SNELHEIDSREGELAAR/BEGRENZER: regelaarfunctie
2
5
Onderbreken van de functie
De functie wordt onderbroken als u drukt
op:
– het rempedaal,
– het koppelingspedaal of het in neutraal
schakelen voor de auto's met automati-
sche transmissie,
– de toets 4.
In de drie gevallen blijft de ingestelde snel-
heid in het geheugen bewaard.
Opnieuw inschakelen van de
ingestelde snelheid
Als een snelheid in het geheugen is opgesla-
gen, kunt u deze oproepen door te drukken
op de toets 3 als u sneller rijdt dan ongeveer
30 km/u en als de verkeersomstandigheden
dat toelaten (drukte, staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.).
3
4
Een druk op de toetsen 2 of 5 schakelt
de regelaarfunctie weer in zonder reke-
ning te houden met de snelheid die in het
geheugen is vastgelegd: het is de snel-
heid van de auto op dat moment, waar-
mee rekening wordt gehouden.
(vervolg)
Uitschakelen van de functie
Druk op de toets 1. In dat geval staat de
snelheid niet in het geheugen.
Het doven van het controlelampje op het in-
strumentenpaneel bevestigt dat deze functie
uitgeschakeld is.
moet remmen door het rempedaal in te
drukken.
1
Het onderbreken of uitschake-
len van de snelheidsregelaar
brengt geen snelle snelheids-
vermindering met zich mee: u
2.35