3
G
EBRUIKERSINTERFACE
5. Geef voor de primaire code aan waar in de objectglascode die op het objectglasetiket is
afgedrukt, het segment begint dat door het Genius Digital Diagnostics System voor de
objectglascode wordt gebruikt. Tik op Lengte of Teken:
•
Als het eindpunt altijd hetzelfde aantal tekens is vanaf het beginpunt van het segment,
zoals 8 tekens, gebruik dan het veld Lengte.
•
Als het eindpunt altijd een bepaald teken is, zoals het koppelteken, gebruikt u de
instelling Teken.
•
Als het einde van het segment dat moet worden gebruikt in de objectglascode voor het
Genius Digital Diagnostics System het einde is van de afgedrukte objectglascode, laat dan het
veld 'Lengte' leeg.
6. Gebruik voor de primaire code het toetsenbord op het aanraakscherm om de lengte of het
eindteken voor het segment aan te geven. Tik bijvoorbeeld op de 8 om aan te geven dat het
segment 8 tekens nadat het is begonnen eindigt, of tik op het koppelteken om aan te geven
dat het segment eindigt bij het koppelteken.
Opmerking:
Het einde van het segment wordt behandeld als een grens en dit teken wordt niet
opgenomen in de objectglascode van het Genius Digital Diagnostics System.
De identificatiecode eindigt vóór het ingevoerde teken.
7. Tik op de knop Inschakelen om een secundaire code te configureren.
Selecteer Inschakelen niet als uw laboratorium meerdere objectglazen van een enkele
Non-Gyn-casus niet samen hoeft te groeperen. Ga verder naar stap 12.
8. Geef voor de secundaire code aan waar in de objectglascode die op het objectglasetiket is
afgedrukt, het unieke segment in de objectglascode begint voor een objectglas dat onderdeel
is van een Non-Gyn-casus.
Tik op Teken of Positie:
•
Als het beginpunt een bepaald teken in de afgedrukte objectglascode is, zoals een
koppelteken, tikt u op de knop Teken om dat teken in te voeren.
•
Als het beginpunt een bepaalde positie in de afgedrukte objectglascode is, zoals het vijfde
teken, tikt u op de knop Positie om de positie in te voeren.
•
Als het eerste teken van het unieke segment het eerste teken van de afgedrukte
objectglascode is, laat u het veld 'Positie' leeg.
9. Gebruik voor de secundaire code het toetsenbord op het aanraakscherm om aan te geven bij
welk teken of welke positie het segment begint. Tik bijvoorbeeld op het koppelteken om aan
te geven dat het segment na het koppelteken begint, of tik op de 5 om aan te geven dat het
segment na het vijfde teken begint.
Opmerking:
Het begin van het segment wordt beschouwd als een grens en dit teken wordt niet
opgenomen in de secundaire code. De identificatiecode begint na het ingevoerde teken.
10. Geef voor de secundaire code aan waar, in de afgedrukte objectglascode, het unieke segment
in de objectglascode eindigt voor een objectglas dat onderdeel is van een Non-Gyn-casus.
3.34 Gebruikershandleiding Genius™ digitale imager