De meting voor de middenverstelling van het tastsysteem wordt na
het kalibreren van de effectieve tastkogelradius uitgevoerd.
Tastkogel in HANDBEDIENING in de boring van de instelring
positioneren.
Kalibreerfunctie voor de radius van de tastkogel en
de middenverstelling van het tastsysteem kiezen:
softkey KAL. R indrukken.
Gereedschapsas kiezen, radius van de instelring
ingeven.
Tasten: 4 x NC-START-toets indrukken. Het 3D-
tastsysteem tast in elke asrichting een positie van
de boring en berekent de effectieve radius van de
tastkogel.
Wanneer de kalibreerfunctie nu beëindigd moet
worden, dan softkey END indrukken.
Middenverstelling van de tastkogel bepalen:
softkey „180°" indrukken. De TNC roteert het
tastsysteem 180°.
Tasten: 4 x NC-START-toets indrukken. Het 3D-
tastsysteem tast in elke asrichting een positie in de
boring en berekent de middenverstelling van het
tastsysteem.
Kalibreerwaarden weergeven
De TNC slaat de effectieve lengte, de effectieve radius en het getal
van de middenverstelling van het tastsysteem op en houdt met
deze waarden rekenings als het 3D-tastsysteem opnieuw gebruikt
wordt. Om opgeslagen waarden te tonen, druk op KAL. L en KAL. R.
Scheve ligging van het werkstuk compenseren
Een scheve opspanning van het werkstuk wordt door de TNC
rekenkundig door een „basisrotatie" gecompenseerd.
Hiervoor wordt de rotatiehoek op de hoek ingesteld die een
werkstukoppervlak met de hoekreferentie-as van het
bewerkingsvlak moet insluiten. Zie afbeelding rechtsonder.
Tastrichting voor het meten van de scheve ligging van
het werkstuk altijd loodrecht op de hoekreferentie-as
kiezen.
Om ervoor te zorgen, dat de basisrotatie tijdens de
programma-afloop juist verrekend wordt, moeten in de
eerste verplaatsingsregel beide coördinaten van het
bewerkingsvlak geprogrammeerd worden.
204
Y
Y
PA
X
X
A
B
12 3D-tastsystemen