Aanpassingsmodus voor het energieregeneratieniveau
Nadat u de schakelhendel van de stand D naar rechts hebt
verplaatst, beweegt u de schakelhendel vooruit of achteruit om
de aanpassingsmodus voor het energieregeneratieniveau te
activeren. Om terug te schakelen naar de stand D, verplaatst u
de schakelhendel terug naar links.
+: druk de schakelhendel één keer naar voor om het
energieregeneratieniveau een stand te verhogen.
-: trek de schakelhendel één keer naar achter om het
energieregeneratieniveau een stand te verlagen.
Automatisch terugkeren naar stand P
Wanneer de contactschakelaar niet naar OFF (UIT) is gedraaid
en de bestuurder het voertuig in de stand D of R laat staan,
schakelt het voertuig automatisch terug naar de stand P
om het risico op een botsing te voorkomen. Wanneer de
bestuurder het voertuig in de stand N laat staan, schakelt het
voertuig niet terug naar de stand P om ongelukken in een
wasstraat of tijdens het slepen van het voertuig te voorkomen.
De bestuurder moet rekening houden met het risico op
wegrollen in de stand N en de nodige maatregelen nemen om
wegrollen te voorkomen.
Opmerking: wanneer de contactschakelaar naar OFF
(UIT) wordt gedraaid, schakelt het voertuig automatisch
naar de stand P, ongeacht in welke versnelling het zich
momenteel bevindt. De contactschakelaar moet dus op
ON (AAN) blijven staan en de stand N moet ingeschakeld
zijn terwijl het voertuig zich in een wasstraat bevindt om
te voorkomen dat automatisch naar de stand P wordt
geschakeld wanneer de contactschakelaar naar OFF (UIT)
wordt gedraaid.
102
Starten en rijden
Oplaadvereisten
Over het algemeen is langzaam opladen van het
voertuig raadzaam. Regelmatig snel opladen dient te
worden voorkomen.
Controleer voor het opladen of de aansluitingen en
stekkers in goede staat verkeren.
Het
laadaansluiting van het voertuig te steken voordat
de laadapparatuur wordt ingeschakeld.
Tijdens het opladen mag omringend personeel geen
contact maken met operators, het voertuig en de
energievoorzieningsapparatuur.
Schakel na het opladen eerst de voeding van
de laadapparatuur uit, haal dan de laadstekker
uit de laadaansluiting van de carrosserie en
sluit de klep van de laadaansluiting en van het
laadaansluitingpaneel op de carrosserie.
Wanneer het laadpunt defect is, breng dan de
onderhoudsdienst van het laadpunt hiervan op de
hoogte.
Er kan worden opgeladen bij regenachtig weer, maar
in dat geval moeten maatregelen worden genomen
om de laadstekker en de laadaansluiting tegen
de regen te beschermen tijdens het aansluiten en
loskoppelen.
is
raadzaam
om
de
laadstekker
in
de