Aanbouw aan regelventiel – montagedelen en accessoires
5. Vormafdichting (6.2) in de groef van de
adapterhoek plaatsen.
6. Vormafdichting (17.1) in de bochtplaat
(17) plaatsen en de bochtplaat (17.2)
aan het adapterblok (13) monteren.
7. Afsluitplaat (18) met schroeven (18.1) op
de bochtplaat monteren; erop letten dat
de afdichtingen goed vastzitten.
Informatie
In plaats van de afsluitplaat (18) kan ook een
magneetventiel gemonteerd worden; de mon-
tagepositie van het magneetventiel wordt
door de oriëntatie van de bochtplaat (17) be-
paald. Alternatief kan ook een smoorplaat
gemonteerd worden; zie u AB 11.
8. Adapterblok (13) met schroeven (13.1)
aan het NAMUR-verbindingsblok beves-
tigen.
9. Ontluchtingsstop aan de aansluiting Exh.
aanbrengen.
10. Positioner dusdanig op het adapterblok
(13) plaatsen dat de sensorstift (2) in de
spleet van de meenemerplaat (3, 3.1)
komt te liggen. Hefboom (1) dienover-
eenkomstig verstellen.
De positioner met de beide bevestigings-
schroeven (6.3) aan het adapterblok
(13) vastschroeven; erop letten dat de
vormafdichting (6.2) goed vastzit.
11. Bij enkelvoudige aandrijvingen zonder
veerkamerbeluchting aansluiting Y1 van
het adapterblok met de regeldrukaanslui-
ting van de aandrijving verbinden. Aan-
sluiting Y2 van een draadnippel voor-
zien.
32
Bij dubbelwerkende aandrijvingen en
bij aandrijvingen met veerkamerbeluch-
ting aansluiting Y2 van het adapterblok
met de regeldrukaansluiting van de
tweede aandrijvingskamer of de veerka-
mer met de aandrijving verbinden.
EB 8384-2 NL