Startkabels gebruiken
Duw of trek het voertuig nooit om het aan de praat te
krijgen.
Controleer of het voltage van de twee accu's gelijk
is (12 V) en of de startkabels goedgekeurd zijn voor
voertuigaccu's van 12 V.
Starten
1 Zet de twee voertuigen zo dicht mogelijk bij elkaar.
2 Schakel alle elektrische apparaten uit.
3 Sluit de positieve polen (+) van de twee accu's op elkaar
aan met de rode startkabel.
4 Sluit de zwarte startkabel aan tussen de negatieve pool (-)
van de accu die de stroom levert en het massapunt (niet de
negatieve pool) van de accu die de stroom ontvangt.
182
Wat te doen in een noodsituatie
5 Controleer of de aansluitingen goed zijn aangebracht.
6 Verifieer dat de startkabel geen contact maakt met
bewegende delen wanneer de motor wordt gestart.
7 Controleer of de parkeerremmen van beide voertuigen zijn
aangetrokken en de schakelhendel in de stand P staat.
Starten
Start het voertuig dat stroom levert en laat de motor
verschillende minuten stationair draaien.
1 Start het voertuig dat starthulp nodig heeft.
2 Laat de motor minstens twee minuten draaien als het
voertuig gestart is.
Opmerking: als het voertuig ook na meerdere pogingen
niet wil starten, heeft het onderhoud nodig.
Opmerking: als na het starten van het voertuig het
storingslampje op het combi-instrument verschijnt, kan
dit te wijten zijn aan een te lage accuspanning. Probeer
het voertuig uit en weer in te schakelen wanneer de
accuspanning weer stabiel is (het voertuig kan zelfstandig
worden gestart zonder startkabels te gebruiken). Als het
storingslampje op het combi-instrument van het voertuig
na meerdere pogingen blijft branden, moet het voertuig
waarschijnlijk worden gerepareerd. Neem contact op met
de onderhoudsdealer om het probleem te laten verhelpen.