FN15: PRINT
Teksten of Q-parameters uitgeven
Data-interface instellen: bij het menupunt INTERFACE
RS232 wordt het pad vastgelegd, waaronder de TNC de
teksten of de waarden van Q-parameters moet opslaan.
Zie „13.4 MOD-functies, data-interface instellen" .
Met de functie FN15: PRINT kunnen waarden van Q-parameters en
foutmeldingen via de data-interface uitgegeven worden, b.v. naar een
printer. Wanneer de waarden naar een computer uitgegeven worden,
slaat de TNC de gegevens op in het bestand %FN15RUN.A (uitgave
in programma-afloop) of in het bestand %FN15SIM.A (uitgave in
programmatest).
Dialogen en foutmeldingen uitgeven met FN15:
PRINT „getalwaarde"
Getalswaarde 0 t/m 99:
vanaf 100:
Voorbeeld: dialoognummer 20 uitgeven
67 FN 5:PRINT 20
Dialogen en Q-parameters uitgeven met FN15:
PRINT „Q-parameters"
Toepassingsvoorbeeld: protocolleren van een werkstukmeting.
Er kunnen max. zes Q-parameters en getalswaarden tegelijkertijd
uitgegeven worden. Deze worden d.m.v. schuine strepen
gescheiden.
Voorbeeld: dialoog 1 en getalswaarde Q1 uitgeven
70 FN 5:PRINT
/Q
168
dialogen voor fabrikantencycli
PLC-foutmeldingen
10 Programmeren: Q-parameters