24
Sleutels, portieren en ruiten
Als het bestuurdersportier open is bij
het indrukken van ), worden alle por‐
tieren vergrendeld en wordt het be‐
stuurdersportier ontgrendeld als de
functie Geen vergrendeling bij open
deur in de persoonlijke instellingen
geactiveerd is.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Door twee keer binnen vijf seconden
met alle portieren gesloten en uitge‐
schakeld contact op ) te drukken
worden alle portieren vergrendeld en
het vergrendelingssysteem geacti‐
veerd.
Vergrendelingssysteem 3 26.
Centrale vergrendelingstoetsen
Vergrendelt of ontgrendelt alle portie‐
ren.
Druk op de toets ) om te vergrende‐
len.
Druk op de toets ( om te ontgrende‐
len.
Bescherming tegen buitensluiten
Bij het indrukken van de knop ) op
het instrumentenbord bij geopend be‐
stuurdersportier en ingeschakeld
contact worden alle portieren ver‐
grendeld en wordt het bestuurders‐
portier ontgrendeld.
U kunt deze functie ook bij uitgescha‐
keld contact activeren.
Persoonlijke instellingen 3 83.
Storing in de centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de overige por‐
tieren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. De
achterklep kan niet worden geopend.
Schakel het contact in om het ver‐
grendelingssysteem te deactiveren
3 27.
Vergrendelen
Druk bij alle portieren op de binnenste
vergrendelingsknop, maar niet bij het
bestuurdersportier. Sluit vervolgens
het bestuurdersportier en vergrendel
dit van buiten met de sleutel. De ach‐
terklep kan niet worden vergrendeld.