5.3
Instelling van de strooihoeveelheid
De transmissiehendel (Afb. 39/1) van de vario-
transmissie is bedoeld voor het instellen van de
gewenste strooihoeveelheid.
Ingesteld wordt het toerental van de
doseerwielen. Het toerental van de doseerwielen
bepaalt de strooihoeveelheid.
Des te hoger het getal op de schaal (Afb. 39/2),
waarnaar de transmissiehendel wijst, des te
·
hoger is het toerental van de doseerwielen
·
des te groter is de strooihoeveelheid.
Het toerental van de zaaiwielen
·
bepaalt de strooihoeveelheid
·
is op de varia-transmissie instelbaar.
Het staartwiel (Afb. 40/1) drijft de zaaiwielen aan
via de vario-transmissie.
Via het staartwiel wordt de afgelegde weg
gemeten. De boordcomputer heeft deze
informatie nodig voor het berekenen van de
rijsnelheid en het bewerkte terrein (aantal
hectares).
Bij opgetild en vergrendeld staartwiel wordt de
grond zonder zaaien bewerkt.
De gewenste strooihoeveelheid wordt op de
vario-transmissie ingesteld.
Wanneer de zaaimachine niet beschikt over een
elektronische instelling voor de zaaihoeveelheid,
dan zijn vaak meerdere afdraaiproeven nodig om
de juiste instelling van de transmissie te bepalen.
Met de rekenschijf kan de benodigde stand uit de
waarden van de eerste afdraaiproef worden
berekend. Controleer altijd de met de rekenschijf
bepaalde waarde met een volgende afdraaiproef.
De rekenschijf bestaat uit drie schalen
·
een buitenste witte schaal (Afb. 41/1)
voor alle strooihoeveelheden meer dan 30 kg/ha
·
een binnenste witte schaal (Afb. 41/2)
voor alle strooihoeveelheden minder dan
30 kg/ha
·
een gekleurde schaal (Afb. 41/3)
met alle transmissiestanden van 1 tot 100.
AD BAH0042-3 08.14
Afb. 39
Afb. 40
Afb. 41
Opbouw en werking
55