3 Open de klep op de laadaansluiting.
4 Verwijder de DC-laadstekker uit het laadstation.
5 Sluit de laadstekker aan op de laadapparatuur en schakel
de voeding van de laadapparatuur in volgens de instructies
op het laadstation.
Opmerking:
Controleer
laadapparatuur in orde is. Tijdens het opladen brandt
het "controlelampje laadstatus (geel)" op het combi-
instrument. Als de apparatuur na 3 opeenvolgende
pogingen niet kan worden opgeladen, probeer dan of
andere apparatuur wel werkt. Als die apparatuur wel kan
worden opgeladen, kan het zijn dat de eerder gebruikte
laadapparatuur beschadigd is.
108
Starten en rijden
voor
het
opladen
of
Opmerking: Controleer of de PP- en CP-pennen van de
laadstekker niet verroest zijn. Als dat wel het geval is,
maak deze dan schoon voordat u gaat opladen.
6 Als de laadstekker goed is aangesloten, gaat het
controlelampje van de laadaansluiting (rood) op het combi-
instrument branden.
Opmerking: Zorg ervoor dat de laadstekker volledig in
de laadaansluiting is gestoken zodat de elektronische
vergrendeling vergrendeld kan worden. Als deze niet
is vergrendeld, kan er niet worden opgeladen, zoals
hieronder aangegeven.
NIET OK
de
7 Tijdens het opladen brandt het "controlelampje laadstatus
(geel)" op het combi-instrument.
OK