Werken met de machine
10.5
Keren op wendakker
1. Bedien regeleenheid 1.
® Optillen van de actieve markeur.
2. Bedien regeleenheid van de trekstang van
de tractor.
® Optillen van de combinatie.
3. Met de combinatie keren.
4. Aan het begin van het veld de regeleenheid
van de trekstang bedienen.
® Neerlaten van de combinatie.
5. Bedien regeleenheid 1
®
Neerlaten van de actieve markeur
®
Doorschakelen van de rijpadenteller.
Bij rijpadenaantal „0":
o
Stilstand van de
overbrengingsas/rijpadenzaaiwielen
o
Neerlaten van het
rijpadenmarkeerapparaat.
6. Aanvang van de veldrit.
10.6
Na het zaaien
162
De zaaischijven en eggen mogen bij het wenden niet in aanraking
met de grond komen.
Breng de machine aan het eind van de werkzaamheden in de
transportstand (zie hoofdstuk „Zaaimachine in transportstand voor
vervoer over de weg brengen", op pagina 152).
AD BAH0042-3 08.14