Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Cardiac Dimensions CARILLON Mitral Contour System XE2 Gebruiksaanwijzing pagina 11

Verberg thumbnails Zie ook voor CARILLON Mitral Contour System XE2:
Inhoudsopgave

Advertenties

c. Als de CMCS-plaatsingskatheter opgevoerd moet worden tot dichter bij de overgang
d. Maak een arteriogram in RAO- en LAO-aanzicht met de meetkatheter in de CMCS-
e. Voor het bepalen van de doelgebieden voor implantatie moet het volgende in overweging
f.
LAB-1505-09AE
Control Copy
sinus/vena cordis magna te bepalen. Venogrammen moeten worden geregistreerd met
een projectie die voldoende is om de ligging van de vaten te visualiseren. Bekijk
LAO/caudaal, RAO/caudaal en AP/caudaal. Het laatste arteriogram en contrastvenogram
moeten in de LAO/caudale (of AP/caudale) positie worden gemaakt, zodat de
ankerpositie op het fluoroscopiescherm kan worden gemarkeerd zonder de tafel of
beeldversterker te verplaatsen tot het Carillon Mitral Contour System volledig uit de huls
en vergrendeld is.
Als het ostium van de coronaire sinus onvoldoende is gevisualiseerd op het venogram
dat vanuit de vena cordis magna is gemaakt, kunt u overwegen het venogram te
herhalen met de CMCS-plaatsingskatheter in de coronaire sinus.
U kunt ook het coronaire-sinusvenogram in de LAO caudale projectie maken
voorafgaand aan de canulatie van de vena cordis magna. Ga na het coronaire-
sinusvenogram verder met het canuleren van de vena cordis magna, zoals in deel 2
wordt beschreven.
tussen de vena cordis magna en de anterieure interventriculaire vene, verwijdert u eerst
de meetkatheter en brengt u de diagnostische katheter en voerdraad (of de buigbare
katheter en eventueel de voerdraad) in de CMCS-plaatsingskatheter.
LET OP: Voer de CMCS-plaatsingkatheter altijd op over een diagnostische
of buigbare katheter van 6 of 7 Fr.
plaatsingskatheter om de afmetingen te bepalen van de kransslagaderen ten opzichte
van de coronaire sinus/vena cordis magna. Verwijder de meetkatheter.
worden genomen: lengte van de beschikbare aderen, de ligging van de aderen, de
locatie van de adertakken, aderkleppen, kronkelingen in de aders, dynamische veneuze
compressie, locatie van de kransslagaderen en de locatie van kransslagaderstents.
Gebruik het frame of de frames van de fluoroscopische projectie en venogrammen met
de grootste aderdiameter om de aderdiameters in de beoogde implantatiegebieden te
meten. Bereken het gemiddelde van 3 diameterbepalingen op gelijke afstand van elkaar
om de gemiddelde diameter van de vena cordis major te bepalen in het 1,5 - 2 cm lange
doelgebied voor het distale anker. Als venogrammen van andere projecties wijzen op een
ovale ader, overweegt u om het gemiddelde te berekenen van de aderdiameters van
deze aanvullende projecties om rekening te houden met een asymmetrische veneuze
anatomie. Bepaal de diameter van de coronaire sinus op drie plaatsen over een 2 cm
proximaal doelgebied voor het distale anker. Markeer het monitorscherm (afbeelding
3.2.) om de doelpositie aan te geven van het distale en proximale anker.
N.B. Verplaats de tafel of beeldversterker niet nadat het monitorscherm is gemarkeerd of
verzeker dat de tafel en beeldversterker naar precies dezelfde positie kunnen
teruggebracht toen de monitor werd gemarkeerd. Overweeg om zo nodig anatomische
oriëntatiepunten te gebruiken om de tafel en beeldversterker naar hun oorspronkelijke
locatie terug te brengen.
i. Plaats een distaal anker niet in een adersegment met een gemiddelde diameter van
minder dan 3,5 mm.
ii. Plaats een proximale ankerapex niet op een plaats in een ader waar de diameter
groter is dan 13,5 mm.
iii. Het distale uiteinde van het distale anker moet op ten minste 9 cm afstand van het
LET OP: Als de plaatsingskatheter de ader plaatselijk verwijdt, mag u de
ostium van de coronaire sinus worden geplaatst.
aderdiameter niet meten op de verwijde plaats.
Copyright © 2013 Cardiac Dimensions
®
, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Pagina 11 van 48
DCO 16-2305
ORIGINAL
9/6/2016

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave