4.2
Gebruik
4.2.1 Lege batterijen in bedrijf nemen
Z
De vereiste activiteiten moeten worden uitgevoerd door de klantenservice van de
producent of door een door de producent geautoriseerde klantenservice.
4.2.2 Gevulde en geladen batterijen in bedrijf nemen
Doorsnede van een batterijcel
15
16
Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling
Werkwijze
• Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert.
• Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op
min) en goed contact maakt.
• Controleren of de M10-poolschroeven van de eindafleiders en verbinders goed
vastzitten, indien nodig bijdraaien met een aanhaalmoment van 23 ±1 Nm.
• Batterij bijladen, zie pagina 13.
• Elektrolytstand van iedere batterijcel na het laden controleren en indien nodig
bijvullen:
• Afsluitdop (15) openen.
Z
De hoogte van de elektrolytstand mag de elektrolytstandmarkering "Min" (16)
niet
onderschrijden
overschrijden.
• Indien nodig elektrolyt met gereinigd water tot aan de elektrolytstandmarkering
"Max" (17) bijvullen, zie pagina 15.
• Afsluitdop (15) sluiten.
Controle is uitgevoerd.
12
Bovenaanzicht op een batterijcel
15
17
en
de
elektrolytstandmarkering
16
17
"Max" (17)
niet