RUiTENWiSSER EN -SPROEiER AChTER
Y
Achterruitwisser met
interval
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
p
Ruitenwisser en -sproeier
achter
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter-
ruitwisser werken.
1.72
1
Bijzonderheid
De achterruitwisser komt met tussenpozen
in werking als u de achteruitversnelling in-
schakelt terwijl de ruitenwissers van de
voorruit in werking zijn.
Voordat u de ruitenwisser achter gebruikt
moet u controleren of niets de beweging
van de wisser hindert.
2
Controleer als het vriest, voordat u weg-
rijdt, of de ruitenwissers voor en achter
niet aan het glas zijn vastgevroren.
De wissermotor kan hierdoor te warm
worden.
Controleer regelmatig de staat van de
ruitenwisserbladen. Zodra hun werking
1
afneemt moet u ze vervangen, ongeveer
eens per jaar.