Let op
Wellicht moet u soms bij lage tem‐
peraturen een hulpverwarming voor
de auto gebruiken. Hierdoor kunt u
de auto beter verwarmen en de rui‐
ten beter ontdooien door de motor te
laten draaien, zelfs als de hoog‐
spanningaccu goed opgeladen is. In
deze situaties start de motor en ge‐
bruikt deze brandstof. Controleer of
de tank brandstof bevat.
Ter beheersing van de benzinedam‐
pen moet het brandstofsysteem van
deze auto worden bijgetankt. Tank
als volgt bij:
1. Druk gedurende één seconde op
de tankklepknop op het bestuur‐
dersportier. Er verschijnt een be‐
richt op het Driver Information
Centre (DIC) dat u moet wachten.
2. Als een bericht op het DIC meldt
dat het systeem kan worden bij‐
getankt, wordt de tankklep rechts‐
achter ontgrendeld. Open de
tankklep door op de achterste
rand te drukken en deze los te la‐
ten.
3. Draai de tankdop linksom los.
Hang bij het bijtanken het kettinkje
van de tankdop aan het haakje
aan de binnenkant van de tank‐
Rijden en bediening
klep. Tank binnen 30 minuten na
het drukken op de tankklepknop
op het bestuurdersportier bij. Druk
bij meer dan 30 minuten bijtanken
opnieuw op de tankklepknop.
4. Draai de tankdop na het bijtanken
weer rechtsom erop totdat deze
vastklikt. Sluit de tankklep.
Vul de tank niet geheel of overmatig
en wacht enkele seconden voordat u
het vulpistool wegneemt. Veeg
brandstof zo spoedig mogelijk van
lakwerk af.
Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐
pen.
Brandstofverbruik -
CO
-uitstoot
2
Brandstof
■ stadsverkeer: 0,9 l/100 km,
■ streekverkeer: 1,3 l/100 km,
■ gemengd: 1,2 l/100 km.
135