de stillegging Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen, zie "Intern transportmiddel reinigen" op pagina 179. • Intern transportmiddel met wiggen tegen ongewild wegrollen borgen. • Hydraulisch oliepeil controleren, indien nodig hydraulische olie bijvullen, zie "Peil hydraulische olie controleren" op pagina 172. •...
Pagina 187
Opnieuw in gebruik nemen van het interne transportmiddel na stillegging Werkwijze • Intern transportmiddel grondig reinigen, zie "Intern transportmiddel reinigen" op pagina 179. • Intern transportmiddel aan de hand van het smeerschema smeren, zie "Smeerschema" op pagina 162. • Batterij reinigen, de poolbouten met poolvet invetten en de batterij aansluiten. •...
Pagina 188
Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen Er moet een veiligheidscontrole volgens de nationale voorschriften worden uitgevoerd. De producent adviseert een controle volgens FEM-richtlijn 4.004. De producent beschikt over een speciaal voor deze taken geschoolde klantenservice. Een persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel na bijzondere gebeurtenissen of minimaal één keer per jaar (nationale voorschriften in acht nemen) controleren.
Pagina 189
Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren Bij de definitieve buitenbedrijfstelling moet het interne transportmiddel vakkundig buiten bedrijf worden gesteld en afgevoerd volgens de geldende wettelijke voorschriften in het land waar het transportmiddel wordt gebruikt. Vooral de voorschriften voor het afvoeren van de batterij, de bedrijfsmiddelen, de elektronica en de elektrische installatie moeten worden nageleefd.
Pagina 190
Onderhoud en inspectie WAARSCHUWING! Gevaar voor ongevallen door verwaarloosd onderhoud Verzuim van regelmatig onderhoud kan leiden tot uitval van het interne transportmiddel en vormt bovendien een gevaar voor personen en bedrijf. Een grondige en vakkundige onderhoudsdienst is één van de belangrijkste voorwaarden voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel.
Pagina 191
Onderhoudscontrolelijst 10.1 Exploitant 10.1.1 Standaarduitvoering Remmen W A B C Controleren of de remmen werken. Elektrische installatie W A B C Waarschuwings- en veiligheidssystemen aan de hand van de gebruikshandleiding controleren. Controleren of de NOODSTOP-schakelaar werkt. Voeding W A B C Controleren of de aansluitingen van de batterijkabel goed vastzitten, indien nodig polen invetten.
Pagina 192
Hyd. bewegingen W A B C Glijvlakken van mast controleren op slijtage en beschadigingen, indien nodig smeren. Controleren of de hydraulische installatie werkt. Cilinders, hydraulische aansluitingen, leidingen en slangen controleren op lekkages en beschadigingen. Hydraulische-oliepeil controleren, indien nodig corrigeren. Vorken of lastopnamemiddel controleren op slijtage en beschadigingen.
Pagina 193
Opties Frame en opbouw W A B C Controleren of opties zoals spiegels, opbergplaatsen, grepen, ruitenwisser, ruitensproeier etc. werken en niet zijn beschreven.
Pagina 194
10.2 Klantenservice 10.2.1 Standaarduitvoering Remmen W A B C Controleren of de remmen werken. Remmechanisme controleren, indien nodig instellen en invetten. Controleren of het noodlossysteem van veeraccumulatorcilinder werkt. Elektrische installatie W A B C Waarschuwings- en veiligheidssystemen aan de hand van de gebruikshandleiding controleren.
Pagina 195
Frame en opbouw W A B C Frame- en schroefverbindingen controleren op beschadigingen. Deuren en/of afdekkingen controleren. Controleren of alle borden/plaatjes aanwezig en leesbaar zijn. Controleren of de bestuurdersstoel bevestigd is en of de instelfunctie werkt. Toestand van bestuurdersstoel controleren. Bevestiging van contragewicht controleren.
Pagina 196
Hyd. bewegingen W A B C Hydraulische-oliepeil controleren, indien nodig corrigeren. Controleren of het drukventiel werkt, indien nodig instellen. Hydraulische olie verversen. Vorken of lastopnamemiddel controleren op slijtage en beschadigingen. Neigcilinders en lagers controleren. Overeengekomen diensten W A B C Proefrit maken met nominale last, indien nodig met klantspecifieke lading uitvoeren.
Pagina 197
Veiligheidskooi Hyd. bewegingen W A B C Bevestiging van aanbouwapparaat aan het interne transportmiddel en dragende elementen controleren. Werklamp Elektrische installatie W A B C Controleren of de verlichting werkt. Flitslicht / zwaailicht Elektrische installatie W A B C Controleren of het flitslicht / zwaailicht werkt en niet beschadigd is. Datarecorder Elektrische installatie W A B C...
Pagina 198
Beschermdakafdekking Frame en opbouw W A B C Controleren of de beschermdakafdekking aanwezig, goed bevestigd en niet beschadigd is. Brandblusser Overeengekomen diensten W A B C Controleren of een brandblusser aanwezig is, goed is bevestigd; inspectie-interval controleren. Gordelslotbewaking Frame en opbouw W A B C Controleren of de gordelslotbewaking werkt en niet beschadigd is.
Pagina 199
Kraanhaak Hyd. bewegingen W A B C Bevestiging van aanbouwapparaat aan het interne transportmiddel en dragende elementen controleren. Veiligheidssysteem / SUN-protector Elektrische installatie W A B C Elektrische bedrading op beschadiging (beschadigde isolatie, aansluitingen) controleren. Controleren of de aansluitingen van de kabels goed vastzitten.
Pagina 200
Hyd. bewegingen W A B C Lagerpunten, geleidingen en bevestigingen van aanbouwapparaat op slijtage en beschadigingen controleren, schoonmaken en invetten. Hydraulische aansluitingen controleren, indien nodig bijdraaien. Sideshift controleren op goede werking, instelling en beschadiging. Cilinderafdichtingen controleren. Cilinderzuigerstangen en de bussen ervan controleren. Stoelverwarming Elektrische installatie W A B C...
Pagina 201
Video-installatie Systeemcomponenten W A B C Controleren of de bekabeling is bevestigd en niet is beschadigd. Controleren of de camera werkt, is bevestigd en niet is beschadigd. Controleren of de monitor werkt, is bevestigd en niet is beschadigd. Weeginstallatie sensoren / schakelaars Elektrische installatie W A B C Controleren of de weeginstallatie werkt en niet beschadigd is.
Pagina 202
Hyd. bewegingen W A B C Lagerpunten, geleidingen en bevestigingen van aanbouwapparaat op slijtage en beschadigingen controleren, schoonmaken en invetten. Hydraulische aansluitingen controleren, indien nodig bijdraaien. Controleren of de vorkversteller werkt en niet beschadigd is. Cilinderafdichtingen controleren. Cilinderzuigerstangen en de bussen ervan controleren. Toegangsmodule Elektrische installatie W A B C...
Pagina 204
A Bijlage tractiebatterij Inhoudsopgave Bijlage tractiebatterij..............Gebruik volgens bestemming ..............Typeplaatje ....................Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen..Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt....Beschrijving ..................... Gebruik ....................Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen........Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS.... Beschrijving ..................... Gebruik ....................
Pagina 205
Gebruik volgens bestemming Als de gebruikshandleiding niet in acht worden genomen, als bij de reparatie geen originele vervangingsonderdelen worden gebruikt, als er eigenmachtige ingrepen plaatsvinden, als er additieven aan de elektrolyt wordt toegevoegd vervalt de garantie. Aanwijzingen voor het behoud van de beschermingsgraad tijdens het gebruik van de batterijen conform Ex I en Ex II in acht nemen (zie bijbehorend certificaat).
Pagina 206
Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen Gebruikte batterijen is afval dat onder strenge bewaking moet worden gerecycled. Deze batterij is voorzien van het recyclingteken en een doorgestreepte vuilnisbak en mag niet bij het huisvuil worden gegooid. De wijze van terugname en hergebruik moet volgens artikel 8 van de Duitse batterijenwetgeving (BattG) worden overeengekomen met de producent van de batterij.
Pagina 207
Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt Beschrijving Tractiebatterijen van Jungheinrich zijn loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt. De benamingen voor de tractiebatterijen zijn PzS, PzB, PzS Lib en PzM. Elektrolyt De nominale dichtheid van het elektrolyt heeft betrekking op 30 °C en de nominale elektrolytstand in volledig opgeladen toestand.
Pagina 208
Gebruik 4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van de producent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice. 4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze •...
Pagina 209
4.2.4 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
Pagina 210
Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 K. Daarom mag pas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan 45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het laden minimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt. Onder de 10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.
Pagina 211
Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater door destillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor het maken van elektrolyt.
Pagina 212
Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Beschrijving PzV-batterijen zijn gesloten batterijen met vastgelegd elektrolyt, waarbij gedurende de volledige bruikbaarheidsduur geen water mag worden bijgevuld. Als afsluitdoppen worden veiligheidsventielen gebruikt die bij het openen vernietigd worden. Tijdens het gebruik worden aan de gesloten batterijen dezelfde veiligheidseisen gesteld als aan batterijen met vloeibare elektrolyt, om een elektrische schok, een explosie van de elektrolytische laadgassen en in het geval van een vernietiging van de celbehuizingen het gevaar door de corrosieve elektrolyt te voorkomen.
Pagina 213
Gebruik 5.2.1 Inbedrijfstelling Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze • Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert. • Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op min) en goed contact maakt. •...
Pagina 214
5.2.3 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
Pagina 215
Batterij opladen Voorwaarden – Elektrolyttemperatuur tussen +15 °C en 35 °C Werkwijze • Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen. • De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde lader aansluiten. •...
Pagina 216
Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Geen water bijvullen! 5.3.1 Dagelijks – Batterij na iedere ontlading opladen. 5.3.2 Wekelijks – Visuele controle op vervuiling of mechanische beschadigingen. 5.3.3 Per kwartaal – Totaalspanning meten en registreren. – Afzonderlijke spanningen meten en registreren. –...
Pagina 217
Waterbijvulsysteem Aquamatik Opbouw waterbijvulsysteem > 3 m Watertank Tappunt met kogelkraan Stromingsindicator Afsluitkraan Afsluitkoppeling Afsluitstekker op batterij...
Pagina 218
Functiebeschrijving Het waterbijvulsysteem Aquamatik wordt gebruikt voor het automatisch instellen van de nominale elektrolytstand bij aandrijfbatterijen voor interne transportmiddelen. De batterijcellen zijn met slangen met elkaar verbonden en worden met een steekaansluiting aangesloten op het waterbijvulstation (bijvoorbeeld watertank). Na het openen van de afsluitkraan worden alle cellen met water gevuld. De Aquamatik- stop regelt het benodigde watervolume en zorgt ervoor dat bij een bepaalde waterdruk op het ventiel de watertoevoer wordt afgesloten en het ventiel veilig wordt gesloten.
Pagina 219
Vulduur De vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, de omgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. De watertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij worden losgekoppeld. Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water.
Pagina 220
Reinigingsmethoden De stopsystemen mogen uitsluitend met gezuiverd water conform DIN 43530-4 worden gereinigd. Delen van de stoppen mogen niet met oplosmiddelhoudende stoffen of zepen in aanraking komen. 6.10 Servicewagen Mobiele watervulwagen met pomp en vulpistool voor het vullen van afzonderlijke cellen.
Pagina 221
Elektrolytcirculatie Functiebeschrijving De elektrolytcirculatie zorgt door de toevoer van lucht tijdens het laden voor een vermenging van de elektrolyt en voorkomt zo zuurlagen, verkort de laadtijd (laadfactor ca. 1,07) en reduceert de gasvorming tijdens het laden. De lader moet voor de batterij en elektrolytcirculatie toegelaten zijn. Een in de lader ingebouwde pomp zorgt voor de vereiste perslucht die via een slangensysteem naar de batterijcellen wordt geleid.
Pagina 222
AANWIJZING Als een geïnstalleerd elektrolytcirculatiesysteem niet of niet regelmatig wordt gebruikt of als de batterij blootstaat aan grotere temperatuurschommelingen, kan het elektrolyt terugstromen in het slangensysteem. Voorzien in een luchttoevoerleiding met een apart koppelingssysteem, bijvoorbeeld: afsluitkoppeling aan batterijzijde en doorvoerkoppeling aan luchttoevoerzijde.
Pagina 223
Batterijen reinigen Het is nodig om de batterijen en troggen te reinigen – Isolatie van de cellen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de aarde of externe geleidende delen moet blijven bestaan – Schade door corrosie en door kruipstroom vermijden –...
Pagina 224
Batterij met hogedrukreiniger reinigen Voorwaarden – Celverbinders moeten vastgedraaid en stevig ingestoken zijn – Celstoppen gesloten Werkwijze • Gebruiksaanwijzing van de hogedrukreiniger lezen. • Geen reinigingsadditieven gebruiken. • Toegestane temperatuurinstelling voor reinigingsapparaat 140° aanhouden. Op deze manier gegarandeerd dat bij een afstand van 30 cm achter de uitlaatsproeier een temperatuur van 60°...
Pagina 225
Batterij opslaan AANWIJZING De batterij mag niet langer dan 3 maanden zonder lading worden opgeslagen, anders is hij op lange termijn niet meer functioneel. Als batterijen voor een langere tijd niet worden gebruikt, moeten ze volledig opgeladen in een droge, vorstvrije ruimte worden opgeslagen. Om de functionaliteit van de batterij veilig te stellen kunnen de volgende laadbehandelingen worden gekozen: –...