een probleem onderweg een zeke‐
ring moet vervangen, kunt u een an‐
dere aanwezige zekering met de‐
zelfde capaciteit gebruiken. Kies een
zekering van een boordfunctie die
even niet nodig is en vervang deze bij
de eerstvolgende gelegenheid.
Koplampkabelbomen
Bij een elektrische overbelasting kan
de verlichting aan en uit gaan en in
sommige situaties uitblijven. Laat de
koplampkabelbomen meteen inspec‐
teren als de verlichting aan en uit gaat
of uit blijft.
Voorruitwissers
Bij oververhitting van de ruitenwisser‐
motor als gevolg van zware sneeuw‐
val of ijsvorming stoppen de vooruit‐
enwissers totdat de motor is afge‐
koeld en wordt de ruitenwisserknop
uitgeschakeld. Na het wegnemen van
de blokkering start de ruitenwisser‐
motor opnieuw als u de knop in de
gewenste modus zet.
Hoewel de stroomkring tegen elektri‐
sche overbelasting en overbelasting
als gevolg van zware sneeuwval of
ijsvorming beveiligd is, kan het stan‐
genstelsel van de ruitenwissers
schade oplopen.
Ontdoe de voorruit vóór gebruik van
de voorruitenwissers altijd van ijs en
dikke sneeuwlagen. Als de overbe‐
lasting niet het gevolg is van sneeuw
of ijs maar van een elektrisch pro‐
bleem, moet u dit laten verhelpen.
Zekeringen
Controleren of het opschrift op de ver‐
vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Er zitten vier zekeringenkasten in de
auto:
■ linksvoor in de motorruimte,
■ op het rechter en het linker uiteinde
van het instrumentenbord,
■ achter een deksel aan de linkerkant
van de bagageruimte.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Verzorging van de auto
Een defecte zekering is te herkennen
aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐
dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
149