Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Samson 3730 Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 57

Verberg thumbnails Zie ook voor 3730:
Inhoudsopgave

Advertenties

moeten beschermd worden tegen uitwaaieren,
bv. met adereindhulzen. Bij aansluiting mid-
dels twee gescheiden kabels of leidingen kan
een aanvullende kabelwartel gemonteerd
worden. Niet gebruikte kabeldoorvoeringen
moeten met blinde afdichtingen worden afge-
sloten. Apparaten die in omgevingstemperatu-
ren van minder dan –20 °C gebruikt worden,
moeten metalen kabeldoorvoeringen hebben.
Zone 2-/zone 22-bedrijfsmiddelen
Voor bedrijfsmiddelen die overeenkomstig het
type ontstekingsbescherming Ex nA II (niet
vonkende bedrijfsmiddelen) overeenkomstig
EN 60079-15:2003 gebruikt worden, geldt
dat het verbinden en onderbreken alsook het
schakelen van stroomcircuits onder spanning
alleen toegestaan is bij de installatie en het
onderhoud of voor reparatiedoeleinden.
Voor bedrijfsmiddelen die in stroomcircuits
met energiebegrenzing van het type ont-
stekingsbescherming Ex nL (bedrijfsmidde-
len met energiebegrenzing) overeenkomstig
EN 60079-15:2003 aangesloten worden,
geldt dat deze bedrijfsmiddelen bedrijfsma-
tig geschakeld mogen worden.
Voor het aaneenschakelen van de bedrijfs-
middelen met stroomcircuits met energiebe-
grenzing van de beschermingsklasse Ex nL
IIC gelden de toegestane maximumwaar-
den van de conformiteitsverklaring en de
aanvullingen op de conformiteitsverklaring.
Kabeldoorvoering
Kabeldoorvoering met kabelwartel M20 x
1,5, klembereik 6 tot 12 mm.
Er is een tweede behuizingsboring M20 x
1,5 voorhanden; hier kan indien nodig een
aanvullende aansluiting geïnstalleerd wor-
den. De schroefklemmen zijn uitgevoerd voor
draaddiameter 0,2 tot 2,5 mm², aanhaalmo-
menten van de schroeven 0,5 tot 0,6 Nm.
EB 8384-2 NL
De leidingen voor de gewenste waarde moe-
ten op de behuizingsklemmen 11 en 12 ge-
zet worden.
Er mag slechts één stroombron aangesloten
worden. Indien de gewenste waarde 22 mA
overschrijdt, verschijnt op de LC-weergave
de waarschuwing OVERLOAD.
KENNISGEVING
!
Beschadiging van het apparaat door aan-
sluiting van een spanningsbron (U ≥ 7 V of
U ≥ 2 V bij polarisatie)!
Alleen stroombron gebruiken, geen span-
ningsbron!
Er is geen algemene aansluiting op een po-
tentiaalvereffeningsleiding vereist. Indien er
desalniettemin een aansluiting noodzakelijk
is, kan de potentiaalvereffeningsleiding bin-
nen in het apparaat aangesloten worden.
Naargelang de uitvoering is de positioner
met inductieve grenswaardemelders en/of
een magneetventiel uitgerust.
De klepstandmelder wordt met tweedraads-
techniek gebruikt.
De voedingsspanning bedraagt in de regel
24 V DC. De spanning direct aan de aansl-
uitklemmen van de klepstandmelder mag bij
inachtneming van de aanvoerleidingsweer-
standen tussen ten minste 12 V en ten hoog-
ste 30 V DC liggen.
De aansluitingsbezetting vindt u in Beeld 20
of op het plaatje op de klemlijst.
KENNISGEVING
!
Bedrijfsstoring door onder de minimale stro-
ming te zakken!
Niet onder de toegestane gewenste waarde
van 3,8 mA zakken.
Aansluitingen
57

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

3730-2

Inhoudsopgave