LIJNDIKTE AANPASSEN BIJ HET AFDRUKKEN
(Lijndikte-instellingen)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Wanneer lijnen niet goed worden afgedrukt in speciale applicaties
zoals CAD, kunt u met deze instelling de lijndikte aanpassen en
bijvoorbeeld alle lijndiktes breder maken. (Deze instelling werkt alleen
bij vectorgegevens; rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen
niet worden aangepast.) Als de gegevens lijnen van verschillende
dikte bevat, kunt u ook alle lijnen op de minimale breedte afdrukken.
Windows
(Deze functie kan worden gebruikt wanneer de PCL6-, Sharp Advanced Printing Language-c-printerstuurprogramma worden gebruikt.)
(1)
(2)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Lijndikte aanpassen.
Selecteer een getal in het vervolgkeuzemenu.
• De aanpassing van de lijndikte eenheid kan worden ingesteld op
"Vaste breedte" of "Ratio". Klik op de knop [Compatibiliteit] en
selecteer de eenheid uit het menu "Lijndikte eenheid".
• Om alle lijnen van de gegevens op de minimale lijndikte af te
drukken, klikt u op de knop [Compatibiliteit] en vinkt u het
selectievakje [Minimale lijnbreedte] (
3-38
PRINTER
) aan.
Inhoudsopgave