SECTIE 4 - BEDIENINGSORGANEN/INSTRUMENTEN/ACCESSOIRES
Ventilatieopeningen
Er zijn ventilatiekanalen aangesloten op de behui-
zing van de verwarming die lucht van de ventilator-
motor ontvangen om naar wens warme of koude
lucht naar de binnenzijde van de voorruit en zijra-
men te blazen.
Elke ventilatieopening kan gedraaid en afgesteld
worden om de luchtstroom te beheersen.
Om een ventilatieopening open te draaien, drukt u
een één zijde van de ronde schijf en draait die naar
wens om de luchtstroom te richten.
De ventilatieopeningen bevinden zich op de vol-
gende plekken:
- twee boven op het centrale dashboard (A);
- twee aan de voorzijde van het centrale dashboard
(E);
- twee aan de achterzijde van de stoel van de
bestuurder (A);
- twee onder de stoel, een aan de voorkant, de
ander aan de achterkant (D);
- twee op de stijlen van de cabine, rechts en links
(B);
- twee in het plafond, voor en achter het hoofd van
de bestuurder (C).
OPMERKING: De ventilatieopeningen (B) en (C)
zijn slechts aanwezig wanneer er airconditioning
(optioneel) aanwezig is.
Luchtcirculatie
De bediening van de luchtcirculatie bevindt zich
onder de stoel aan de linkerzijde.
- Wanneer de knop (1) gedraaid is in de richting van
symbool (2) komt er geen lucht binnen van buiten
en is de modus luchtcirculatie geactiveerd.
- Wanneer de knop gedraaid is in de richting van
symbool (3) stroomt er lucht van buiten naar bin-
nen.
4-54
96
97
98