5 Vervolgens verplaatst de TNC het gereedschap naar het laatste
punt van de tweede lijn en voert daar de bewerking uit.
6 Van daaruit positioneert de TNC het gereedschap in negatieve
richting van de hoofdas naar het startpunt van de volgende
bewerking.
7 Dit proces (5-6) herhaalt zich, totdat alle bewerkingen van de
tweede lijn zijn uitgevoerd.
8 Aansluitend verplaatst de TNC het gereedschap naar het startpunt
van de volgende lijn.
9 In een pendelbeweging worden alle verdere lijnen afgewerkt.
Startpunt 1e as Q225 (absoluut): coördinaat van het
startpunt in de hoofdas van het bewerkingsvlak.
Startpunt 2e as Q226 (absoluut): coördinaat van het
startpunt in de nevenas van het bewerkingsvlak.
Afstand 1e as Q237 (incrementeel): afstand tussen
de afzonderlijke punten op de lijn.
Afstand 2e as Q238 (incrementeel): afstand tussen
de afzonderlijke lijnen.
Aantal kolommen Q242: aantal bewerkingen op de
lijn.
Aantal regels Q243: aantal lijnen.
Rotatiepositie Q224 (absoluut): hoek, waarom het
totale patroon wordt geroteerd; het rotatiecentrum
ligt in het startpunt.
Veiligheidsafstand Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak.
Coörd. werkstukoppervlak Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak.
2e veiligheidsafstand Q204 (incrementeel):
coördinaat spilas waarin botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is
HEIDENHAIN TNC 310
Y
Q226
Q225
Z
Q200
Q203
Q238
Q224
X
Q204
X
129