4.4
Rijden
WAARSCHUWING!
Botsinggevaar bij het gebruik van het interne transportmiddel
Als het interne transportmiddel wordt gebruikt met geopende kappen kan dit leiden
tot botsingen met personen en voorwerpen.
uIntern transportmiddel uitsluitend met gesloten en correct vergrendelde kappen
gebruiken.
uBij het rijden door klapdeuren en dergelijke erop letten, dat deurdelen niet de
botsveiligheidsknop bedienen.
Voorwaarden
– Intern transportmiddel in gebruik nemen, zie pagina 84.
Werkwijze
• De dissel (13) in het rijbereik (F) kantelen.
• Rijrichting regelen met de rijschakelaar (5):
• Rijschakelaar (5) langzaam in lastrichting (3) draaien:
Rijden in lastrichting.
• Rijschakelaar (5) langzaam in aandrijfrichting (2) draaien:
Rijden in aandrijfrichting.
• Rijsnelheid regelen met de rijschakelaar (5):
• Hoe verder de rijschakelaar (5) wordt gedraaid, hoe hoger de snelheid wordt.
• Rijsnelheid regelen door verder- of terugdraaien van de rijsnelheid (5).
Z
Na het loslaten van de rijschakelaar (5) keer deze automatisch terug in de
nulstand (0) en het interne transportmiddel wordt afgeremd.
De rem wordt losgezet en het interne transportmiddel begint in de geselecteerde
richting te rijden.
Beveiliging tegen achteruitrollen bij langzaam rijden op hellingen
Als bij het rijden op helling de snelheid te laag is kan het interne transportmiddel
achteruit rollen. Het achteruitrollen wordt herkend door de besturing van het interne
transportmiddel. In dat geval wordt het interne transportmiddel afgeremd tot
stilstand.
93