68
Stoelen, veiligheidssystemen
Kinderveiligheidssyste‐
men
9 Waarschuwing
Wanneer een kinderveiligheids‐
systeem op de passagiersstoel
voorin wordt gebruikt, moeten de
airbagsystemen voor de passa‐
giersstoel voorin worden uitge‐
schakeld; zo niet, dan kan het in
werking treden van de airbags het
leven van het kind in gevaar bren‐
gen.
Dit is vooral van belang wanneer
naar achteren gerichte kindervei‐
ligheidssystemen op de passa‐
giersstoel voorin worden gebruikt.
Airbag deactiveren 3 66.
Airbaglabel 3 62.
Wij raden een kinderveiligheidssys‐
teem aan dat specifiek voor de auto
is bedoeld. Neem contact op met uw
werkplaats voor meer informatie.
Let bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem op de volgende
gebruiksaanwijzingen en montage‐
voorschriften en houd u bovendien
aan de instructies die bij het kinder‐
veiligheidssysteem werden geleverd.
Houd u altijd aan de plaatselijke of
landelijke voorschriften. In sommige
landen is het gebruik van kindervei‐
ligheidssystemen op bepaalde
zitplaatsen verboden.
Kinderveiligheidssystemen kunnen
worden vastgezet met:
● Driepuntsgordel
● ISOFIX-steunen
● Top-Tether
Driepuntsgordel
Kinderveiligheidssystemen kunnen
met een driepuntsgordel worden
vastgezet 3 59.
Afhankelijk van de afmetingen van de
gebruikte kinderveiligheidssystemen
en de modelvariant, kunnen kinder‐
veiligheidssystemen worden beves‐
tigd op bepaalde zitplaatsen achterin
op de 2e en 3e rij. Na het bevestigen
van het kinderzitje moet de veilig‐
heidsgordel worden omgedaan
3 70.
ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
Bevestig de voor de auto goedge‐
keurde ISOFIX-kinderveiligheidssys‐
temen aan de ISOFIX bevestigings‐
beugels.
Bij gebruik van ISOFIX -bevestigings‐
beugels mogen algemeen voor
ISOFIX goedgekeurde kinderzitjes
worden gebruikt.