5.2
Gebruik
5.2.1 Inbedrijfstelling
Controles en handelingen vóór de dagelijkse inbedrijfstelling
Werkwijze
• Controleren of de batterij mechanisch in goede staat verkeert.
• Controleren of de batterij-eindafleiding correct gepoold is (plus op plus en min op
min) en goed contact maakt.
• Controleren of de M10-poolschroeven van de eindafleiders en verbinders goed
vastzitten, indien nodig bijdraaien met een aanhaalmoment van 23 ±1 Nm.
• Batterij opladen, zie pagina 19.
Controle is uitgevoerd.
5.2.2 Ontladen van de batterij
Z
Voor het bereiken van een optimale levensduur moeten ontladingen van meer dan
60% van de nominale capaciteit worden vermeden.
Z
Door ontladingen tijdens het gebruik van meer dan 80% van de nominale capaciteit
verlaagt de levensduur van de batterij aanmerkelijk. Lege of gedeeltelijk geladen
batterijen meteen opladen en niet laten staan.
18