VERSNELLINGSHENDEL/STUURBEKRACHTIGING
1
Inschakelen achteruitversnelling
Bij stilstaande auto, schakelt u eerst in neu-
traal en vervolgens verplaatst u de versnel-
lingshendel in de achteruitversnelling.
Auto's met een handgeschakelde versnel-
lingsbak: volg de tekening op de knop 1 van
de hendel en, afhankelijk van de uitvoering
van de auto, trek de ring 2 omhoog tegen de
knop om de achteruitversnelling in te scha-
kelen.
2.10
De achteruitrijlichten gaan branden, zodra
de achteruitversnelling is ingeschakeld en
het contact aanstaat.
Auto's voorzien van parkeerhulp: raadpleeg
de paragraaf "Parkeerhulp" in hoofdstuk
2 voor meer bijzonderheden.
2
bilair) kunt u de auto beschadigen (bij-
voorbeeld: vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
Bij een botsing tegen de onder-
kant van de auto (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
stoeprand of ander stadsmeu-
Stuurbekrachtiging
Laat het stuurwiel niet te lang in een uiterste
stand gedraaid staan om beschadiging van
de stuurbekrachtigingspomp te voorkomen.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het parkeren is er veel bekrachtiging
(voor meer comfort) en met het toenemen
van de snelheid vermindert de bekrachtiging
(voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.