VERLiChTiNg
1
2
u
Markeringslichten
Draai het einde van de schake-
laar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het
merkteken 3.
Het instrumentenpaneel wordt verlicht, de
lichtsterkte kan geregeld worden met de kar-
telknop 2.
3
1
k
Dimlicht
handbediend
Draai het einde van de schakelaar 1 tot
het symbool zichtbaar wordt bij het merkte-
ken 3.
In alle gevallen licht een controlelampje op
het instrumentenpaneel op.
Automatische werking
Als de motor draait, schakelen de dimlichten
automatisch in als het buiten donker wordt
en uit als het weer licht wordt, zonder dat
de schakelaar 1 (stand 0) gebruikt hoeft te
worden.
Deze functie kan ingeschakeld of uitgescha-
keld worden.
Uitschakelen: contact aan met stil-
staande auto, draai de schakelaar 1 twee
keer achter elkaar van stand 0 in de stand
markeringslichten. Een geluidssignaal
bevestigt deze handeling en het bericht
"Lichtautomaat uit" wordt weergegeven.
inschakelen: contact aan met of zonder
draaiende motor, draai de schakelaar 1
twee keer achter elkaar van stand 0 in
de stand markeringslichten. Het bericht
"Lichtautomaat aan" wordt weergegeven.
Om het grootlicht in te schakelen trekt u
de schakelaar 1 naar u toe. Trek deze nog
een keer naar u toe om de dimlichten weer
in te schakelen.
De lichten gaan uit na het afzetten van de
motor als het bestuurdersportier wordt ge-
opend of als de auto wordt vergrendeld met
de RENAULT card.
1.65