Instelling eindcontact
9 Instelling eindcontact
Bij de uitvoering met inductief eindcontact
bevindt zich op de draaias van de positioner
een instelbare besturingsmarkering (1), die
de naderingsschakelaar (3) bedient.
Voor de werking van het inductieve eindcon-
tact moet in het uitgangsstroomcircuit een
dienovereenkomstige schakelversterker
(hoofdstuk 5.2.1) ingeschakeld worden.
Wanneer de besturingsmarkering (1) zich in
het veld van de initiator bevindt, krijgt deze
een hoge ohmwaarde. Wanneer de marke-
ring niet meer in dit veld ligt, krijgt de initia-
tor een lage ohmwaarde.
Normaliter wordt het eindcontact dusdanig
ingesteld dat er in een eindpositie een sig-
naal voorhanden is. Het schakelpunt kan
Stelschroef (2)
Beeld 24: Instelling eindcontact
80
echter ook voor het signaleren van een tus-
senpositie worden ingesteld.
De gewenste schakelfunctie — of het uit-
gangsrelais dicht of open moet zijn wanneer
de besturingsmarkering in de naderings-
schakelaar gaat — moet eventueel aan de
schakelversterker geselecteerd worden.
Informatie
Het inductieve eindcontact vervangt het soft-
ware-eindcontact A1 met klembenaming
+41/–42.
Iedere schakelpositie kan naar keuze gesig-
naleerd worden door het binnen- en buiten-
gaan van de besturingsmarkering.
Het tweede software-eindcontact blijft onbe-
perkt voorhanden; de functie van het soft-
ware-eindcontact A1 is uitgeschakeld.
Besturingsmarkering (1)
Naderingsschakelaar (3)
EB 8384-2 NL