SNELHEIDSREGELAAR/-BEGRENZER: begrenzerfunctie
Overschrijden van de
maximumsnelheid
Noodsituaties
Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-
mumsnelheid te overschrijden door snel en
zo diep mogelijk het gaspedaal in te druk-
ken (voorbij het "zware punt").
Tijdens het inhalen knippert de snelheid op
het instrumentenpaneel (infoscherm) om u
te waarschuwen.
Als de noodsituatie voorbij is, laat u het gas-
pedaal los: de functie snelheidsbegrenzer
komt weer terug zodra u een snelheid be-
reikt die onder de maximum ingestelde snel-
heid ligt.
Onmogelijkheid om de ingestelde
maximumsnelheid vast te houden
Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij-
voorbeeld in het geval van een steile afda-
ling) de ingestelde snelheid niet gehand-
haafd kan worden door het systeem, knippert
de ingestelde snelheid op het instrumenten-
paneel om u te waarschuwen.
1
Uitschakelen van de functie
De functie snelheidsbegrenzer wordt onder-
broken als u drukt op:
– de toets 4, in dit geval blijft de ingestelde
snelheid in het geheugen bewaard;
– de toets 1, in dit geval verdwijnt de snel-
heid uit het geheugen.
Het doven van het controlelampje op het in-
strumentenpaneel bevestigt dat deze functie
uitgeschakeld is.
(vervolg)
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opgeno-
men, is het mogelijk deze op te roepen door
op de toets 3 te drukken.
3
4
2.31