134
Rijden en bediening
Brandstof
Brandstof voor
benzinemotoren
Alleen loodvrije brandstoffen gebrui‐
ken die voldoen aan EN 228.
Gelijkwaardig genormeerde brand‐
stoffen met een ethanolgehalte van
max. 10 vol% mogen ook worden ge‐
bruikt. Gebruik in dat geval alleen
brandstof die voldoet aan
E DIN 51626-1.
Brandstof met het aanbevolen oc‐
taangetal gebruiken 3 183. Het ge‐
bruik van brandstof met een te laag
octaangetal resulteert mogelijk in een
lager motorvermogen en motorkop‐
pel en kan een lichte stijging van het
brandstofverbruik tot gevolg hebben.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐
doet aan EN 228 of soortgelijk,
kan leiden tot neerslag of motor‐
schade en vervallen van de garan‐
tie.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een
te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
Tanken
9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐
kamers uit alvorens te beginnen
met tanken. Schakel mobiele tele‐
foons uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
9 Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak
daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.