De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Start de auto als volgt:
1. De motor van het stroom leve‐
rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten op m drukken om
het contact van de auto in te scha‐
kelen.
Na het initialiseren van de instru‐
mentengroep laadt de auto de 12
V-accu op met stroom uit de hoog‐
spanningsaccu.
3. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐
lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
4. Bovenstaande procedure bij het
verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Andere auto met starthulpkabels
starten
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode
kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van
de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
Verzorging van de auto
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Start de auto als volgt:
1. Druk op m om het contact van de
auto in te schakelen.
2. Na 5 minuten de andere motor
starten.
3. Beide auto's met aangesloten ka‐
bels ongeveer 3 minuten statio‐
nair laten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐
lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het
verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
171