Werken met de machine
6. Het staartwiel in de werkstand zetten (zie
hoofdstuk 8.1, op pagina 100).
7. De exacteg in de werkstand zetten (alleen
nodig bij zaaimachines met 3,0 m
werkbreedte).
7.1 Maak de bevestigingsbout los, schuif
het buitenegelement (Afb. 205/1) uit
en draai de bevestigingsbout weer
vast.
7.2 De machine heeft twee
buitenegelementen.
158
Afb. 206
De zaaischijven van de zaaimachine drukken de grond, afhankelijk
van de rijsnelheid en de bodemgesteldheid, verschillend ver naar
buiten. Het buitenegelement bij hogere rijsnelheid verder naar buiten
verschuiven.
Stel de buitenegelementen zodanig in, dat de grond wordt teruggeleid
en een spoorvrij zaadbed ontstaat.
Instellingen controleer voor aanvang van de werkzaamheden.
AD BAH0042-3 08.14