110
Rijden en bediening
Als u heuvelachtig terrein verwacht,
raden wij u aan om de Berg-modus
ten minste 20 minuten vóór het rijden
op steile hellingen in te schakelen. Zo
heeft de auto voldoende tijd op vol‐
doende accuoplaadreserve op te
bouwen.
Bij het niet selecteren van de Berg-
modus in deze situaties kan het aan‐
drijfvermogen afnemen en kan het
motortoerental hoger worden.
Controlelamp Berg 3 70.
Hold-modus
De Stilhouden-modus is alleen be‐
schikbaar als de auto in de elektri‐
sche modus staat. In deze modus
wordt de resterende acculading voor
de bestuurder in een reserve gezet
voor gebruik naar wens. In deze mo‐
dus schakelt de auto over op de ver‐
lengingsmodus actieradius om de re‐
serve-acculading te behouden.
In de hold-modus accelereert of remt
de auto normaal.
Controlelamp Stilhouden 3 70.
Onderhoudsmodi
Onderhoudsmodus motor
In de onderhoudsmodus motor werkt
de motor na ongeveer zes weken
zonder of met uiterst weinig motorac‐
tiviteit om deze in een goede staat te
houden. In de onderhoudsmodus mo‐
tor moet de motor gedwongen
draaien, zelfs als er voldoende elek‐
trische capaciteit is. Als de onder‐
houdsmodus motor nodig is, ver‐
schijnt het scherm met de betreffende
vraag bij het starten van de auto op
het Colour-Info-Display.
Bij de optie Ja begint de onderhouds‐
modus van de motor. De motor draait
gedurende een bepaalde tijd onon‐
derbroken. Tijdens de onderhouds‐
modus motor verschijnt er een DIC-
bericht ter aanduiding dat het percen‐
tage onderhoudsmodus motor vol‐
tooid is.
Bij de optie Nee verschijnt het scherm
met de vraag om de onderhoudsmo‐
dus motor bij de volgende start van de
auto. De vraag om de onderhouds‐
modus van de motor kan maar één
dag worden uitgesteld.
Als de vraag om de onderhoudsmo‐
dus motor één dag is uitgesteld, wordt
de motor bij de volgende start auto‐
matisch gestart. Er verschijnt een
meldingsscherm onderhoudsmodus
motor op het Colour-Info-Display.
Als de auto tijdens de onderhouds‐
modus motor wordt uitgeschakeld,
start deze bij de volgende rit van de