84
Instrumenten en bedieningsorganen
■ TUNE/MENU:
◆ Indrukken voor invoeren, selec‐
teren of activeren van een ge‐
markeerde menuoptie.
◆ Draaien om een menuoptie te
markeren.
◆ Indrukken om een systeeminstel‐
ling in of uit te schakelen.
■ 9BACK:
◆ Indrukken om een menu af te
sluiten.
◆ Indrukken om terug naar een vo‐
rig scherm te gaan.
Submenu's
Een pijl aan de rechter rand van het
menu geeft aan dat het een submenu
met andere opties heeft.
Menuoptie selecteren
1. Draai aan de knop TUNE/MENU
om de functie te markeren.
2. Druk op de TUNE/MENU-knop
om de gemarkeerde optie te se‐
lecteren. Een vinkje naast de op‐
tie geeft aan dat deze geselec‐
teerd is.
Een functie in- of uitschakelen
1. Draai aan de knop TUNE/MENU
om de functie te markeren.
2. Druk op de knop TUNE/MENU om
de functie in of uit te schakelen.
Een vinkje naast de functie geeft
aan dat de functie aan is.
Het aanraakscherm gebruiken
Met de pictogrammen en menu's van
het aanraakscherm op het Colour-
Info-Display selecteert u functies voor
persoonlijke instellingen.
{ = Aanraken om omhoog te bla‐
deren.
} = Aanraken om omlaag te blade‐
ren.
Terug: Via Terug rechtsboven op het
display gaat u terug naar het vorige
menu.
Submenu's
Een pijl aan de rechter rand van het
menu geeft aan dat het een submenu
met andere opties heeft.
Menuoptie selecteren
Raak een van de beschikbare me‐
nuopties op het aanraakscherm aan
om de optie te selecteren. Een vinkje
naast de optie geeft aan dat deze ge‐
selecteerd is.
Een functie in- of uitschakelen
Raak het scherm aan op de plek waar
de beschikbare functie staat om deze
in of uit te schakelen. Een vinkje naast
de functie geeft aan dat de functie aan
is.
Naar menu Persoonlijke
instellingen gaan
Druk op het aanraakscherm op het
voertuigmenu.