Overig
• Als de accu volledig is opgeladen, ontkoppelt u de
laadkabel. Wanneer het opladen moet worden gestopt, haalt
u eerst de laadstekker uit het voertuig en verwijdert u de
stekker aan de kant van de stroomvoorziening.
• Wanneer bij regenachtig weer wordt opgeladen, moet
worden voorkomen dat regen in de laadaansluiting en
laadstekker komt.
• Controleer voordat u gaat opladen de stekker/aansluiting op
vervorming, zwarte delen of ablatie en vervang deze direct
wanneer er afwijkingen zijn. Zelfs als er geen afwijkingen
zijn, dient deze na 3 jaar vervangen te worden.
• Wanneer u tijdens het opladen een rare lucht ruikt, rook ziet
of wanneer er sprake is van oververhitting, dient u direct het
laadcircuit uit te schakelen, het opladen te stoppen en de
stekker en aansluiting te controleren.
• Wanneer het storingslampje te hoge temperatuur van de
laadkabel brandt, controleert u de stekker/aansluiting op
vervorming, zwarte delen of ablatie en vervangt u deze
direct wanneer er afwijkingen worden geconstateerd.
Starten en rijden
Vereisten voor de oplaadomgeving
• In sommige modules van de laadapparatuur kunnen
vonken ontstaan. Om ongelukken te voorkomen, mag niet
worden opgeladen bij benzinepompen en op plaatsen waar
brandbare gassen of vloeistof aanwezig zijn.
• De laadduur wordt beïnvloed door de buitentemperatuur. Het
opladen duurt langer bij lage temperaturen.
2
105