Conformiteitsverklaring Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Fabrikant of in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger Type Optie Seriennr. Bouwjaar ETV 110 ETV 112 ETV 114 ETV 116 Aanvullende gegevens In opdracht van Data H EG-conformiteitsverklaring Ondergetekenden verklaren hierbij dat het genoemde aangedreven interne trans-...
Pagina 4
Belangrijke aanwijzingen voor transport en montage van masten op reachtrucks Transport Het transport kan afhankelijk van de constructiehoogte van de hefmast en de situatie ter plaatse op drie verschillende wijzen geschieden: – Staand, met gemonteerde hefmast (bij lage constructiehoogtes). – Staand, met gedeeltelijk gemonteerde en tegen het bestuurdersbeschermdak ge- neigde hefmast (bij middelhoge constructiehoogtes), hydraulische leiding voor de heffunctie is afgekoppeld.
Pagina 6
Uit de inhoud van deze handleiding kunnen op grond hiervan geen claims met betrekking tot bepaalde eigenschappen van het apparaat worden afgeleid. Auteursrecht Het auteursrecht voor deze handleiding blijft in het bezit van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Am Stadtrand 35...
Inhoudsopgave Gebruik volgens bestemming Algemeen .................... A 1 Gebruik volgens bestemming .............. A 1 Toegestane gebruiksvoorwaarden ............A 1 Verplichtingen van de exploitant ............A 2 Aanbouwen van aanbouwapparaten en/of accessoires ...... A 2 Beschrijving van de heftruck Beschrijving van de toepassing ............B 1 Beschrijving van modules en functies ..........
Pagina 9
Batterij: onderhoud, opladen, vervangen Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen ....D 1 Batterijtypen ..................D 2 Batterij vrijmaken ................. D 3 De batterij laden .................. D 7 De batterij uit- en inbouwen ..............D 8 Bediening Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel ...................
Pagina 10
Bedrijfsveiligheid en milieubescherming ..........F 1 Veiligheidsvoorschriften voor de revisie ..........F 2 Onderhoud en inspectie ..............F 6 Onderhouds-controlelijst ETV 110-116..........F 7 Onderhoudsschema ETV 110-116 ............F 9 Bedrijfsmiddelen en smeerschema ............. F 10 Gebruiksmiddelen ................F 11 Tankinhoud ..................
Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden.
A Gebruik volgens bestemming Algemeen Het in deze handleiding beschreven interne transportmiddel is geschikt voor het heffen, neerlaten en vervoeren van lasten. Het interne transportmiddel moet volgens de aanwijzingen in deze handleiding worden gebruikt, bediend en onderhouden. Een andere toepassing is niet volgens de bestemming en kan leiden tot persoonlijk letsel en tot schade aan het voertuig of voorwerpen van waarde.
Verplichtingen van de exploitant Exploitant in de zin van deze handleiding is iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het interne transportmiddel zelf gebruikt of in wiens opdracht het wordt gebruikt. In bijzondere situaties (bijvoorbeeld leasen of huren) is de exploitant de persoon die volgens de bestaande overeenkomst tussen eigenaar en gebruiker van het interne transportmiddel de genoemde verplichtingen tijdens het gebruik moet waarnemen.
B Beschrijving van de heftruck Beschrijving van de toepassing De ETV 110-116 is een driewielige elektrische heftruck met uitschuivende mast en vrij uitzicht. De zitplaats staat haaks op de rijrichting. Hij is bestemd voor het heffen en transporteren van goederen, op een effen vloer. U kunt pallets met open bodemsteunen of met dwarslatten buiten en binnen het bereik van de lastwielen of rolwagen opnemen.
Beschrijving van modules en functies 12 13 14 Pos. Omschrijving Pos. Omschrijving t Hefmast met vrij zicht t Rempedaal t Dak t Rijpedaal t Vrijhef-cilinder t Pedaal (niet bij ZT-hefmast) batterijwagenvergrendeling t Solopilot t Bestuurdersvenster o Multipilot t Contactslot tweetraps met extra sleutel (servicesleutel) t Lastwielen o CANCODE...
Rijd transportritten met of zonder last uitsluitend met ingetrokken masthouder, achterover gekantelde hefmast en gedaalde last. Veiligheidsvoorzieningen: een gesloten heftruckcontour met afgeronde kanten maakt een veilig gebruik van de ETV 110-116 mogelijk. Het dak (2) beschermt de bestuurder. Een stabiele botsbescherming beschermt het aandrijfwiel (7) en de lastwielen (5).
Pagina 19
Reminrichting: het elektrische remsysteem bestaat uit twee onafhankelijke remsystemen. Bij bediening van het rempedaal wordt de rijmotor in tegenstroom geremd. Het elektrische remsysteem bestaat uit twee onafhankelijke remsystemen. Deze rem wordt ook gebruikt om in noodgevallen te remmen. Een waarschuwingslamp brandt wanneer de parkeerrem is aangetrokken.
Pagina 20
12 13 14 Pos. Omschrijving Pos. Omschrijving t Hefmast met vrij zicht t Rempedaal t Dak t Rijpedaal t Vrijhef-cilinder t Pedaal (niet bij ZT-hefmast) batterijwagenvergrendeling t Solopilot t Bestuurdersvenster o Multipilot t Contactslot tweetraps met extra sleutel (servicesleutel) t Lastwielen o CANCODE t Wielarmen o ISM toegangsmodule...
De rails voor de masthouder zijn voor de ETV 114/116 op de wielarmen (6) geschroefd. Bij de ETV 110/112 zijn de rails in de wielarmen (6) opgenomen. Hefmast: de heftrucks zijn uitgerust met een uitschuifbaar hefmast die in de masthouder is gelagerd en vrij zicht mogelijk maakt.
Technische gegevens van de standaarduitvoering Technische gegevens volgens VDI 2198. Technische veranderingen en aanvullingen voorbehouden. Prestaties ETV 110/112 Omschrijving ETV 110 ETV 112 Q Hefcapaciteit (bij C = 600 mm) 1000 1200 c Lastzwaartepunt-afstand Rijsnelheid 11,0 / 10,0 11,0 / 10,0...
Pagina 23
ETV 114/116 Omschrijving ETV 114 ETV 116 Q Hefcapaciteit (bij C = 600 mm) 1400 1600 c Lastzwaartepunt-afstand Rijsnelheid 10,0 / 9,0 10,0 / 9,0 km/h Aandrijf- en vorkrichting Hefsnelheid 0,37 / 0,65 0,33 / 0,65 met / zonder last (±...
Afmetingen (Alle gegevens in mm) ETV 110/112 (280Ah) DZ-GE Omschrijving ETV 110 ETV 112 Hoogte van de lastvork in gedaalde toestand Hoogte boven dak 2150 2150 Totaallengte 1965 1965 Uitschuiven Lengte boven wielarmen 1640 1725 Totaalbreedte 1120 1120 Wa Draaicirkel...
Aslast vork achteruit met last 1282/2278 1361/2419 1566/2784 1681/2989 vooraan / achteraan Geldt voor ETV 110/112 met 280 Ah batterij en ETV 114/116 met 420 Ah batterij. Andere batterijmaten wijzigen deze waarde. Banden/wielen Aanduiding ETV 110 ETV 112 ETV 114...
Batterij Zie batterijtypen in hoofdstuk D. Hydraulische installatie Aanduiding ETV 110/112 ETV 114/116 Werkdruk voor aanbouwapparatuur 150 bar 150 bar Oliestroom voor aanbouwapparatuur 20 l/min 20 l/min B 12...
Gewicht hefmasten Het gewicht van de hefmast kan met de hieronder aangegeven rekenformules wor- den berekend. De daarvoor benodigde gegevens als voertuignaam, constructie en lengte van de uitgeschoven heftmast (hefhoogte) staan vermeld op het typeplaatje. Het gewicht van de heftruck en de batterij staan vermeld op het typeplaatje. 3.8.1 Voorbeeld berekening van het gewicht van de hefmast ETV 116 GNE 160 740 DZ...
EN-normen Gemiddeld geluidsdrukniveau: 68 dB(A) volgens EN 12053 in overeenstemming met ISO 4871. Het gemiddelde geluidsdrukniveau wordt bepaald conform de normgegevens, en omvat het geluidsdrukniveau bij het rijden, heffen en het stationair draaien. Het geluidsdrukniveau wordt gemeten bij het oor van de bestuurder. Trilling: 0,66 m/s volgens EN 13059.
3.10 Gebruiksomstandigheden Omgevingstemperatuur in bedrijf -20 °C tot +40 °C Bij continu gebruik onder 0 °C of bij extreme verandering van temperatuur of luchtvochtigheid is voor interne transportmiddelen een speciale uitrusting en vergunning vereist. 3.11 Elektrische eisen De producent bevestigt de naleving van de eisen voor het ontwerp en de vervaardi- ging van de elektrische uitrusting bij gebruik van het interne transportmiddel volgens de bestemming op grond van EN 1175 "Veiligheid van gemotoriseerde transport- werktuigen - Elektrische eisen".
Kentekenplaatsen en typeplaatjes 20, 21, 22 1,5 V Pos. Omschrijving Waarschuwingsplaatje "Voorzichtig: elektronica met lage spanning“ Typeplaatje, heftruck Goedkeuringsplaatje (o) Rijrichting bij stuurwiel-uitslag (o) Hefcapaciteit-plaatje, hefcapaciteit / sideshift Hefcapaciteit-plaatje, hefcapaciteit / lastzwaartepunt / vorktanden Hefcapaciteit-plaatje, hefcapaciteit / lastzwaartepunt / hefhoogte Verbodsplaatje "Verboden onder last te verblijven“...
Pagina 33
Typeplaatje, heftruck Pos. Omschrijving Pos. Omschrijving Type Producent Serienummer Batterijgewicht min/max in kg Nominale hefcapaciteit in kg Aandrijfvermogen Batterijspanning Volt Lastzwaartepunt-afstand in mm Leeg gewicht zonder batterij in kg Bouwjaar Logo van de producent Optie Vermeld bij vragen over het voertuig of bij het bestellen van onderdelen het serienummer (32) (in het voertuigframe geslagen).
Lastdiagram intern transportmiddel (hefcapaciteit) Gevaar op ongevallen door verminderde stabiliteit De stabiliteit volgens het lastdiagram is enkel met de componenten (batterij, hefmast) volgens typeplaatje gegarandeerd. Er mogen enkel door de producent toegelaten batterijen worden gebruikt. Een vooruitgeschoven of niet vergrendelde batterij leidt tot een verslechtering van de stabiliteit.
Stabiliteit De stabiliteit van het interne transportmiddel is op basis van de actuele stand van de techniek gecontroleerd. Daarbij wordt rekening gehouden met de dynamische en sta- tische kiepkrachten, die bij gebruik voor de bestemming kunnen ontstaan. De stabiliteit van het interne transportmiddel wordt onder andere beïnvloed door de volgende factoren: –...
C Transport en eerste inbedrijfstelling Transport Afhankelijk van de bouwhoogte van de hefmast en de plaatselijke omstandigheden kunt u het transport op drie verschillende methoden uitvoeren. – Staand, met gemonteerde hefmast (bij kleine heftruckhoogten). – Staand, met gedeeltelijk gemonteerde en naar het dak geneigde hefmast (bij middelmatige bouwhoogten), hydraulische leiding voor de heffunctie is losgehaald –...
Laden met een kraan Het laden met kraan is enkel bedoeld voor het transport voorafgaande aan de inbe- drijfstelling. Gevaar voor ongevallen door onvakkundig laden met kraan. Door gebruik van onge- schikte hijsmiddelen en een onjuiste toepassing ervan kan het interne transportmid- del tijdens het laden met een kraan naar beneden vallen.
Basisheftruck laden met kraan Gebruik uitsluitend een hefwerktuig met voldoende hefcapaciteit. (Laadgewicht = eigengewicht + batterijgewicht; zie typeplaatje op heftruck). – Leg voor het laden van de heftruck met behulp van kraan-hulpmiddelen hijsstroppen rond de steunbalk (1) van het dak. Aan de wielarmen zijn twee aanslagpunten (2) voorzien.
Basisheftruck met cabine laden met kraan Werkzaamheden met de kraan bij beschuttingscabine (o) of koelhuiscabine (o) is slechts beperkt mogelijk. Het hijsmaterieel en lussen mogen niet over de voordeur lopen vanwege breekgevaar van de ruit. Gebruik voor het heffen van een heftruck met beschuttingscabine of koelhuiscabine uitsluitend hijsmaterialen voldoende...
De heftruck borgen voor het transport Bij transport op een vrachtwagen of aanhanger moet u de heftruck vakkundig vastsjorren. De vrachtwagen of aanhanger moet vastsjor-ringen hebben. – Trek voor het vastsjorren van de heftruck de spangordel (3) door de opening aan de steunbalk (1) van het dak en bevestig hem aan de vastsjor-ring.
Eerste inbedrijfstelling Zorg er vóór de inbedrijfstelling van de heftruck voor dat de hefmast op de juiste wijze is gemonteerd en de hydraulische leidingen aan de aansluiting basistoestel / hefmast zijn aangesloten. Rijd de heftruck uitsluitend met batterijstroom! Gelijkgerichte wisselstroom beschadigt de elektronische onderdelen.
D Batterij: onderhoud, opladen, vervangen Veiligheidsvoorschriften in de omgang met zuurbatterijen Plaats, voorafgaand aan alle werkzaamheden aan de batterij, de heftruck veilig (zie hoofdstuk E). Onderhoudspersoneel: uitsluitend hiervoor opgeleid personeel mag de batterijen laden, onderhouden en vervangen. Leef bij het uitvoeren van de werkzaamheden deze handleiding en de voorschriften van de producent van de batterij en het batterijlaadstation na.
WAARSCHUWING! Gevaar door gebruik van ongeschikte, voor het interne transportmiddel door Jungheinrich niet vrijgegeven batterijen. Constructie, gewicht en afmetingen van de batterij hebben een aanmerkelijke invloed op de bedrijfsveiligheid van het interne transportmiddel, in het bijzonder ook op de stabiliteit en het draagvermogen. Het...
Batterij vrijmaken Gevaar op ongevallen Bij het vrijleggen van de batterij bestaat er beknellingsgevaar. – Personen uit de gevarenzone sturen. – Bij het schuiven van de masthouder mag er zich niets tussen de batterij en de mast- houder bevinden. Werkwijze –...
Pagina 45
Het lampje "batterij ontgrendeld" (rood symbool, 3) brandt op het bestuurdersvenster. – Bedien de Solopilot (1) in de pijlrichting (T) (tweede hendel), en schuif de masthouder met gekoppelde batterijwagen zo ver uit dat de batterij vrij ligt voor onderhoud. – Laat het pedaal batterijontgrendeling (2) los. –...
Pagina 46
Multipilot: – Kantel de Multipilot (4) in de pijlrichting (U), verplaats de masthouder tot aan de aanslag in de richting van de batterij en laat de Multipilot los (mast bevindt zich in de eindstand). – Kantel de Multipilot (4) opnieuw in de pijlrichting (U), en verplaats de masthouder verder tot aan de aanslag in de richting van de batterij (voorbereiding voor ontgrendeling van de batterij) en laat hem in deze stand staan.
Pagina 47
Het lampje "batterij ontgrendeld" (rood symbool, 3) brandt op het bestuurdersvenster. – Kantel de Multipilot (1) in de pijlrichting (T), en schuif de masthouder met gekoppelde batterijwagen zo ver uit dat de batterij vrij ligt voor onderhoud. – Laat het pedaal batterijontgrendeling (2) los. –...
De batterij laden Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden De batterij geeft bij het opladen een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken. –...
De batterij uit- en inbouwen Batterij enkel met kabelgeleiding monteren Bij het monteren van een batterij moet altijd een kabelgeleiding (5) met de passende batterijkabel worden gemonteerd. De lengte van de batterijkabel is afhankelijk van het batterijtype. – Bij vervanging van de in de fabriek gemonteerde batterij, neemt u contact op met de klantenservice van de producent.
Pagina 50
Werkwijze – Maak de batterij vrij (zie paragraaf 3). Dek batterijen met open polen of connectoren af met een rubber mat, teneinde kortsluitingen te vermijden. Wanneer u de batterij vervangt met kraanhulpmiddelen, moet u letten op de maximale hefcapaciteit (zie batterijgewicht op het batterij- typeplaatje aan de batterijtrog).
E Bediening Veiligheidsvoorschriften voor gebruik van het interne transportmiddel Rijbewijs: uitsluitend daartoe geschikte personen mogen het interne transportmiddel gebruiken. Deze personen moeten zijn opgeleid in de bediening van het interne transportmiddel, moeten hun vaardigheden in het rijden en handhaven van lasten hebben gedemonstreerd aan de exploitant of diens gemachtigde, en moeten van deze persoon nadrukkelijk opdracht hebben gekregen tot het bedienen van het interne transportmiddel.
Beschrijving van de bedien- en indicatie-elementen Pos. Bedien- cq. indicatie- Functie element t Schakelt de regelstroom in en uit. Contactslot Door het uitnemen van de sleutel is het voer- tuig beschermd tegen inschakelen door on- bevoegden. o Code-instellingen en inschakelen van het Bedienpaneel (CANCODE) voertuig...
Pagina 55
Pos. Bedien- cq. indicatie- Functie element o Vermijd beschadigingen van de stapelaar of Overbruggingsknop de last. ESA en HHA t De stuurkolom wordt ingesteld op afstand en Instelling van de stuurko- hoogte. t Indicatie van belangrijke rij- en hefparame- Chauffeursdisplay ters;...
Voertuig in gebruik nemen Voordat de bestuurder de hefwagen in gebruik neemt, bedient of voordat hij een last heft, moet hij zich ervan overtuigen dat zich niemand in het gevarenbereik bevindt. Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling – Volledig voertuig (met name wielen en lastopnamemiddelen) visueel controleren op beschadigingen.
In- en uitstappen – Voor in- en uitstappen greep (13a) vasthouden. – Het interne transportmiddel opgaan of verlaten. Bestuurdersplaats inrichten Letselgevaar door niet geborgde of niet ingerichte bestuurdersplaats Een bestuurderstoel die niet is vastgezet kan tijdens het rijden leiden tot uitglijden en vallen.
Pagina 59
De rugleuning instellen: – Trek de vergrendelhendel (7) omhoog en stel de hoek van de rugleuning (16) in. – Laat de vergrendelhendel weer los; de rugleuning wordt vergrendeld. De zitpositie instellen: – Trek de vergrendelhendel (5) van de stoelvergrendeling in de pijlrichting naar boven en breng de stoel in de juiste zitpositie door deze naar voren of achteren te schuiven.
Pagina 60
De stoel instellen (comfortstoel, o) Vóór de inbedrijfstelling van het voertuig moet u het individuele bestuurdersgewicht controleren en instellen, om persoonlijk letsel en materiële schade te vermijden. De stoel moet bij het instellen van het gewicht van de bestuurder belast zijn. Het gewicht van de bestuurder instellen –...
Pagina 61
Stoelverwarming Bedien de schakelaar (6): 1 = stoelverwarming AAN; 0 = stoelverwarming UIT Ondersteuning lendewervel: Handwiel (7) in positie 0 = geen kromming in het lendewervelbereik. Handwiel (7) in positie 1 draaien = kromming toenemend in het bovenste lendewervelbereik. Handwiel (7) in positie 2 draaien = kromming toenemend in het onderste lendewervelbereik.
Pagina 62
3.2.2 Gebruikshandleiding van de veiligheidsgordel Vóór het starten van het interne transportmiddel de gordel soepel uit het span-/ oprolmechanisme trekken, nauwsluitend over het lichaam leggen en in het slot (20) vastzetten. De gordel mag niet verdraaid over het lichaam liggen. Bij het bedienen (bijvoorbeeld rijden, heffen, neerlaten enz.) van het interne transportmiddel steeds zover mogelijk naar achteren zitten, met uw rug stevig tegen de rugleuning.
Pagina 63
Stuurkolom instellen – Ontgrendel stuurkolomvergrendeling (12) en stel de stuurkop (17) horizontaal en verticaal naar wens in. stuurkolomvergrendeling vervolgens weer vast. Armsteun instellen – Trek vergrendeling voor armsteun (4) omhoog en stel de armsteun (18) in langsrichting naar wens in. –...
Bedrijfsklaar maken – Trek schakelaar NOODSTOP (2) eruit. – Steek de sleutel in het contactslot (1) en draai hem naar rechts tot de stand „I“ of: – voer voertuigen zonder contactslot de vrijgavecode in via de CANCODE (1a). Bij de CANCODE (o) moet u de start- pincode 2580 invoeren...
NOODSTOP-inrichting Het voertuig is voorzien van een noodstopvoorziening. Na het inschakelen van de NOODSTOPschakelaar (2) en het contactslot (1) respectievelijk het invoeren van de pincode verschijnt automatisch een vraag om bevestiging. NOODSTOP-indicatie Wanneer een storing in het stuur- of remsysteem wordt waargenomen, verschijnt een indicatie op het bestuurdersvenster(13).
Controles na de dagelijkse inbedrijfstelling – Controleren of bestuurderstoel goed is vergrendeld. – Controleren of veiligheidsgordel goed werkt. (Gordeluittrekking moet bij plotseling uittrekken blokkeren.) – Werking van de claxon controleren. – Controleren of de bedien- en indicatie-elementen goed werken. – Stuurinrichting controleren op goede werking. –...
Werken met het interne transportmiddel Veiligheidsregels voor het rijden Rijpaden en werkbereiken: rijd uitsluitend op de paden die zijn vrijgegeven voor verkeer. Onbevoegde derden mogen niet in het werkbereik komen. U mag de last uitsluitend op de daarvoor bedoelde locaties neerzetten. Lasten mogen niet worden neergezet op verkeer- en vluchtroutes, niet vóór veiligheidsvoorzieningen en bedrijfsinrichtingen, die op ieder moment toegankelijk moeten zijn.
Conditie van de te transporteren last: de bediener moet controleren of de last correct is geplaatst. Hij mag uitsluitend veilig en zorgvuldig geplaatste lasten transporteren. Wanneer het gevaar bestaat dat delen van de last kantelen of eraf vallen, moet u geschikte veiligheidsmaatregelen nemen, bijvoorbeeld een lastbeschermtralie gebruiken.
NOODSTOP Gevaar op ongevallen Bij bediening van de schakelaar NOODSTOP tijdens het rijden wordt het interne transportmiddel met maximaal remvermogen tot stilstand afgeremd. Daarbij kan de opgenomen last van de vorktanden glijden. Er bestaat een verhoogd risico op ongevallen en letsel! Voorwerpen mogen de werking van de NOODSTOP-schakelaar niet beïnvloeden.
Rijden, sturen, remmen Rijden Rijd uitsluitend met gesloten en correct vergrendelde kap. De hoofd-rijrichting is de aandrijfrichting (V). Verhoogde opmerkzaamheid bij rijden in lastrichting (R). Rijden in lastrichting (R) mag uitsluitend plaatsvinden voor het rangeren en voor het opnemen of neerzetten van lasten. –...
Pagina 71
Na het herstellen van de bedrijfsgereedheid is geen rijrichting geselecteerd. Het voertuig kan pas rijden nadat u een rijrirchting hebt geselecteerd. – Druk na het herstellen van de bedrijfsgereedheid op de rijrichtingschakelaar (20 / 20a), teneinde de rijrichting (R) te selecteren. Iedere keer dat u de rijrichtingschakelaar opnieuw bedient, verandert de rijrichting.
Pagina 72
Sturen Asynchroon sturen (t) Bij vooruit rijden (in de richting van de instap = aandrijfrichting) leidt een stuurbeweging naar links tot een linker bocht, naar rechts tot een rechter bocht. De wielstand van het aandrijfwiel wordt weergegeven op het bestuurdersvenster. Synchroon sturen (o) –...
Pagina 73
Remmen met de omkeerrem: – De rijrichtingschakelaar (20 / 20a) tijdens het rijden bedienen. Er wordt overgeschakeld naar de tegengestelde rijrichting; het voertuig wordt geremd door de rijstroomregeling, tot het voertuig in de tegengestelde rijrichting begint te rijden. Deze modus vermindert het energieverbruik. De energie wordt teruggewonnen, geregeld door de rijstroomregeling.
Remmen met de uitrolrem: – Als men het rijpedaal tijdens het rijden op laat komen, wordt het voertuig aan de hand van de stand van het rijpedaal door de rijstroomregeling afgeremd. Remmen met de bedrijfsrem: – Druk het rempedaal (9) door. Het voertuig wordt door de doseerbare tegenstroomrem over de motor tot stilstand geremd.
Het opnemen en wegzetten van lasten De bestuurder moet, voordat hij een last opneemt, controleren of deze op juiste wijze op pallets is geplaatst en dat de last de hefcapaciteit van het voertuig niet overschrijdt. – Breng de vorktanden zo ver mogelijk onder de last. E 24...
Pagina 76
Heffen Personen mogen zich niet onder de geheven last bevinden. – Trek de hendel 24 van de Solopilot (3) in de richting (H), respectievelijk de Multipilot (3a) in de richting (H). De schuinte van de regelhendel bepaalt de hefsnelheid. – Bedien Multipilot (3a) respectievelijk hendel (24) van de...
Masthouder uitschuiven Grijp niet tussen mast en batterij-kap. – Neig de hendel (26) van de Solopilot (3) respectievelijk de Multipilot (3) voor het uitschuiven van de masthouder in de richting (T), neig hem voor het inschuiven in de richting (U). De neiging van de Solo- of Multipilot bepaalt de schuifsnelheid.
Pagina 78
Opnemen, heffen en transporteren van lasten Solo-Pilot t: – De vorktanden in de horizontale stand 24 26 27 brengen: zet de hendel (27) van de Solopilot (3) in de neutrale stand. – Rijd naar de last toe. – Schuif de masthouder uit: druk tegen hendel (26) van de Solopilot (3).
Pagina 79
Mulit-Pilot o: – De vorktanden in de horizontale stand brengen: druk tuimelschakelaar (28), kantelknop (V) of (R). – Rijd naar de last toe. – Schuif de masthouder uit: neig de Multipilot (3a) in de richting (T). – Hef de vorktanden tot de juiste hoogte: trek de Multipilot (3a) in de richting (H).
Dalen in noodgevallen Bij gebruik van de nood-daalvoorziening mogen zich geen personen in het gevarenbereik bevinden. Wanneer de hefmast vanwege een storing van de hefregeling niet meer kan dalen, moet u de klep voor het dalen in noodsituaties (25) bedienen die zich op de achterkant van de masthouder bevindt.
Bediening van een aanbouwapparaat 4.9.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de bediening van extra aanbouwapparaten Optioneel kunnen de interne transportmiddelen met één of meerdere extra hydraulische installaties voor het gebruik van aanbouwapparaten zijn uitgerust. De extra hydraulische installatie zijn gekenmerkt met HF4 en HF5. Extra hydraulische installaties voor verwisselbare uitrustingen zijn uitgerust met wisselkoppelingen aan de vorkdrager.
Pagina 82
Veiligheidsaanwijzingen voor aanbouwapparaten sideshift vorkverstelinstallatie Bij gebruik van meervoudige vorkverstelinstallaties (meervoudige palletklemmen) kunnen beperkte zichtverhoudingen en verminderde zijwaartse kantelveiligheid tot ongevallen leiden. – Rijsnelheden en zichtverhoudingen aan de lading aanpassen. – Bij het rijden in vorkrichting erop letten dat u vrij zicht hebt. Veiligheidsaanwijzingen voor aanbouwapparaten met klemfunctie (bijv.
Pagina 83
Veiligheidsaanwijzingen voor vorktandverlengingen Gevaar op ongevallen door niet geborgde en te grote vorktandverlengingen. – Bij vorktandverlengingen met geopende doorsnede enkel lasten transporteren, die over de totale lengte van de vorktandverlenging liggen. – Enkel vorktandverlengingen gebruiken, die overeenkomen met de vorkdoorsnede en de minimale vorklengte van het interne transportmiddel en de gegevens op het typeplaatje van de vorktandverlenging.
Pagina 84
4.9.2 Geïntegreerde sideshift (Solopilot) t De richtingaanduiding „links“ of „rechts“ heeft betrekking last blikrichting vanaf de bedienerplaats. Sideshift naar links (gezien vanuit bestuurder): – Bedien knop (30) in de richting (X1). Sideshift naar rechts (gezien vanuit bestuurder): – bedien knop (30) in de richting (Y1). Neem de verminderde hefcapaciteit bij het uitschuiven in acht (zie hoofdstuk B).
Pagina 85
4.9.3 Geïntegreerde sideshift (Multipilot) o De richtingaanduiding „links“ of „rechts“ heeft betrekking last blikrichting vanaf de bedienerplaats. Sideshift naar links (gezien vanuit bestuurder): – bedien de knop (33) in de richting (X1). Sideshift naar rechts (gezien vanuit bestuurder): – bedien knop (33) in de richting (Y1). Let op de verminderde hefcapaciteit bij het uitschuiven (zie hoofdstuk B).
4.10 De hefwagen veilig neerzetten Plaats het voertuig veilig wanneer u hem verlaat, ook wanneer de afwezigheid slechts van korte duur is. Plaats het voertuig niet op hellingen! De last moet altijd geheel zijn gedaald. – Bedien de parkeerrem (19) met behulp van de remknop.
Chauffeursdisplay Het chauffeursdisplay vormt het gebruikerspaneel. Deze dient als indicatie- en bedieneenheid voor de bediener en de servicemonteur. Door bediening van de vier knoppen (55, 56, 57, 58) bedient u het bestuurdersvenster en daarmee het voertuig. De LED’s van de 11 verlichte vlakken (36 - 44, 59, 60) kunnen drie toestanden weergeven: actief, knipperend of uit.
Pagina 88
Pos. Omschrijving Hefeinde is bereikt (geel symbool) (o) Servicemodus is actief (geel sleutelsymbool), service-interval is afgelo- pen (symbool knippert) Dodemansknop niet bediend (geel symbool) Vorken in horizontale positie (groen symbool) (o) Sideshift in het midden (groen symbool) (o) langzaam rijden (groen symbool) Storing, STOP-plaatje (rood symbool) Parkeerrem aangetrokken (rood symbool) Waarschuwing, waarschuwingsdriehoek (rood symbool)
Pagina 89
Ontladingsindicator van de batterij: het bestuurdersvenster toont de laadtoestand van de batterij (49). Het onderste bereik van het batterijsymbool wordt leeg afgebeeld. Dit staat voor de restcapaciteit van de batterij die, teneinde schade aan de batterij te voorkomen, niet kan worden opgenomen. De batterijverbruik-indicator / batterijverbruik-bewaker wordt fabrieksmatig ingesteld op standaard batterijen.
Pagina 90
Werkurenteller: werkuren worden geteld wanneer het voertuig door de contactsleutel, keypad of transponderkaart voor bedrijf is vrijgegeven en de dodemensknop wordt bediend. kort bedienen van de Shift-knop (56) leidt tot een andere toewijzing van de indicatievelden (61 en 62). Wanneer geen hefhoogte (o) cq. geen lastgewicht (o) beschikbaar is, wordt over de betreffende regel heen gesprongen.
Knoppen van het bestuurdersvenster De rijsnelheid wordt gesmoord (langzaam-rijdenknop) De parkeerrem is aangetrokken respectievelijk gelost (remknop) Omschakeling van de indicatie op de servicemodus (Shift-knop) Selectie van de rij- en hefmodi Waarschuwingen chauffeursvenster Indicatie Symbool Betekenis INFO 02 Geen rijrichting geselecteerd INFO 03 Rijden niet vrijgegeven INFO 04...
Pagina 93
Indicatie Symbool Betekenis INFO 10 Te hoge temperatuur rijmotor. INFO 11 Te hoge temperatuur hefmotor INFO 12 Te hoge temperatuur stuurmotor INFO 16 Rijstroomuitschakeling bediend Hefeinde bereikt INFO 18 Knipperend symbool Hoogte minder dan veiligheidshoogte INFO 22 Rijregeling herkent elektrische stuurinrichting niet INFO 23 Regeling is overgeschakeld naar de diagnosemodus INFO 24...
Pagina 94
Indicatie Symbool Betekenis INFO 54 Voertuigtype instellen INFO 55 Bij het inschakelen is de ruststand van de dodemansknop niet herkend VER- Opwarmfase van het bestuurdersvenster afwachten, omdat WAR- LCD niet leesbaar is bij te lage temperaturen. MING Storingsmeldingen bestuurdersvenster Storing Storingstekst Toelichting Remedie LOW VOLTAGE...
Pagina 95
Storing Storingstekst Toelichting Remedie STEER ANGLE Werkelijke- Schakel uit en in; haal de waardesensor service erbij. stuurinrichting defect TILT SENSOR Kabelbreuk kantelsensor Schakel uit en in; haal de service erbij. SIDESHIFT SENS Kabelbreuk ZH1-sensor Schakel uit en in; haal de service erbij.
Pagina 96
Storing Storingstekst Toelichting Remedie STEER ANGLE Stuurregeling Schakel uit en in; haal de service erbij. STEER CONTROL Molenasstel volgt Schakel uit en in; haal de impulsen van stuurwiel service erbij. niet CONTROLLER Voedingsspanning voor Schakel uit en in; haal de sensor buiten het bereik service erbij.
Pagina 97
Storing Storingstekst Toelichting Remedie CABLE TEMP CON Temperatuursensor Schakel uit en in; haal de regeling levert verkeerde service erbij. waarden. ELECTR SYSTEM Contactslot Controleer de Spanning buiten het batterijspanning; laad de toelaatbare bereik batterij BRAKE PEDAL Rempedaal defect Schakel uit en in; haal de service erbij.
Storing Storingstekst Toelichting Remedie CONTROLLER Storing bij het lezen van Schakel uit en in; haal de de EEPROM service erbij. hoogteselectie CONTROLLER Geen werkelijke- Schakel uit en in; haal de hoogtewaarde bij service erbij. invoeren van de opdracht Voor het ingevoerde Voer een juiste waarde in magazijnniveau is de hoogte ongeldig...
Bedienpaneel (CANCODE) (o) Het bedienpaneel bestaat uit 10 cijfer-knoppen, een Set-knop en een o-knop. De o-knop toont de bedrijfstoestanden via een rood/groene-LED. Deze heeft de volgende functies: – codeslot-functie (het voertuig in bedrijf stellen). Codeslot Na invoer van de juiste code is het voertuig bedrijfsgereed. U kunt aan ieder voertuig, iedere bediener of ook een bedienergroep een individuele code toekennen.
Inbedrijfstelling Na het inschakelen van de NOODSTOP-schakelaar en eventueel het contactslot brandt de LED (67) rood. Na invoer van de juiste bediencode brandt de LED (67) groen. Bij een verkeerde code knippert de LED (67) twee seconden rood. Daarna kunt u een nieuwe code invoeren.
Parameterinstellingen U moet de mastercode invoeren wanneer u de voertuiginstelling wilt veranderen. De fabrieksinstelling van de mastercode is 7-2-9-5. Verander de mastercode bij de eerste inbedrijfstelling. De mastercode invoeren: – Bedien de o-knop – Voer de mastercode in Codeslot-parameters Instelprocedure voor voertuigen: –...
Pagina 102
U kunt de volgende parameters invoeren: Codeslot-parameterlijst Functie Bereik Standaard Opmerkingen Instelwaarde Instel- Werkvolgorde waarde Codeslot 000 Mastercode veranderen 0000 - 9999 7295 (LED 69 knippert) Voer de actuele De lengte (vier- tot zescij- code in ferig) van de mastercode 00000 - 99999 bepaalt ook de lengte (vier- tot zescijferig) van...
Pagina 103
Functie Bereik Standaard Opmerkingen Instelwaarde Instel- Werkvolgorde waarde Codeslot 002 Bedienercode veranderen 0000 - 9999 (LED 69 knippert) Voer de actuele code in 00000 - 99999 Bevestig uw keuze 000000 - 999999 (Set) (LED 70 knippert) Voer een nieuwe code in Bevestig uw keuze (Set) (LED 71 knippert)
Storingsmeldingen van het bedieningspaneel De volgende storingen worden weergegeven door het rood knipperen van de LED (67). – Nieuwe mastercode is reeds bedienercode. – Nieuwe bedienercode is reeds mastercode. – Er is geen bedienercode om te veranderen. – U moet de bedienercode veranderen in een andere bedienercode, die reeds aanwezig is –...
Storingshulp Alle storingen of de gevolgen van een bedieningsfout worden weergegeven op het bestuurdersvenster. Volg de aanwijzingen van het bestuurdersvenster op. Eventueel is een „nieuwe start“ nodig. Schakel de NOODSTOP uit en weer in. Wanneer het voertuig zich niet laat inschakelen, moet u op het volgende letten Storing Mogelijke oorzaak Maatregelen...
Pagina 106
– Interne transportmiddel niet met losgezette rem parkeren. Werkwijze: – Tweepolige stekker van de magneetrem halen. – Bouten voor het deactiveren van de rem uit de aandrijfplaat schroeven en in de boringen van de magneetrem schroeven. Aandrijfwiel uitlijnen Bij het stationair sturen wordt de bandage aandrijfwiel opgespannen.
Pagina 107
Werkwijze – Berging interne transportmiddel aandrijfrichting: sleeptouw, trekkracht > 5 ton, zoals weergegeven op de afbeelding om de instapgrepen van het beschermdak leiden. – Berging interne transportmiddel vorkrichting: sleeptouw, trekkracht > 5 ton, zoals weergegeven op de afbeelding om de hefmast leiden. –...
Optionele uitvoering 11.1 Werklamp Pos. Omschrijving o Werklamp o Werklamp o Schakelaar schijnwerper AAN / UIT voor (positie 73) o Schakelaar schijnwerper AAN / UIT voor (positie 74) De werklamp is uitgerust met een draaipunt dat zwenken in alle richtingen mogelijk maakt.
11.3 ESA / elektrische hefbegrenzing Pos. Omschrijving o Overbruggingsknop o Symboolindicatie sideshift middenstand ESA 1 ESA staat voor End-Schalter-Anlage / 1 (eindschakelaar-installatie 2) De ESI 1 heeft als taak beschadiging van het voertuig en / of de last in het bereik van de wielarmen tengevolge van bedieningsfouten te verhinderen.
Pagina 110
ESA 2 met overbruggingsknop ESA staat voor End-Schalter-Anlage / 2 (eindschakelaar-installatie 2) De hefuitschakeling ESI 2 heeft als taak beschadiging van het voertuig en / of de last in het bereik van de wielarmen tengevolge van bedieningsfouten te verhinderen. Dat geldt voor voertuigen met uitrustingen zoals: –...
11.4 Toets klem Pos. Omschrijving o Knop „Vrijgave klemfunctie” Bij bediening van de knop "Vrijgave klemfunctie" (81a) en tegelijkertijd bedienen van de betreffende hydraulische functie wordt de functie van de klemmen vrijgegeven. 11.5 Stoelverwarming Pos. Omschrijving o Schakelaar stoelverwarming o Indicatie stoelverwarming 81 80 11.6 Spanningsomzetter 12 V DC / 24 V DC...
11.7 Beschuttingscabine 87, 88 Pos. Omschrijving o Beschuttingscabine comfort 1 (zonder instapdeur) o Beschuttingscabine comfort 2 (met instapdeur) o Sproeiwatertank (achter chauffeurstoel) o Hamer voor noodgevallen o Schijnwerper aan lastzijde o vrij o Verwarming o Stoelverwarming lampje o vrij o Pomp ruitsproeiwater o Stoelverwarming schakelaar o Ventilator o Zwaailamp...
11.9 Afneembaar lastbeschermrek Beknellingsgevaar Bij het uitvoeren van deze activiteit moeten veiligheidsschoenen worden gedragen. Hoog gewicht van het lastbeschermrek Voor het afnemen en inhangen van het lastbeschermrek zijn twee personen nodig. Demontage lastbeschermrek – Bouten (104) losdraaien – Lastbeschermrek van de vorkdrager nemen en beveiligd neerzetten. Montage lastbeschermrek –...
11.10 ISM toegangsmodule De toegangsmodule vervangt bij interne transportmiddelen het contactslot. De transponders vervangen de sleutel en worden voor de aanmelding voor de toegangsmodule gehouden. Bij het verlaten van het interne transportmiddel op de rode knop drukken om u af te melden. Het interne transportmiddel kan pas weer worden gebruikt, wanneer een bevoegde transponder opnieuw voor de toegangsmodule wordt gehouden.
11.11 Montage en hydraulische aansluitingen van extra aanbouwapparaten Gevaar op ongevallen door niet correct aangesloten aanbouwapparaten. Door aanbouwapparaten, die hydraulisch niet correct zijn aangesloten kunnen ongevallen worden veroorzaakt. – Montage en inbedrijfstelling van aanbouwapparaten mogen enkel door vakkundig en geschoold personeel worden uitgevoerd. –...
F Onderhoud van het interne transportmiddel Bedrijfsveiligheid en milieubescherming Verricht de controles en onderhoudswerkzaamheden die in dit hoofdstuk worden vermeld, volgens de intervallen van de onderhoudscontrolelijsten. Gevaar op ongevallen en gevaar op beschadiging van onderdelen Iedere verandering aan het interne transportmiddel (met name aan de veiligheidsvoorzieningen) is verboden.
Veiligheidsvoorschriften voor de revisie Personeel voor revisie Uitsluitend vakkundig personeel van de producent mag de interne transportmiddelen onderhouden en repareren. De serviceorganisatie van de producent beschikt over buitendienstmonteurs die speciaal zijn opgeleid voor deze taken. Daarom adviseren we u een onderhoudscontract af te sluiten met het betreffende servicesteunpunt van de producent.
Pagina 120
Gevaar op beschadiging van componenten bij het reinigen van het interne transportmiddel Wanneer u het interne transportmiddel reinigt met een waterstraal of hogedrukreini- ger, moet u vooraf alle elektrische en elektronische bouwgroepen zorgvuldig afdek- ken, omdat vocht storingen kan veroorzaken. Reiniging met een stoomstraal is niet toegestaan.
Banden Gevaar op ongevallen door gebruik van wielen die niet voldoen aan de specifi- caties van de producent De kwaliteit van de wielen beïnvloedt de stabiliteit en het rijgedrag van het interne transportmiddel. Bij een ongelijkmatige slijtage wordt de stabiliteit van het interne transportmiddel min- der en wordt de remweg langer.
Pagina 122
Letselgevaar en infectie door haarfijne scheuren in hydraulische leidingen Onder druk staande hydraulische olie kan door kleine gaatjes of haarfijne scheuren in de hydraulische leiding door de huid dringen en ernstig letsel veroorzaken. – Raadpleeg in geval van letsel direct een arts. –...
De gebruiksomstandigheden van een intern transportmiddel hebben een aanzienlijke invloed op de slijtage van de serviceonderdelen. Wij adviseren u een adviseur van Jungheinrich ter plekke een toepassingsanalyse en daarop afgestemde onderhoudsinterval te laten maken, om schade als gevolg van slijtage op het juiste moment te vermijdenDe aangegeven onderhoudsintervallen zijn gebaseerd op een één-ploegdienst en normale werkomstandigheden.
Onderhouds-controlelijst ETV 110-116. Onderhoudsintervallen Standaard = t W A Koelhuis Frame / 1.1 Controleer alle dragende elementen op beschadiging. opbouw 1.2 Controleer de schroefverbindingen. 1.3 Controleer de bevestiging van het dak en controleer of het dak niet is beschadigd. 1.4 Controleer de bevestigingsbouten van de stoel.
Pagina 125
Onderhoudsintervallen Standaard = t W A Koelhuis Elektrische 7.1 Controleer de werking. installatie 7.2 Controleer de bevestiging van de kabelaansluitingen en controleer de kabels op schade. 7.3 Controleer de waarde van de zekeringen. 7.4 Controleer de bevestiging en werking van de schakelaars 7.5 Controleer de werking van de waarschuwingsinrichtingen en veiligheidsschakelingen.
Bedrijfsmiddelen en smeerschema 5.1.1 Veilig werken met bedrijfsmiddelen Omgaan met bedrijfsmiddelen: Er moet altijd vakkundig worden omgegaan met bedrijfsmiddelen. Bovendien moeten de voorschriften van de producent worden nageleefd. Onvakkundige omgang brengt uw gezondheid en leven, en het milieu in gevaar Bedrijfsmiddelen kunnen brandbaar zijn.
Hydraulische installatie * De interne transportmiddelen worden vanaf de fabriek geleverd met een speciale hydrauliekolie (de hydrauliekolie van Jungheinrich, herkenbaar aan de blauwe kleur) of de koelhuis-hydrauliekolie (rode kleur). De hydrauliekolie van Jungheinrich kan uitsluitend via de serviceorganisatie van Jungheinrich worden verkregen. Het gebruik van een genoemde alternatieve hydrauliekolie is toegestaan, maar kan leiden tot een slechtere werking.
Tankinhoud ETV 110 -112 ETV 110 -112 Hefhoogtes (h Markering Liter Maximaal (gering luchtkussen) 23,5 tot 7100 tot 6200 18,5 tot 4550 tot 3790 ETV 114 -116 ETV 114 -116 Hefhoogtes (h Markering Liter Maximaal 31,6 (gering luchtkussen) tot 9020...
– Voertuig beveiligd parkeren (vergl. hoofdstuk E). – Wielbout over kruis met een draaimomentsleutel vast trekken. Aanloopkoppel Aandrijvingswielen ETV 110/112 M = 90 Nm Aandrijvingswielen ETV 114/116 M = 120 Nm Achterwielen...
De zitkap verwijderen – Trek de vergrendelhendel (2) van de stoel naar boven, schuif de stoel (3) in de richting van het stuur en neem hem eraf. – Maak de stekkeraansluiting los. – Draai de klembouten (4) los en neem de zitkap (5) er af. De aandrijfeenheid en het hydraulische aggregaat liggen nu vrij voor onderhoud.
De veiligheidsafdekking openen – Pak de kap (7) bij het handvat, trek hem krachtig omhoog en zet hem neer. De zekeringen bevinden zich onder de kap. De armaturenkap openen – Draai klembouten beschermschijf los. Schuif stuurwiel in de richting van de stoel (uiterste stand).
Elektrische zekeringen controleren – Bereid de heftruck ten behoeve van de onderhoudswerkzaamheden (zie paragraaf 6.5 en 6.6). – Controleer alle zekeringen op de juiste waarde volgens de tabel, vervang ze eventueel. 06/2006- 12 15 16 17 18 1920 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Pos.
Weer in gebruik nemen U mag de heftruck na reiniging of onderhoudswerkzaamheden pas weer in gebruik nemen nadat u de volgende werkzaamheden hebt uitgevoerd. – Controleer de werking van de claxon. – Controleer de werking van de hoofdschakelaar. – Controleer de werking van de rem. –...
Er moet een veiligheidscontrole volgens de nationale voorschriften worden uitgevoerd. Jungheinrich adviseert een controle volgens FEM-richtlijn 4.004. Jungheinrich biedt voor deze controles een speciale garantieservice met overeenkomstig opgeleide medewerkers. Een persoon die hier speciaal voor is opgeleid, moet het interne transportmiddel na bijzondere gebeurtenissen of minstens een maal per jaar (nationale voorschriften in acht nemen) controleren.
Definitief buiten bedrijf stellen; afvoeren Bij definitieve buitenbedrijfstelling moet u het interne transportmiddel vakkundig buiten bedrijf stellen en afvoeren volgens de betreffende geldende voorschriften van uw land. Leef met name de voorschriften voor het afvoeren van de batterij, de verbruiksmaterialen, de elektronica en de elektrische installatie na. Meting van lichaamstrillingen Trillingen die tijdens het rijden gedurende de dag op de chauffeur inwerken, worden omschreven als lichaamstrillingen.
Pagina 138
A Bijlage tractiebatterij Inhoudsopgave Bijlage tractiebatterij..............Gebruik volgens bestemming ..............Typeplaatje ....................Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen..Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt....Beschrijving ..................... Gebruik ....................Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen........Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS.... Beschrijving ..................... Gebruik ....................
Gebruik volgens bestemming Als de gebruikshandleiding niet in acht worden genomen, als bij de reparatie geen originele vervangingsonderdelen worden gebruikt, als er eigenmachtige ingrepen plaatsvinden, als er additieven aan de elektrolyt wordt toegevoegd vervalt de garantie. Aanwijzingen voor het behoud van de beschermingsgraad tijdens het gebruik van de batterijen conform Ex I en Ex II in acht nemen (zie bijbehorend certificaat).
Veiligheidsaanwijzingen, waarschuwingen en andere aanwijzingen Gebruikte batterijen is afval dat onder strenge bewaking moet worden gerecycled. Deze batterij is voorzien van het recyclingteken en een doorgestreepte vuilnisbak en mag niet bij het huisvuil worden gegooid. De wijze van terugname en hergebruik moet volgens artikel 8 van de Duitse batterijenwetgeving (BattG) worden overeengekomen met de producent van de batterij.
Loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt Beschrijving Tractiebatterijen van Jungheinrich zijn loodbatterijen met pantserplaatcellen en vloeibaar elektrolyt. De benamingen voor de tractiebatterijen zijn PzS, PzB, PzS Lib en PzM. Elektrolyt De nominale dichtheid van het elektrolyt heeft betrekking op 30 °C en de nominale elektrolytstand in volledig opgeladen toestand.
Gebruik 4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van de producent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice. 4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze •...
4.2.4 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
Pagina 144
Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 K. Daarom mag pas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan 45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het laden minimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt. Onder de 10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.
Onderhoud loodbatterijen met pantserplaatcellen Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water. Gereinigd water kan van leidingwater door destillatie of met een ionenwisselaar worden gemaakt en is dan geschikt voor het maken van elektrolyt.
Loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Beschrijving PzV-batterijen zijn gesloten batterijen met vastgelegd elektrolyt, waarbij gedurende de volledige bruikbaarheidsduur geen water mag worden bijgevuld. Als afsluitdoppen worden veiligheidsventielen gebruikt die bij het openen vernietigd worden. Tijdens het gebruik worden aan de gesloten batterijen dezelfde veiligheidseisen gesteld als aan batterijen met vloeibare elektrolyt, om een elektrische schok, een explosie van de elektrolytische laadgassen en in het geval van een vernietiging van de celbehuizingen het gevaar door de corrosieve elektrolyt te voorkomen.
Gebruik 5.2.1 Inbedrijfstelling Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling Werkwijze • Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert. • Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op min) en goed contact maakt. •...
Pagina 148
5.2.3 Batterij opladen WAARSCHUWING! Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet worden ontstoken.
Pagina 149
Batterij opladen Voorwaarden – Elektrolyttemperatuur tussen +15 °C en 35 °C Werkwijze • Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen. • De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde lader aansluiten. •...
Onderhoud loodbatterijen met gesloten pantserplaatcellen PzV en PzV-BS Geen water bijvullen! 5.3.1 Dagelijks – Batterij na iedere ontlading opladen. 5.3.2 Wekelijks – Visuele controle op vervuiling of mechanische beschadigingen. 5.3.3 Per kwartaal – Totaalspanning meten en registreren. – Afzonderlijke spanningen meten en registreren. –...
Functiebeschrijving Het waterbijvulsysteem Aquamatik wordt gebruikt voor het automatisch instellen van de nominale elektrolytstand bij aandrijfbatterijen voor interne transportmiddelen. De batterijcellen zijn met slangen met elkaar verbonden en worden met een steekaansluiting aangesloten op het waterbijvulstation (bijvoorbeeld watertank). Na het openen van de afsluitkraan worden alle cellen met water gevuld. De Aquamatik- stop regelt het benodigde watervolume en zorgt ervoor dat bij een bepaalde waterdruk op het ventiel de watertoevoer wordt afgesloten en het ventiel veilig wordt gesloten.
Vulduur De vulduur van een batterij is afhankelijk van het elektrolytniveau, de omgevingstemperatuur en de vuldruk. Het vullen wordt automatisch beëindigd. De watertoevoerleiding moet na het einde van het vullen van de batterij worden losgekoppeld. Waterkwaliteit De waterkwaliteit voor het opvullen van elektrolyt moet voldoen aan die van gezuiverd of gedestilleerd water.
Reinigingsmethoden De stopsystemen mogen uitsluitend met gezuiverd water conform DIN 43530-4 worden gereinigd. Delen van de stoppen mogen niet met oplosmiddelhoudende stoffen of zepen in aanraking komen. 6.10 Servicewagen Mobiele watervulwagen met pomp en vulpistool voor het vullen van afzonderlijke cellen.
Elektrolytcirculatie Functiebeschrijving De elektrolytcirculatie zorgt door de toevoer van lucht tijdens het laden voor een vermenging van de elektrolyt en voorkomt zo zuurlagen, verkort de laadtijd (laadfactor ca. 1,07) en reduceert de gasvorming tijdens het laden. De lader moet voor de batterij en elektrolytcirculatie toegelaten zijn. Een in de lader ingebouwde pomp zorgt voor de vereiste perslucht die via een slangensysteem naar de batterijcellen wordt geleid.
Pagina 156
AANWIJZING Als een geïnstalleerd elektrolytcirculatiesysteem niet of niet regelmatig wordt gebruikt of als de batterij blootstaat aan grotere temperatuurschommelingen, kan het elektrolyt terugstromen in het slangensysteem. Voorzien in een luchttoevoerleiding met een apart koppelingssysteem, bijvoorbeeld: afsluitkoppeling aan batterijzijde en doorvoerkoppeling aan luchttoevoerzijde.
Batterijen reinigen Het is nodig om de batterijen en troggen te reinigen – Isolatie van de cellen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de aarde of externe geleidende delen moet blijven bestaan – Schade door corrosie en door kruipstroom vermijden –...
Pagina 158
Batterij met hogedrukreiniger reinigen Voorwaarden – Celverbinders moeten vastgedraaid en stevig ingestoken zijn – Celstoppen gesloten Werkwijze • Gebruiksaanwijzing van de hogedrukreiniger lezen. • Geen reinigingsadditieven gebruiken. • Toegestane temperatuurinstelling voor reinigingsapparaat 140° aanhouden. Op deze manier gegarandeerd dat bij een afstand van 30 cm achter de uitlaatsproeier een temperatuur van 60°...
Batterij opslaan AANWIJZING De batterij mag niet langer dan 3 maanden zonder lading worden opgeslagen, anders is hij op lange termijn niet meer functioneel. Als batterijen voor een langere tijd niet worden gebruikt, moeten ze volledig opgeladen in een droge, vorstvrije ruimte worden opgeslagen. Om de functionaliteit van de batterij veilig te stellen kunnen de volgende laadbehandelingen worden gekozen: –...