Z
Tijdens het laden stijgt de elektrolyttemperatuur met ongeveer 10 °C. Daarom mag
pas worden begonnen met het opladen als de elektrolyttemperatuur lager is dan
45 °C. De elektrolyttemperatuur van batterijen moet voorafgaande aan het laden
minimaal +10 °C bedragen, omdat anders de correcte lading niet wordt bereikt.
Onder de +10 °C wordt de batterij bij standaardlaadtechniek onvoldoende geladen.
Batterij opladen
Voorwaarden
– Elektrolyttemperatuur min. 10 °C tot max. 45 °C
Werkwijze
• Deksels of afdekplaten van de batterijruimte openen of verwijderen.
Z
Eventuele afwijkingen komen voort uit de gebruikshandleiding van het interne
transportmiddel. De afsluitdoppen blijven op de cellen of blijven gesloten.
• De batterij met de juiste polen (plus op plus en min op min) op de uitgeschakelde
lader aansluiten.
• Lader inschakelen.
Batterij wordt opgeladen.
Z
Het opladen is afgesloten als de elektrolytdichtheid en de batterijspanning
gedurende 2 uur constant blijft.
Compensatieladen
Compensatieladingen dienen voor het veiligstellen van de levensduur en voor het
behoud van de capaciteit na diepteontladingen en na herhaaldelijke onvoldoende
lading. De laadstroom van de compensatielading kan een nominale capaciteit van
max. 5 A/100 Ah hebben.
Z
Compensatielading één keer per week uitvoeren.
Tussenladen
Tussenladingen van de batterij zijn deelladingen die de dagelijkse gebruiksduur
verlengen. Bij het tussenladen treden hogere gemiddelde temperaturen op, die de
levensduur van de batterijen kunnen verkorten.
Z
Tussenladingen pas vanaf een laadtoestand lager dan 60 % uitvoeren. In plaats
van regelmatig tussenladen wisselbatterijen gebruiken.
14