Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.
Brandt als de auto een probleem met
het koelvloeistofsysteem heeft.
Bij het oplichten van de controlelamp
klinkt er een waarschuwingszoemer.
Voorzichtig
Als de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is, moet u stoppen en het
contact uitschakelen. Gevaar voor
motor. Controleer het koelvloei‐
stofpeil.
Raadpleeg uw werkplaats als de
controlelamp aan blijft.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
A brandt of knippert geel.
Brandt
De spanning van een of meerdere
banden is aanzienlijk te laag. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Instrumenten en bedieningsorganen
Knippert
Storing in het systeem. Na ongeveer
een minuut brandt de controlelamp
continu. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt korte tijd als de auto wordt ge‐
start.
Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij an‐
dere weggebruikers te hinderen.
2. Zet de keuzehendel op N.
3. Schakel de ontsteking uit.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3 140.
Te laag brandstofpeil
Y brandt als het brandstofpeil te laag
is.
Startbeveiliging
d brandt geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Voertuig gereed
R brandt als de auto gereed
voor rijden is.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 88.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 89.
71