104
Rijden en bediening
Auto opladen / onderhouden
Opladen
Laat de auto op het stopcontact aan‐
gesloten, ook na het volledig opladen,
om de accu voor de volgende rit op
temperatuur te houden. Dit is met
name bij extreem hoge of lage tem‐
peraturen van belang.
Onderhoud
Houd de banden altijd op de juiste
spanning en zorg dat de auto goed
uitgelijnd is.
Bij overmatig veel bagage rijdt de
auto minder zuinig en neemt de ac‐
tieradius af. Vervoer bij voorkeur niet
meer dan nodig is.
Overweeg bij spaarzaam brandstof‐
gebruik om de brandstof maar voor
eenderde gevuld te laten. Bij onnodig
veel brandstof rijdt de auto minder
zuinig en neemt de actieradius af.
Schakel elektrische accessoires niet
onnodig in. Bij gebruik van vermogen
voor andere functies dan de aandrij‐
ving neemt de elektrische actieradius
van de auto af.
Bij gebruik van een imperial rijdt de
auto door extra gewicht en rolweer‐
stand minder zuinig.
Controle over de auto
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te kun‐
nen bedienen geen matten onder de
pedalen leggen.
Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
De auto hoeft niet te worden ingere‐
den.
Aan/Uit-knop
De auto start elektronisch met een
drukknop. Het lamp in de toets m
knippert als het bestuurdersportier
open is en het contact niet aan is. Uit‐
eindelijk gaat het knipperlicht na een
bepaalde tijd uit. Het lampje in de
toets m brandt na het inschakelen van