222
Klimaatregeling
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in
de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 241.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
n uitschakelen.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen
beslaan. De kwaliteit van de
binnenlucht neemt na verloop van
tijd af, wat tot vermoeidheidsver‐
schijnselen bij de inzittenden kan
leiden.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur
● luchtverdeling (ï of î) en menu
selecteren
● luchtdebiet x
AUTO
: automatische modus
: luchtrecirculatie
u
: ontwasemen en
V
ontdooien
: achterruitverwarming,
Ü
buitenspiegelverwarming
A/C OFF : airconditioning uitscha‐
kelen
Verwarmbare achterruit Ü 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 41.
Verwarmde stoelen ß 3 54.
De voorgeselecteerde temperatuur
wordt automatisch geregeld. In de
automatische modus regelen het
luchtdebiet en de luchtverdeling auto‐
matisch de luchtstroom.
Het systeem kan met de luchtverde‐
ling en de luchtstroomknoppen hand‐
matig worden aangepast.
Het elektronische klimaatregelsys‐
teem werkt uitsluitend geheel als de
motor draait.
Bedek de sensor op het instrumen‐
tenpaneel voor een goede werking
niet.