11. Wanneer de motor loopt controleer de indikators
en de indikatie lampen om ervan overtuigd te
zijn dat alle systemen korrekt werken.
12. Gebruik het koppelings pedaal, laat de motor op
halve snelheid lopen tot hij de normale bedie-
nings temperatuur bereikt heeft.
OPMERKING: Laat de motor niet te lang op statio-
nair stand lopen, omdat dit de formatie van bezink-
sel
in
de
olie
kan
omstandigheden van gebruik en veiligheid dit toela-
ten, laat de motor op volle snelheid lopen.
STARTEN VAN DE MOTOR IN KOUD WEER MET EEN LUCHT-VOORVERWARMER
(GRID HEATER) (Indien gemonteerd)
U moet deze startprocedure gebruiken wanneer de
temperatuur lager is dan 5 °C.
1. Voer de stappen 1 en 8 van de normale motor
start procedure uit.
2. Wacht tot het verklikkerlampje (1) is gedoofd.
OPMERKING: U hebt ongeveer 30 seconden om de
motor te starten; daarna moet u de procedure
opnieuw beginnen.
3. Voer de stappen 11 en 12 van de normale motor
start procedure uit.
DOMPELVERWARMING VOOR STARTEN BIJ
KOUD WEER, TEMPERATUUR LAGER DAN
-18 °C (Indien gemonteerd)
Dit verwarmingssysteem moet worden gebruikt
wanneer de temperatuur onder de -18 °C is gezakt
tot -29 °C.
Als de temperatuur lager is dan -18 °C, is een ver-
warming beschikbaar, die ondergedompeld is in de
koelvloeistof.
Deze in de koelvloeistof gedompelde verwarming is
werkzaam tot -29 °C wanneer deze wordt gebruikt in
combinatie met de lucht-voorverwarmer.
Raadpleeg uw Dealer.
Deze verwarming werkt op 115 V of 230 V wissel-
stroom (al naargelang het type).
SECTIE 5 - BEDIENINGSINSTRUKTIES
veroorzaken.
Wanneer
3
5-5