Twee keer per jaar:
(in het voorjaar en in het najaar)
• Controleer de radiateurslangen en
de slangen van de verwarming en
de airconditioning op lekkage en
beschadigingen.
• Controleer de werking van de
ruitenwissers en -sproeiers. Reinig
de ruitenwisserbladen met een
schone, met ruitensproeiervloei-
stof doordrenkte doek.
• Controleer de stand van de
koplampen.
• Controleer
de
dempers,
uitlaatpijpen, de hitteschilden en
de bevestigingen van de uitlaat.
• Controleer de werking van de
veiligheidsgordels en controleer op
slijtage.
Ten minste eenmaal per jaar:
• Reinig de afvoeropeningen aan de
onderzijde van de portieren en de
dorpels.
• Smeer alle portierscharnieren en
motorkapscharnieren.
• Smeer
de
motorkapsloten, - vergrendelingen.
• Smeer de portierrubbers.
• Controleer vóór de zomer de
werking van de airconditioning.
• Controleer
en
bedieningsmechanisme van de.
de
• Reinig de accu en de accupolen.
• Controleer het remvloeistofniveau.
UITLEG BIJ
ONDERHOUDSSCHEMA
Motorolie en oliefilter
De motorolie moet worden ververst
en het filter moet worden vervangen
volgens de intervallen van het
onderhoudsschema. Als er onder
portier-
en
ongunstige
gereden wordt, moet de olie vaker
ververst en het filter vaker vervangen
worden.
Aandrijfriemen
smeer
het
Controleer alle aandrijfriemen op
tekenen van sneetjes, scheurtjes,
overmatige slijtage of verzadiging
met olie en vervang indien nodig.
De spanning van de aandrijfriemen
moet
gecontroleerd
worden afgesteld.
Wanneer u de riem controleert,
zet dan het contact in stand
LOCK/OFF of ACC.
omstandigheden
periodiek
worden
en
indien
nodig
OPMERKING
7-7
7