102
Instrumenten en bedieningsorganen
Schakel motor uit
C brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
De auto zo spoedig mogelijk stoppen
en de motor uitschakelen.
Kan oplichten in combinatie met een
ander controlelampje of een melding
op het Driver Information Center
3 106.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Remsysteem
R brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
R brandt (mogelijk in combinatie met
C) als het remvloeistofpeil te laag is
3 289 of bij een storing in het remsys‐
teem.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Remsysteem 3 258.
Handrem
j brandt rood.
Controlelamp j blijft branden
wanneer de handrem wordt aange‐
trokken en dooft wanneer de hand‐
rem wordt losgezet 3 259.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Brandt onderweg wanneer er een
storing in het ABS is. Het remsysteem
blijft werken maar zonder ABS-rege‐
ling.
Antiblokkeersysteem 3 258.
Schakelen
b of a brandt op het Driver Infor‐
mation Center.
Gaat branden wanneer voor zuinig
rijden schakelen wordt aanbevolen.
ECO-modus 3 238.
Variabele
stuurbekrachtiging
§ brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Brandt onderweg
Er is een storing in de stuurbekrach‐
tiging.
Kan samen met controlelampje C
oplichten.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.