112
Verlichting
Verlichting
Rijverlichting
Lichtschakelaar
Buitenste lichtschakelaar draaien:
: uit
7
: zijmarkeringslichten
0
9 P : dimlicht of grootlicht
AUTO : automatische verlichting:
koplampen worden automa-
tisch in- en uitgeschakeld.
Controlelamp stadslichten F
3 105.
Controlelamp dimlicht 9 3 105.
Controlelamp grootlicht P 3 105.
Zijmarkeringslichten
Zijmarkeringslichten branden samen
met de stadslichten.
Automatische verlichting
Bij het inschakelen van de automati-
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem afhanke-
lijk van het omgevingslicht tussen het
dagrijlicht (voor zover aanwezig) en
de koplampen.
Om veiligheidsredenen moet de licht-
schakelaar altijd in stand AUTO blij-
ven.
Dagrijlicht 3 115.