(voorwielaandrijving), 235 Nm
(achterwielaandrijving met
dubbele banden achter), 264 Nm
(achterwielaandrijving met enkele
banden achter).
9. Wieldop terugplaatsen.
Achterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden: Breng de
ventielverlenger aan op het
binnenste achterwiel voordat u de
wieldop aanbrengt.
Let op
Breng, indien van toepassing, anti‐
diefstalbouten aan het dichtst bij het
ventiel van de band (anders is het
wellicht niet mogelijk om de wieldop
weer aan te brengen).
10. Het vervangen wiel 3 317 en het
boordgereedschap 3 305 opber‐
gen.
11. Nieuwe wiel op de auto laten
uitbalanceren. Bandenspanning
3 333 van het gemonteerde wiel
alsmede het aanhaalmoment van
de wielbouten / -moeren zo spoe‐
dig mogelijk controleren.
Defecte band laten vervangen of
repareren.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van
de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
dit geval geldt er een toegestane
maximumsnelheid, ook al wordt dit
niet op een label op het reservewiel
aangegeven.
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel zit met een spil onder
het frame van de auto en wordt vast‐
gezet door een kabel met de wielsleu‐
tel en de adapters (modelspecifiek)
vast te draaien.
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Verzorging van de auto
Maak het reservewiel los door de
kabel met de wielsleutel en de adap‐
ters (modelspecifiek) uit de afge‐
beelde sleuf te halen en laat het wiel
geheel zakken door de sleutel
rechtsom te draaien.
Voorzichtig
Laat het reservewiel alleen met de
wielsleutel en de adapters (model‐
specifiek) zakken.
Het gebruik van pneumatisch
gereedschap is verboden. Hier‐
door kunnen de lierkabel en de
uitrusting beschadigd raken.
317