8.2.1
Zaaien met normaal- of fijn-zaaiwiel
1. De afdraaigoot (Afb. 116) voor de
instelwerkzaamheden naar boven toe uit de
houders trekken en daarna weer plaatsen.
2. Het staartwiel optillen (zie hoofdstuk
„Staartwiel in de transport-/werkstand
brengen", op pagina 100).
3. Trek de handrem aan, schakel de motor
van de tractor uit en verwijder de
contactsleutel.
4. De afdraaikruk (Afb. 117/1) in de vierkante
buis van het staartwiel steken.
5. Draai het staartwiel zover rechtsom, tot de
boringen (Afb. 118/1) van de fijn-zaaiwielen
zichtbaar zijn.
AD BAH0042-3 08.14
Deze instellingen hebben invloed op de zaaihoeveelheid.
Controleer de instellingen via een afdraaiproef.
Afb. 116
Afb. 117
Afb. 118
Instellingen
103