316
Verzorging van de auto
3. Auto's met voorwielaandrijving:
Bevestig mits aanwezig de verho‐
ger aan het hefplateau wanneer u
een voorwiel verwisselt.
Auto opkrikken door de hefpla‐
teautap (boordgereedschap
3 305) recht onder het kriksteun‐
punt te plaatsen dat zich het
dichtst bij het te verwisselen wiel
bevindt.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De krik‐
voet dient loodrecht onder het
kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
Wielsleutel aan de krik bevestigen
en de auto met de sleutel opkrik‐
ken totdat het wiel van de grond
komt.
Auto's met achterwielaandrijving:
Ga te werk zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing bij de hydrau‐
lische krik (boordgereedschap
3 305) en zet de vereiste onder‐
delen volgens de specificaties in
elkaar.
Adapter plaatsen bij het krikgat
dat het dichtst bij het desbetref‐
fende wiel zit.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De kop
van de krik moet op een lijn met
het krikgat zijn. Krik oppompen
door op de wielsleutel / adapters
te drukken, om de grondplaat
goed te plaatsen.
De auto met de wielsleutel opkrik‐
ken totdat het wiel van de grond
komt.
4. Wielbouten / -moeren geheel
losdraaien en met een doek
schoonvegen.
Wielbouten / -moeren bewaren op
een plek waar de schroefdraden
niet verontreinigd raken.
5. Wiel verwisselen.
6. Wielbouten / -moeren indraaien.
Gebruik de afzonderlijk meegele‐
verde bouten voor het tijdelijke
reservewiel. Deze mogen alleen
voor het tijdelijke reservewiel
worden gebruikt. Raadpleeg een
label op het tijdelijke reservewiel.
7. Auto neerlaten.
8. Breng de wielsleutel aan (zet
afhankelijk van de auto de wiel‐
sleutel op adapters), controleer of
deze goed zit en haal elke wiel‐
bout / -moer kruislings aan.
Aanhaalkoppel is: 172 Nm